Cathédrale Nôtre Dame, 13de eeuw beschilderd marmer, Lausanne. |
![]() |
OVERWEGINGEN
"Laten we het meer oversteken". Daarmee begint het verhaal van
Marcus. In de Griekse tekst van het evangelie komt het woord
'meer' evenwel niet voor. Volgens deze Griekse tekst zegt Jezus:
"Laten we oversteken". Misschien bedoelt hij het wel in
overdrachtelijke zin: het verhaal staat midden tussen een
aantal gelijkenissen over het koninkrijk van God.
De vertalers vonden het klaarblijkelijk nodig om - ter wille
van de duidelijkheid - te vermelden dat het in dit geval toch
wel moest gaan over het meer van Galilea. Daar waren Jezus en
zijn leerlingen immers op dat moment? Misschien hebben ze het
Lucasevangelie er naast gelegd: Lukas vertelt zo ongeveer
hetzelfde verhaal; en die laat Jezus wèl zeggen "Laten we het
meer oversteken". Een voorbeeld van historiserend bijbellezen:
antwoorden zoeken op vragen zoals 'waar was het?', 'wat
gebeurde en precies?' en 'wat heeft Jezus toen gezegd'?.
Persoonlijk zoek ik liever naar de verschillen, om te kijken
od valt te achterhalen wat een evangelist nu eigenlijk wil
vertellen.
Een verschil met het Lucasverhaal is dat in dat verhaal dan
ook het Griekse woord voor 'meer' voorkomt - limnè - : Marcus
laat dat woord niet horen. Marcus gebruikt aan het einde het
woord Griekse woord voor 'zee': thalassa. Het lijken zo op het
oog misschien onbelangrijk details. Maar: wie het verhaal
over Jona naast dat van Marcus legt kan zich niet aan de
indruk onttrekken dat de evangelist zich door dat verhaal
heeft laten inspireren. Het schip bijvoorbeeld, waarvan in
beide verhalen sprake is, heeft een prymnè: een achtersteven;
een gedeelte waarop je je kunt terugtrekken. Van Jezus wordt
dan ook gezegd dat hij daar, achter op het schip, gaat slapen.
Duidelijk is dus dat hier geen sprake van zo'n vissersbootje
zoals die in gebruik waren op het meer van Galilea. Dat lijkt
erop te wijzen dat Marcus bewust het beeld wil oproepen van
een storm op zee. "Wie is het toch, dat zelfs de winden en de
zee hem gehoorzamen?" Weliswaar gebruiken de vertalers van het
Marcusevangelie ook hier opnieuw het woord 'meer': dat is wel
consequent als je dat woord aan het begin eerst zelf invoegt,
maar nu staat er in het grieks toch ècht het woord 'thalassa',
de zee.
Wat zou Marcus met dit verhaal nu eigenlijk willen zeggen? Wat
zou hij voor een reactie aan zijn lezers willen ontlokken?
Er zijn een aantal mogelijkheden:
- misschien hoopt hij dat de lezers aan het einde zeggen:
"Werkelijk, Jezus is een groot profeet, groter dan Jona!" Op
die manier zou het profetische in Jezus worden benadrukt.
- een andere mogelijkheid is, dat Marcus zijn lezers het
antwoord wil ontlokken op de vraag, die de leerlingen zichzelf
stellen: "Wie is deze, dat zelfs de winden en de zee aan hem
gehoorzamen?" In dat geval moet de lezer wel concluderen: "Er
is er maar één antwoord mogelijk: God, de Ene!" Zo opgevat zou
de evangelist zijn lezers willen oproepen om de goddelijkheid
van Jezus te willen erkennen.
- een derde optie is, dat de nadruk moet liggen op de vrees
die ontstaat bij de leerlingen. De vertalers gebruiken het
woord 'schrik'; maar ook dat is een ongelukkige vertaling.
Want: waar schrikken de leerlingen van? Niet van de storm. Als
je het verhaal op de voet volgt lijken ze tijdens de storm hun
hoofd niet te verliezen. De schrik ontstaat op het moment dat
ze zich gaan realiseren wie Jezus is; en dan wordt er een
uitdrukking gebruikt die in de bijbel veel vaker voorkomt - en
die we bijvoorbeeld goed kennen uit het Kerstverhaal: 'zij
vreesden met grote vreze'. Het is een staande uitdrukking, die
betrekking heeft op goddelijke verschijningen. Als God zich
laat zien, wordt een mens door vrees bevangen. Vertelt Marcus
dit verhaal dan om zijn lezers te binnen te brengen, dat er
wonderen bestaan? Onmogelijke mogelijkheden? Voldoende reden
om Godvrezend te zijn?
====
Laten we elk van deze drie mogelijkheden nog wat nader
bekijken.
Jezus: een groot profeet?
"Werkelijk Jezus is een groot profeet - groter dan Jona!"
Het woord profeet verwijst naar een spreken van God door
bemiddeling van een mens. Het is nooit de profeet zelf die
spreekt, maar God die bij monde van de profeet het woord
neemt. In dit verhaal over de storm lijkt zo op het eerste
gezicht deze gedachte toch wat moeilijk in te passen. Nu zou
je daar misschien toch ook nog anders naar kijken. Er is wel
eens gezegd: "God spreekt niet, maar we horen soms wèl zijn
Stem". Tegen die achtergrond is het niet ondenkbaar dat mensen
door het optreden van een ander mens zo geraakt worden, dat we
door die ander geconfronteerd worden met een andere,
goddelijke waarheid.
Er staan in de bijbel heel wat verhalen waarin verteld wordt
over ontmoetingen van mensen met Jezus, die ingrijpende
gevolgen hadden; omdat mensen zich, als gevolg van zo'n
ontmoeting, niet langer onbegrepen of uitgestoten voelden. Of
omdat mensen ervoeren hoe Jezus hen ontmaskerde - hen liet
zien wat ze nog nooit zo hadden gezien. Jezus als profeet die
een andere waarheid aan het licht brengt: daar kun je je iets
bij voorstellen. Maar toch niet zo zeer in verbinding met dit
verhaal over de storm. Tenzij je het verhaal verbindt met dat
van Jona.
Jona was het voorbeeld van een halfslachtige profeet, die zich
steeds onttrok aan zijn goddelijke opdracht omdat hij daar
eigenlijk geen fiducie in had. Hij was boos op God, omdat die
het onmogelijke van hem vroeg. Jezus dóet echter 'het
onmogelijke': want wie ècht gelooft kan bergen verzetten.
Tegen die achtergrond krijgt het verhaal over de storm de
betekenis als een illustratie van wat het geloof vermag.
Zou dat zijn wat Marcus bedoelt te zeggen?
Jezus: God incognito?
Velen van ons zullen zich ook daar maar weinig bij kunnen
voorstellen. Persoonlijk houd ook ik het ook liever op een
beeld van Jezus, als iemand die door en door mens is; en
waardoor ik mij met hem verbonden en verwant kan weten. Een
gids op de levensweg, die ons woorden aanreikt voor die
aspecten van mens-zijn waardoor het leven zijn glans krijgt,
zoals: barmhartigheid, vergeving, verzoening, trouw, en de
bereidheid om de ander hoger te achten dan je zelf.
Woorden, waarover een dichter eens schreef:
Stroeve piepende laden
vol vergeelde woorden
die geen mens meer kent
maar sommige woorden zijn
met eeuwigheid besmet
en 't sterven niet gewend
ze wringen zich door kieren
naar buiten naar de zon
tot ieder ze weer kent
Het verhaal over de storm geeft echter weinig aanleiding om te
veronderstellen dat het Marcus erom te doen zou zijn om de
menselijkheid van Jezus te illustreren.
Godvrezendheid
En dan is er nog die derde mogelijkheid en moeten we ons
vereenzelvigen met de leerlingen? En moet de nadruk vallen op
het overweldigende gebeuren waarin ineens iets van een
goddelijke werkelijkheid ervaarbaar wordt? Hebt u zoiets wel
eens meegemaakt? Dat u het gevoel had: nu wordt ik
geconfronteerd met een onmogelijke mogelijkheid? Met een
ultieme waarheid? Dat kan zijn in de gestalte van het oordeel
- waardoor de door ons altijd gekoesterde waarheden ineens
leugens blijken te zijn: je dacht nog zo dat ...., en ineens
vallen de schellen van je ogen.
Het kan ook in de gestalte van de genade: wat mij nu ten deel
valt.... waar heb ik dat aan te danken?
Ik denk daarbij aan iemand die zich altijd had afgevraagd of
zijn bestaan er nu eigenlijk wel toe deed. Die werd ernstig
ziek, levensbedreigend. En ontdekte op dat moment dat er heel
wat mensen erg verdrietig om waren. Waarom heb ik nooit eerder
gezien, dat mensen om mij gaven? Dit kan toch niet waar zijn!
Wat pijnlijk om te moeten constateren dat ik me altijd heb
vergist.
Waar het goddelijke licht ineens op onze werkelijkheid valt
kan die werkelijkheid er heel anders blijken uit te zien. En
kan er sprake van verbijstering. 'Onmogelijke mogelijkheden'.
En juist op zulke momenten kunnen de woorden van Jezus je te
binnen vallen: "Had je dan zo weinig geloof? Was je dan zo
blind? Had je dan nog niet in de gaten...
Misschien zijn wij daar inderdaad wel blind voor. Als je met
een kind op de arm in de spiegel kijkt ziet het kind niet
zichzelf: het kind ziet de drager. Maar misschien kunnen wij
niet meer zo kijken. En zijn wij langzamerhand anders gaan
kijken - en kijken we voorbij aan God.
Ander voorbeeld. Iemand vertelde me ooit als kind lang
watervrees gehad te hebben. Die ging pas over toen ze ontdekte
dat het water, behalve angstaanjagende eigenschappen, ook
dragende kracht bezat. Zouden we zo niet ook, als we wèrkelijk
voluit willen leven, niet eerst moeten ontdekken dat ons leven
een werkelijkheid is bij gratie van een onzichtbare stroom die
het leven draagt? En zouden we niet eerst moeten ontdekken,
dat we ons aan die stroom kunnen toevertrouwen?
"Laten we naar de overkant gaan": het is niet ongerijmd om te
veronderstellen dat we deze woorden misschien wel moeten
verbinden met de gelijkenissen over Gods werkelijkheid. En
nodigt Jezus ons uit om de oversteek te maken van een leven
binnen de ons vertrouwde horizontale dimensies naar een
bestaan in het licht van verticale dimensies. Zo'n oversteek
brengt een storm teweeg: de vraag is of we die storm
doorstaan. Dat kan alleen als we anders leren kijken, als we
ons vertrouwen vestigen op de stroom van licht en lucht die
ons leven voedt.
je waait door mij heen
als de wind
ik adem je in, ik zing je
en toch ben je nergens
van overal kijk je me aan
en iedere mens draagt jouw glorie
ongekend
maar waar zijn je ogen
waar is je stem
verborgen in alles ga je rond
hoe kan ik je vinden
streel mij, doe mij aan
daal in mij neer en zeg me
dat j ij het bent ik wil je minnen
maar wees niet zo ver
en maak je bekend
wat kun je beginnen
zonder mij
(Catharina Visser)
DE LEZINGEN:
Job: 30:15-26
15 Verschrikkingen storten zich over me uit,
mijn eer wordt weggevaagd als door de wind,
als een wolk vervliegt mijn aanzien.
16 Nu stroomt het leven uit mij weg,
ik ontsnap niet meer aan mijn ellende.
17 's Nachts jaagt hij helse pijnen door mijn botten,
het bloed in mijn aderen komt niet tot rust.
18 Hij rukt met geweld aan mijn kleed,
omklemt mij met de kraag van mijn mantel.
19 Hij heeft me neergesmeten in het slijk
en ik ben als stof, als as geworden.
20 Ik roep u om hulp, maar u antwoordt niet;
ik sta voor u, maar u wilt mij niet zien.
21 U bent wreed voor mij geworden,
met al uw kracht hebt u zich tegen mij gekeerd.
22 U tilt me op en laat me rijden op de wind,
uw woedende storm schudt mij heen en weer.
23 Ja, ik weet dat u mij naar de dood drijft,
naar het huis van samenkomst voor alle levenden.
24 Maar keert men zich tegen een mens in nood,
wanneer hij, de ondergang nabij, om hulp roept?
25 Heb ik niet gehuild om wie in nood verkeerde?
Had ik geen medelijden met de behoeftige?
26 Ik hoopte op het goede, maar het kwade kwam,
het licht verwachtte ik, maar de duisternis brak aan.
Marcus 4:35-41
35 Aan het eind van die dag, toen het avond was geworden, zei
hij tegen hen: 'Laten we het meer oversteken.' 36 Ze stuurden
de menigte weg en namen hem mee in de boot waarin hij al zat,
en voeren samen met de andere boten het meer op. 37 Er stak
een hevige storm op en de golven beukten tegen de boot, zodat
die vol water kwam te staan. 38 Maar hij lag achter in de boot
op een kussen te slapen. Ze maakten hem wakker en zeiden:
'Meester, kan het u niet schelen dat we vergaan?' 39 Toen hij
wakker geworden was, sprak hij de wind bestraffend toe en zei
tegen het meer: 'Zwijg! Wees stil!' De wind ging liggen en het
meer kwam helemaal tot rust. 40 Hij zei tegen hen: 'Waarom
hebben jullie zo weinig moed? Geloven jullie nog steeds niet?'
41 Ze werden bevangen door grote schrik en zeiden tegen elkaar:
'Wie is hij toch, dat zelfs de wind en het meer hem
gehoorzamen?'
Terug naar het begin van deze pagina
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2009.