Je zult niet moorden!
Kaïn doodt Abel,
kapiteel van een zuil,
kathedraal in Autun, XIIde eeuw.

Preek gehouden tijdens de dienst van de Remonstrantse Gemeente te Groningen op zondag, 25 Oktober 2009

De lezingen waren:
Jesaja 59:9-15
Marcus 10:46-52

PREEK: "Wat wilt U dat ik voor u doe?" (Mc. 10:51)

Een intrigerende vraag: die vraag naar wat wij van Jezus zouden willen. Wat kan Jezus, vandaag de dag, voor ons betekenen? Hoe willen wij hem zien?

De lezing uit Jesaja houdt een waarschuwing in: denk eerst eens na over je manier van leven. Nee - niet over je ethiek: daar is wellicht niets op aan te merken. Maar over het uitgangspunt: je grondhouding. Hoe ziet de werkelijkheid er volgens jou uit? Is daarin plaats voor God? Want daar draait het toch om in het geloof?

Ethiek is een afgeleide: ook ongelovigen kunnen heel goed 'brave burgers' zijn. Maar in het geloof gaat het over de vraag naar de grond van ons bestaan: waarom ben ik er? Hoe verhoud ik mij tot het grote geheel? Bestaat er zoiets als een levensopdracht? Of beschikken we, louter door het feit dat we zijn geboren, over een (onbekende) portie tijd die we zo aangenaam en comfortabel mogelijk moeten zien te vullen?
Wat is de bron van mijn bestaan?

Jesaja gebruikt het woord 'zonde'. Bij dat woord denken we al snel aan ethische kwesties: aan diefstal, moord en doodslag; aan onderdrukking en zinloos geweld. Maar in het boek Genesis wordt - in het verhaal over de zondeval - de nadruk ergens anders op gelegd: bij de bron van alle kwaad. En dat is de verleidbaarheid van de mens. Het verhaal vertelt dat het voor ons, mensen, zo verleidelijk is om te denken dat wij het ook wel kunnen zonder God. Dat is waar ook Jesaja het over heeft als hij spreekt over zonde. Er is maar één zonde: ontrouw aan God.

Ik stel me zo voor dat de verleiding om te denken dat we God en godsdienst niet nodig hebben niet onbekend is. Wie neigt er nu niet toe om ervan uit te gaan dat het heelal leeg is, gevuld met sterrenstof, magnetische velden, en wat dies meer zij? Hebben onze wetenschappers - met name de filosofen en de natuurwetenschappers - het begrip God niet verklaard tot het product van onze fantasie? Een projectie? God is 'van verbeelding' schrijft ook Kuitert wanneer hij rond zijn tachtigste verjaardag terugkijkt op zijn leven om te schiften wat er voor hem nog aan bruikbaars is overgebleven van het Christelijke erfgoed. "God is van verbeelding; en er is nog nooit iets over God gezegd anders dan door mensen", aldus Kuitert. Zou je het ook nog anders kunnen zien?

===

In het Marcusevangelie wordt Jezus ten tonele gevoerd: hij geneest een blinde. Ja, geneest hij die blinde werkelijk? Als je het verhaal kritisch leest moet je toch eigenlijk concluderen, dat Jezus niets doet! Waarom zouden we dan toch zo gemakkelijk zeggen dat Jezus een blinde geneest?

Misschien wel omdat we in de loop van tijden van Jezus iemand gemaakt hebben die hij niet is: een messias, een koning; een priester; een profeet; een zoon van God; een incarnatie van God; ja zelfs God zelf. Ik denk dat Jezus zich in veel van die titels niet herkend zou hebben.

Christus koning bijvoorbeeld: is dat niet een politiek statement - spiegel van een politieke droom over een kerk die het in deze wereld plaatsvervangend voor het zeggen heeft? Onder leiding van een plaatsvervanger - een paus bijvoorbeeld? "Theocratie" heet dat. Iets van zo'n droom vind je ook nog terug in de status van ons koningshuis. Lees het 'Wilhelmus' er maar eens op na. Pas sedert Luther en Calvijn ontstond er kritiek op de aanspraken van de kerk. Zij propageerden een strikte scheiding van kerk en staat. "Geloven doe je maar thuis!", werd toen het parool.

Maar de kwestie speelt in onze samenleving tot op de dag van vandaag: dat blijkt wel uit de discussies over hoofddoekjes en bourka's in de openbare ruimte, in rechtbanken en op scholen. Maar wereldwijd ook uit de kerkpolitieke activiteiten van het Vaticaan. En uit de discussies over de vraag waarom Islamieten niet, op grond van hun geloof, hun eigen rechtbanken zouden mogen hebben, waarin recht gesproken wordt volgens de goddelijke openbaring zoals die in de koran is te vinden.

En het priesterschap van Christus? Dat stamt uit de wereld van rituelen. De priester voltrekt de zoenoffers. Zo bewerkstelligen zij een verzoening tussen partijen die niet met elkaar te verzoenen zijn; en zij verkondigen vergeving van hogerhand over wat in onze beleving als onvergeeflijk geldt: misdaden tegen de mensheid bijvoorbeeld. En genocide. Door het offer van Jezus - zo heeft de kerk eeuwenlang geleerd - mogen we weten dat onze misstappen, al zijn die nog zo gruwelijk, ons worden vergeven. Christus als zoenoffer gestorven voor onze zonden..: de priester die tegelijkertijd het offerlam is.

En Christus als profeet? Dat komt misschien nog het meeste overeen met wat Jezus inderdaad is geweest en hoe hij ook zichzelf zag - als iemand die stond in de traditie van de profeten en die probeerde om mensen weer te laten kijken door ogen, die ontleend waren aan de oude Joodse tradities rond een Scheppergod die niet anders van ons vraagt dan respect voor de schepping. Voor al wat leeft. En in het bijzonder voor de medemens.

===

"Wat wilt u dat ik voor u doe?"
Het verhaal over Bar-Timaeus laat ons een Jezus zien, die feitelijk niets doet. De enige die iets doet is Bar-Timaeus.
Hij raapt op enig moment al zijn moed bij elkaar en roept.
En - als hem gevraagd wordt - wat hij nou eigenlijk wil zegt hij dat hij wil 'zien'. Oók dat is heel moedig: wie wil er nu zien!

Waar het om gaat in ons geloof is misschien wel of we de moed hebben om de werkelijkheid te zien: niet door de ogen van de wetenschappers - zij kijken analytisch en leggen alles uiteen in cijfers en formules - maar door de ogen van een gelovige.
Abraham Joshua Heschel, een Joods denker, heeft ooit opgemerkt dat kennis en wetenschap niet het laatste woord hebben; ook niet in staat zijn om een antwoord te geven op de laatste vragen. En toch gaat het in de godsdienst om die vragen, zoals: wat is waar? Wat is goed? Wat is heilig? Wat is gerechtigheid, en waar is dat op gebaseerd? Antwoorden op dergelijke vragen zijn alleen te vinden in 'geloofsmomenten'. Zulke momenten bestaan alleen voor wie de werkelijkheid kan zien door de bril, zoals die in de mythen van het geloof wordt verwoord.

Illustratief voor wat hiermee wordt bedoeld is misschien wel het verhaal over de roeping van Samuël. Het verhaal begint met de opmerking dat in die dagen de stem van de Heer nog maar zelden werd gehoord. En dan wordt vervolgens verteld dat Samuël - toen nog een jongen van twaalf jaar - in de tempel ligt te slapen; in zijn slaap hoort hij zijn naam roepen. En hij denkt dat Eli hem roept. Dat gebeurt tot drie keer toe. Maar steeds als hij bij Eli komt, verzekert die hem dat hij niet heeft geroepen. Maar bij de derde keer gaat er bij Eli een licht op; en dan zegt hij tegen Samuel: als het nu weer gebeurt moet je zeggen: "Zie Heer, hier ben ik; ik luister". Zo ontdekte Samuël dat er ook nog een andere manier van 'zien' is. Wie wil er nou 'zien'?

Ook in onze dagen hoor je nog maar weinig spreken over godservaring. Misschien ook wel omdat de bereidheid ontbreekt om 'vormen van vroomheid te beoefenen'? Ik denk daarbij aan mediterend bijbellezen, ascese, gebed, ritueel, oefeningen in dienstbaarheid en solidariteit, en oefeningen in het roepen om gerechtigheid? Zijn wij iets kwijtgeraakt? Of wordt onze cultuur gekenmerkt door een vorm van rationalisme waarin de enige zekerheid daaruit bestaat dat we geboren zijn en weer dood gaan? En dat we de tijd, die ons gegeven is zo aangenaam mogelijk moeten doorbrengen? Is de zin naar het zoeken naar de hoogten en diepten van ons bestaan verdwenen?

Wat wilt u dat ik voor u doe? Misschien kan Jezus voor ons weinig meer doen dan een voorbeeld zijn van vroomheid: door voor te leven wat het wil zeggen om het bestaan te ervaren zoals een dichteres het eens verwoordde:

Ze zijn ons maar geleend
de vele mooie dingen
die lief, vertrouwd en veilig
ons dagelijks omringen.

Het is ons maar geleend
gezondheid, welvaart, leven;
en wij pakken het aan
als was het ons gegeven.

Het is ons maar geleend,
alles waarvoor wij sparen,
alles, wat we beminnen,
alles, wat we bewaren.

Ze zijn ons maar geleend,
de vele aardse dingen;
ons onbetwistbaar eigendom
zijn de herinneringen.
            (R. Asscher-v.d. Molen)
AMEN.


DE LEZINGEN:

Jesaja 59:
9 Daarom blijft het recht ver van ons
en is gerechtigheid voor ons onbereikbaar.
Wij hopen op licht, maar het is duister,
op een sprankje licht, maar we dolen in het donker.
10 We tasten als blinden langs de muur,
we tasten rond als iemand die niets kan zien.
Op klaarlichte dag struikelen we alsof het schemert,
in de kracht van ons leven lijken we dood.
11 Wij allen grommen als beren,
we klagen en kreunen droevig als duiven.
Wij hopen op recht, maar het is er niet,
op redding, maar ze blijft ver van ons.
12 Want talloos zijn onze misdaden jegens u,
onze zonden getuigen tegen ons.
We zijn ons van onze misdaden bewust
en erkennen ons wangedrag:
13 we zijn opstandig en de HEER ontrouw,
we zijn afvallig van onze God,
we zijn belust op bedrog en onderdrukking,
zwanger van leugens brengen we onwaarheid voort.
14 Het recht is verdrongen
en de gerechtigheid blijft ver van ons;
de waarheid struikelt op straat
en de oprechtheid krijgt nergens toegang.
15 Zo laat de waarheid verstek gaan,
en wie het kwaad wil mijden, wordt uitgebuit.

Marcus 10:
46 Ze kwamen in Jericho. Toen hij met zijn leerlingen en gevolgd door een grote menigte weer uit Jericho vertrok, zat daar een blinde bedelaar langs de weg, een zekere Bartimeùs, de zoon van Timeùs. 47 Toen hij hoorde dat Jezus uit Nazaret voorbijkwam, begon hij te schreeuwen: 'Zoon van David, Jezus, heb medelijden met mij!' 48 De omstanders snauwden hem toe dat hij zijn mond moest houden, maar hij schreeuwde des te harder: 'Zoon van David, heb medelijden met mij!' 49 Jezus bleef staan en zei: 'Roep hem.' Ze riepen de blinde en zeiden tegen hem: 'Houd moed, sta op, hij roept u.' 50 Hij gooide zijn mantel af, sprong op en ging naar Jezus. 51 Jezus vroeg hem: 'Wat wilt u dat ik voor u doe?' De blinde antwoordde: 'Rabboeni, zorg dat ik weer kan zien.' 52 Jezus zei tegen hem: 'Ga heen, uw geloof heeft u gered.' En meteen kon hij weer zien en hij volgde hem op zijn weg.

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2009.