beschrijvingLe moulin mystique; Vézelay, 11de eeuw. |
![]() |
Preek: "Zijn jullie dan zo hardleers?"
Wat vertellen de broodverhalen ons? "Twaalf". En "zeven". Méér
dan voldoende spijs (en toespijs) - zowel voor de kinderen van
Israël als voor de heidenen. Dat is wat de getallen duidelijk
maken: twaalf is het getal van de zonen van Jacob. En zeven is
het getal van de volkeren. Het verhaal heeft betrekking op het
heil voor de gehele mensheid: er is voor ons allen voldoende
brood om mee thuis te komen. Maar ook zo blijft het
geheimtaal.
Tegelijkertijd beschrijft het verhaal dan ook een dieptepunt
in de relatie tussen Jezus en zijn leerlingen. Zij begrijpen
het klaarblijkelijk niet. In de hoofdstukken die volgen staat
hoe het verder zal gaan met die relatie. U herinnert zich
wellicht dat helemaal aan het einde van het Marcusevangelie de
vrouwen in het lege graf staan en daar de opdracht krijgen om
aan Petrus en de leerlingen te zeggen dat ze naar Galilea
moeten. Maar dat doen die vrouwen niet: "Ze waren zo
geschrokken, dat ze niemand iets zeiden". Wij, de lezers, zijn
dus de enigen die weet hebben van die opdracht: of het nu gaat
om het lege graf of om de broodwonderen: om het allemaal te
kunnen begrijpen moeten we terug naar Galilea - waar het ooit
allemaal begon.
De vraag - "Zijn jullie dan zo hardleers?" - is dus ook - en
misschien wel in de eerste plaats - een vraag aan de lezers.
"Begrijpen jullie het nu al - de heilsboodschap? Het
evangelie? Of zijn jullie ook zo hardleers"
De verhalen over de broodwonderen gaan over een schare, die
ver van huis is. En over Jezus, die hen niet laat gaan voordat
hij hen voldoende brood heeft gegeven om ermee thuis te kunnen
komen. Hoever zijn wij van huis? Horen wij ook bij dat soort
mensen, die een teken verlangt alvorens te kunnen geloven? Of
bij de Herodessen, die menen dat ons welbevinden afhangt van
onze positie, invloed en macht?
Voldoende brood om ermee thuis te kunnen komen: wat is dat
eigenlijk - thuis komen? En wat voor een brood is dat, dat
daarvoor nodig is?
====
Voorop de liturgie zien we een afbeelding van de zogenoemde
'moulin mystique'. Twee mannen, die bezig zijn bij een molen:
de een stort er het graan in, en de ander vangt het meel op in
een zak. Het graan zou wel eens het lichaam van Christus
kunnen zijn, dat steeds opnieuw wordt gebroken en uitgedeeld
als levensbrood voor mensen. Het graan zou ook wel eens Gods
woord kunnen zijn, dat steeds weer moet worden overdacht en
verwerkt tot levensbrood. De kunsthistorici zijn er niet uit
wat de beeldhouwer met deze 'Moulin Mystique' nu eigenlijk
heeft bedoeld. Men heeft de twee mannen wel geïdentificeerd
met Mozes en Paulus: Mozes vult dan de molen met de tora - de
wegwijzers op de levensweg die hij van God heeft ontvangen; en
Paulus zou dan deze aanwijzingen van het oude verbond
verwerken tot het levensbrood van de kerk.
Misschien is de voorstelling wel zo intrigerend omdat op deze
wijze het mysterie zo indringend wordt verbeeld - het mysterie
dat waar het ook in de broodwonderen om draait. Begrijpen
jullie het dan nog niet? Wie bedient nu eigenlijk de molen?
Als we eerlijk zijn moeten we misschien wel bekennen dat ook
wij het nog steeds niet begrijpen: hoe het toch kan, dat er
nog steeds en steeds opnieuw heil zichtbaar wordt in deze
wereld. En misschien ook wel in ons eigen leven. Het gaat
daarbij over iets waar je niet over uitgedacht raakt. Was het
maar concreet. Was het maar iets wat eenvoudig is uit te
leggen: iets dat past in ons causale denken. Maar zo is het
niet: 'het brood dat we nodig hebben om ermee thuis te komen'
is misschien wel iets wat we moeten ontvangen; waar we voor
moeten open staan.
"Le Moulin mystique": het woord 'mystiek' verwijst naar de
verborgen omgang van God met mensen; naar de verborgen omgang
ook van de God, die Jezus zijn Vader noemde, met Jezus. Lees
maar: hoe het allemaal ooit begon in Galilea; en hoe het
verder ging. Vraag niet naar een uitleg; of een verklaring.
Want die is er niet: wat er gebeurt is ongerijmd.
Wat er nodig is om te ontvangen is een openheid van geest:
reflectie, meditatie en gebed kunnen de mens brengen
waar hij thuis hoort - in de rechte relatie met God. Ook in de
broodverhalen gaat het over 'dankzeggen' en 'zegenen'; over de
geheimzinnige krachten die besloten liggen in de stille omgang
met God.
Toen wij ooit, reizend door Frankrijk, de oude kerk in Vézelay
bezochten waarin zich die prachtige oude romaanse sculpturen
bevinden, klonk daar het 'Onze Vader' op. Op zo'n moment
realiseer je je soms ineens wat het met je kan doen: als je
een heilige ruimte binnengaat. Wat er kan gebeuren als je je
terug trekt uit het dagelijkse rumoer om je te laten opnemen
in een andere, dragende werkelijkheid.
Wij verbeelden ons vaak, dat we ons leven zelf vorm moeten
geven. En dat we onze eigen waarheid moeten scheppen. Dat we
in het leven zelf wegwijs moeten worden door het verwerken van
onze ervaringen.
Waar we dan misschien toch aan voorbij zien is dat er zoiets
is als een grond die ons draagt; een transcendente
werkelijkheid, die niet begrepen, gedacht, of gekend kan
worden. Want wie kent hier de grond? De traditie van de kerk
is gebouwd op wonderverhalen; op onmogelijke mogelijkheden;
onvoorstelbare krachten; onverwachte perspectieven die zich
openen. We hoeven de weg niet te zoeken: de weg dient zich aan
voor wie durft vertrouwen op het leven zelf en open staat voor
die transcendente werkelijkheid.
De geschiedenis laat zien, dat er voorbeelden te over zijn van
mensen die - daarop vertrouwend - boven zichzelf uitstegen.
Zoals Jezus van Nazareth. "Begrijpen jullie het nu nog niet?
Zijn jullie zo hardleers?" Zou het misschien zo zijn dat,
naarmate je ouder wordt, ook ontvankelijker wordt? En dat de kans
daardoor ook steeds groter wordt dat je je gaat realiseren wat
je allemaal ontvangt?
===
Misschien bestaan God en Christus wel alleen binnen de
heilige ruimte van het geloof. Maar daarmee is niet gezegd,
dat die werkelijkheid niet heel concreet is en aanwijsbare
sporen nalaat in de geschiedenis. En dat die werkelijkheid
niet steeds opnieuw moet worden opgezocht in gebed en ritueel,
in gezang en het lezen en doordenken van de troostrijke
verhalen over genezing, verlossing en bevrijding van alle
levensangst.
Wat wij hier doen - als gemeente bij elkaar komen in de naam
van Christus - is toch niet louter de uitdrukking van een
verlangen, zoals wel is beweerd; het drukt toch ook uit dat
wij beseffen dat er kracht uitgaat van het stille samenzijn;
kracht waarover een dichter eens schreef:
Waar geen woorden meer waren
voor wat ik moest worden
hoorde u mij,
trok mij uit de plaag van woorden
uw stilte in.
Van die stilte
week zelfs de zee,
vielen de bergen
terug in uw schemer.
Werden zij bang?
Hadden zij meer verwacht
dan een naam
in een stilte?
(Ps. 114, hertaald door Lloyd Haft).
DE LEZINGEN:
De lezingen:
Marcus 8:1-21
1 Toen er op een keer weer een grote menigte bijeen was, en ze
niets meer te eten hadden, riep hij de leerlingen bij zich en
zei tegen hen: 2 'Ik heb medelijden met al die mensen, want ze
zijn nu al drie dagen bij me en hebben niets meer te eten. 3
Als ik hen met een lege maag naar huis stuur, zullen ze
onderweg bezwijken; sommigen zijn immers van ver gekomen.' 4
Zijn leerlingen antwoordden: 'Maar hoe zou iemand hen hier, in
deze verlatenheid, van genoeg brood kunnen voorzien?' 5 Hij
vroeg hun: 'Hoeveel broden hebben jullie?' 'Zeven,'
antwoordden ze. 6 Hij zei tegen de mensen dat ze op de grond
moesten gaan zitten; hij nam de zeven broden, sprak het
dankgebed uit, brak de broden en gaf ze aan de leerlingen om
ze aan de mensen uit te delen, en dat deden ze. 7 Ze hadden
ook een paar kleine vissen bij zich; hij sprak er het
zegengebed over uit en zei dat ze ook de vissen moesten
uitdelen. 8 De mensen aten tot ze verzadigd waren; de
leerlingen haalden op wat er van het eten overschoot: zeven
manden vol. 9 Er waren ongeveer vierduizend mensen. Toen
stuurde hij hen weg.
10 Meteen daarna stapte hij met zijn leerlingen in de boot en
voer naar het gebied van Dalmanuta. 11 Daar kwamen de
farizeëen op hem af, en ze begonnen met hem te discussiëren.
Om hem op de proef te stellen, verlangden ze van hem een teken
uit de hemel. 12 Jezus slaakte een diepe zucht en zei: 'Waarom
verlangt uw soort mensen een teken? Ik verzeker u: aan mensen
als u zal zeker geen teken gegeven worden!' 13 Hij liet hen
staan waar ze stonden, stapte weer in de boot en voer naar de
overkant.
14 De leerlingen waren vergeten genoeg brood mee te nemen; ze
hadden maar één brood bij zich in de boot. 15 Hij waarschuwde
hen: 'Pas op, hoed je voor de zuurdesem van de farizeeën en
voor de zuurdesem van Herodes.' 16 Ze hadden het er met elkaar
over dat ze geen brood hadden. 17 Toen hij dit merkte, zei
hij: 'Waarom praten jullie erover dat je geen brood hebt?
Begrijpen jullie het dan nog niet, en ontbreekt het jullie aan
inzicht? Zijn jullie dan zo hardleers? 18 Jullie hebben ogen,
maar zien niet? Jullie hebben oren, maar horen niet? Weten
jullie dan niet meer 19 hoeveel manden vol stukken brood
jullie hebben opgehaald toen ik vijf broden brak voor
vijfduizend mensen?' 'Twaalf,' antwoordden ze. 20 'En toen ik
zeven broden brak voor vierduizend mensen, hoeveel manden vol
stukken brood hebben jullie toen opgehaald?' 'Zeven,'
antwoordden ze. 21 Toen zei hij: 'Begrijpen jullie het dan nog
niet?'
Terug naar het begin van deze pagina
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2009.