"Beati sunt..." (= Gelukkig zijn degenen ...) Moderne ikoon, Anton Wollenek, Baden. |
![]() |
KWALIJKE HERDERS?
Goede herders: waar vind je die? Hebben wij herders? Goede?
Hebt u een herder die u kan zeggen waar het heen moet met u?
Of lijken wij op die meelijwekkende schare, die de weg kwijt
is?
Jezus begint hen te onderwijzen. Er wordt niet gezegd, wat
Jezus zei. Uit het vervolg lijk je te kunnen opmaken dat ze
genoeg meekrijgen om mee thuis te komen. Wat heeft een mens
nodig in zijn leven om 'thuis te kunnen komen'?
Bij herders denk ik aan gidsen die ons helpen bij het vinden
van onze eigen antwoorden op de grote levensvragen:
- waarom ben ik er?
- heeft mijn leven zin?
- bestaat er zoiets als een levensopdracht? En wat zou mijn
levensopdracht dan kunnen zijn?
- hoe moet het leven geleefd worden?
- Is er zoiets als een bestemming? En mag ik hopen ooit op
mijn bestemming te komen?
Kafka heeft eens een kort verhaal verteld, dat ons te denken
kan geven over onze werkelijkheid. Hij schrijft:
"Het was heel vroeg in de morgen, de straten schoon en leeg,
ik ging naar het station. Toen ik een torenklok met mijn
horloge vergeleek, zag ik dat het al veel later was dan ik had
gedacht, ik moest me erg haasten; ik schrok zo van deze
ontdekking dat ik niet zeker meer was van de weg; ik was in
deze stad nog niet zo goed thuis; gelukkig was er een
politieagent in de buurt, ik liep naar hem toe en vroeg hem -
buiten adem - naar de weg. Hij glimlachte en zei: Van mij wilt
u de weg te weten komen? Ja, zei ik, omdat ik hem niet zelf
kan vinden. Geef het op, geef het op!, zei hij. En hij keerde
zich met een grote zwaai om, zoals mensen die met hun lachen
alleen willen zijn.
Het is niet moeilijk om in dit verhaal een beschrijving van
ons leven te herkennen. Op het eerste gezicht lijkt het
mischien alsof dit een onbetekenend voorval is met een bizar
slot. Maar Kafka componeert zijn verhalen heel zorgvuldig: de
weg is een beeld van het leven. Vroeg in de ochtend is het nog
niet druk. We verbeelden ons dat we alle tijd van de wereld
hebben: tot we op de torenklok kijken. In elk leven komt er
een moment waarop we ons horloge vergelijken met de torenklok
- dringt het besef zich op dat onze tijd beperkt is. Herken je
de schrik? Herinner je je het moment dat dacht: nu wordt het
toch ècht tijd werd om helderheid te krijgen. Antwoord op de
vraag: wat wil ik nou eigenlijk? Tijd om de koers te bepalen?
Misschien heb je toen ook wel iemand aangeklampt: die je
ervoor aanzag dat hij/zij jou wegwijs kon maken; een gids;
iemand die jou zou kunnen zeggen waaraan het je ontbreekt.
Waarom je niet goed bezig bent. Of die jou kon confronteren
met je blinde vlekken. Misschien heb je wel aangeklopt bij de
kerk. Of bij een dominee. Of bij iemand anders; een goeroe. Of
bij een psychiater.
Hij glimlachte en zei: "Van mij wilt u de weg te weten komen?"
"Ja", zei je misschien, "want ik weet het niet meer. Ik ben deweg kwijt. En de tijd dringt".
Je vraagt me de weg naar het station? En dan? Wat wil je dan
verder? Weet je dan wèl wat je precies wilt? "Ach man, hou
toch op - waar begin je aan!" De agent draaide zich van je af
om zijn glimlach te verbergen. Het verhaal laat op een
indringende manier zien wat er aan vastzit, aan die vraag naar
een goede herder.
===
De geschiedenis leert dat het niet moeilijk is om kwalijke
herders aan te wijzen: mensen en instituties die pretenderen
herder te zijn; maar die vooral verwarring zaaiden; onheil
stichtten. Denk eens aan de messiaanse bewegingen en hoe die
van tijd tot tijd in het nieuws komen: omdat er sprake bleek
te zijn van geldklopperij; of omdat ze toch al kwetsbare
mensen nog verder tot wanhoop dreven. Denk eens aan de
dogmatische fanatici, die oproepen tot een heilige oorlogen in
naam van de ene ware God. Denk eens aan de ketterjachten van
de kerk en aan de maatschappelijke ontwrichting, die daarvan
het gevolg is geweest; of aan het antisemitisme en waar dat
toe heeft geleid. Of aan de communistische leiders met hun
ideologie van gelijkheid. Altijd weer zijn het herders die, in
naam van een of ander geloof, voorgeven feilloss te weten waar
het heen moet. Die daartoe het wapentuig zegenen: wereldlijke
leiders, pausen, profeten en ideologen. Zij zeggen beter te
weten dan wie dan ook, wat goed is en wat kwaad.
De geschiedenis van het Christendom en van de andere grote
godsdiensten laat zien hoe het monotheïsme vaak heeft geleid
tot een gevoel van suprematie. Tot zendingsdrang.
En zo heeft bijgedragen tot het ontstaan van leiders die
neigden tot vormen van absolutisme. In geen eeuw zijn er
zoveel doden gevallen als gevolg van geweld als in de
afgelopen eeuw! "In God we trust!" - zo klinkt het nog steeds.
===
Het is een eenzijdig beeld. Want elke vorm van absolutisme
leidde ook weer tot protest en verzet. Was de Reformatie niet
in wezen een verzetsbeweging tegen de verpolitisering van de
kerk? Was de Verlichting niet een reactie op de
verabsolutering van het bijbelgezag? En was de opkomst van de
vrijzinnigheid niet een protest tegen de onverdraagzaamheid
van de ortodoxie?
Zijn er wel goede herders? Misschien is de grootste verdienste
van de Verlichting wel dat elke zekerheid moest plaatsmaken
voor onzekerheid. Dat elk uitroepteken werd vervangen door een
vraagteken. Zowel het geloof van de wetenschapper als het
geloof in een Almachtig God werd met recht ter discussie
gesteld. Elk Godsbeeld, dat we ons vormen, moet vroeg of laat
worden herzien: omdat we dingen ervaren die het tegenspreken.
"Ach man/vrouw: waar begin je aan?" De agent draaide zich van
je af om zijn glimlach te verbergen.
===
Marcus vertelt ons over Jezus, die medelijden heeft met de
schare: omdat ze lijken op een kudde wolvee zonder herder.
Waaruit zou het onderricht van Jezus hebben bestaan? En dat
van de apostelen?
Zelf denk ik dat de zogenoemde negatieve theologie misschien
nog wel het dichtst benadert wat Jezus ooit uitdroeg: God is
niet wat jullie van hem maken. God is niet wat jullie denken.
Mijn God is anders.
De woestijnmonniken, die zich door jezus lieten inspireren,
hebben ooit al bedacht dat de waarheid zich slechts laat
benaderen langs een ladder, waarvan elke sport verwijst naar
een vraag; een onzekerheid. Alleen zo zijn extreem fanatisme,
abolutisme, dogmatisme met alle uitwassen van dien te
temperen. "Oordeelt niet...", horen we Jezus zeggen. Want voor
je het weet wordt je de dupe van je eigen oordeel. "Als iemand
zegt: het koninkrijk is hier of daar: geloof het niet!" Want
valse profeten zullen er altijd weer in overvloed zijn. Als je
wilt weten wie de Vader is - lezen we in het Johannesevangelie
- kijk dan naar Jezus: hij is het levende beeld, de sprekende
gelijkenis van de Eeuwige. Iemand die van zijn beulen zegt:
vergeef het hun want ze weten niet wat ze doen.
Zouden we als gemeente van Christus niet slechts dan toekomst
hebben, wanneer we onze pretenties laten varen en bescheidener
worden ten aanzien van onze 'waarheden', onze 'mogelijkheden',
onze 'aanspraken' en 'vanzelfsprekendheden'? En zouden niet
veel verdraagzamer zijn wanneer we zouden beseffen, dat we -
als het gaat om de vraag hoe het leven geleefd moet worden in
zekere zin altijd in het duister tasten? We zijn zoekende
mensen, aan elkaar gegeven zijn om elkaar tot hulp te zijn.
Daarnaast blijft het het overwegen waard wat Kafka ons ook
laat zien: dat het misschien wel hoog tijd wordt om ons te
realiseren, dat de tijd dringt: niet alleen voor elk van ons
persoonlijk; maar vooral ook voor onze woonomgeving, moeder
aarde, de wereld voor onze kinderen - nu langzamerhand het
besef doorbreekt dat we voor het eerst in de evolutie in staat
zijn om het leven op onze planeet uit te doven.
Zouden het, tegen die achtergrond, niet ook hoog tijd worden
dat we een werkelijke dialoog aangaan met aanhangers van de
twee andere monotheistische godsdiensten: de moslims en de
Joden? Vanuit het besef dat we samen verantwoordelijk zijn
voor onze leefwereld, waarvan we toch zouden moeten beseffen
dat we ons die vaak ten onrechte toeëigenen.
Ik wil eindigen met het lezen van een gedicht, waarin een
besef wordt beschreven waaraan het ons wellicht ontbreekt:
Ze zijn ons maar geleend
de vele mooie dingen
die lief, vertrouwd en veilig
ons dagelijks omringen.
Het is ons maar geleend
gezondheid, welvaart, leven;
en wij pakken het aan
als was het ons gegeven.
Het is ons maar geleend,
alles waarvoor wij sparen,
alles, wat we beminnen,
alles, wat we bewaren.
Ze zijn ons maar geleend,
die vele aardse dingen;
ons onbetwistbaar eigendom
zijn slechts de herinneringen.
(R. Asscher-v.d. Molen.)
DE LEZINGEN:
Jeremia 23:1-6
23:1 Wee de kwalijke herders
die het wolvee dat ik weid
verloren laten lopen en verstrooien!,
is de tijding van de Ene.
23:2 Daarom heeft de Ene, Israëls god,
zó gezegd
tot de kwalijke herders
die mijn gemeente kwalijk weiden:
gij allen
die mijn wolvee hebt verstrooid,
hen hebt weggestoten
en hen niet hebt opgezocht,
zie, ik bezoek aan u
het kwaad van uw handelingen,
is de tijding van de Ene;
23:3 zelf zal ik de rest van mijn wolvee
verzamelen uit al de landen
waarheen ik hen verstoten heb,-
en hen doen terugkeren naar hun oase
waar ze kunnen bloeien en groeien;
23:4 ik zal over hen doen opstaan
herders die hen werkelijk weiden,-
en zij hoeven niet meer
bevreesd of gebroken te zijn
en te worden opgezocht,
is de tijding van de Ene.
23:5 Zie, er komen dagen,
is de tijding van de Ene,
dat ik aan David zal doen opstaan
een spruit die rechtmatig is,-
koninklijk zal hij koning zijn, vol inzicht,
en recht en gerechtigheid doen in het land;
23:6 in zijn dagen zal Juda worden bevrijd,
Israël zal wonen in veiligheid;
dit is zijn naam waarmee ze zullen roepen:
Ene, onze gerechtigheid!
Marcus 6:30-44
30 De apostelen komen weer terug bij Jezus en vertellen hem
wat ze allemaal gedaan hebben en wat ze de mensen onderwezen
hebben. 31 Dan zegt hij tegen hen: 'Ga nu mee naar een eenzame
plek om alleen te zijn en een tijdje uit te rusten.' Want het
was een voortdurend komen en gaan van mensen, zodat ze zelfs
niet de kans kregen om te eten.
32 Dan varen ze met de boot weg naar een afgelegen plek, om
alleen te zijn. 33 Maar velen zien hen wegvaren en herkennen
hen, en te voet snellen zij uit al die steden daarheen en
komen er nog eerder aan dan zij.
34 Als hij uit de boot stapt, ziet hij een grote menigte en
voelt medelijden met hen, omdat ze leken op schapen zonder
herder, en hij begint hen langdurig te onderwijzen. 35 Maar
als de tijd vordert, komen zijn leerlingen naar hem toe en
zeggen: 'Dit is een afgelegen plaats en het is al laat. 36
Stuur hen weg, dan kunnen ze naar de dorpen en gehuchten in de
omtrek gaan om eten te kopen.' 37 Maar hij antwoordt: 'Geven
jullie hun maar te eten!' Zij zeggen hem: 'Moeten wij dan
weggaan, en voor tweehonderd dinar broden gaan kopen om aan
hen te eten te geven?' 38 Maar dan zegt hij: 'Hoeveel broden
hebben jullie bij je? Ga eens kijken.' En nadat ze waren gaan
kijken wat ze bij zich hadden, zeggen ze: 'Vijf, en twee
vissen.' 39 Dan draagt hij hun op om in groepen op het groene
gras te laten gaan zitten. 40 Ze gaan zitten in groepen van
honderd en groepen van vijftig. 41 Hij neemt de vijf broden en
de twee vissen, kijkt op naar de hemel, zegent God, breekt de
broden en geeft ze aan de leerlingen opdat die ze aan de
menigte uitdelen; ook de twee vissen deelt hij uit aan allen.
42 Iedereen at en wordt verzadigd. 43 En aanbrokken halen ze
op: twaalf korven vol, ook van de vissen. 44 Vijfduizend
mensen hadden van de broden gegeten.
Terug naar het begin van deze pagina
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2009.