'Het opdragen van de kerk',
Kathedraal van Autun - 12de eeuw.
Preek gehouden tijdens de dienst van de Remonstrantse Gemeente te Lochem op zondag 15 november 2009

De lezingen waren:
Exodus 30:11-16
Marcus 12:38 - 13:2

PREEK: "Kerkdienst?"

In onze beginselverklaring wordt gesproken over 'God eren en dienen'. En onze zondagse bijeenkomsten noemen wij doorgaans erediensten of kerkdiensten. Dit woordgebruik lijkt goed aan te sluiten bij wat we vanochtend lazen: over geloof dat verplichtend is. Vroomheid is een vorm van dienstplicht: wij zijn het aan God verplicht om God te eren en te dienen: omdat hij ons het leven schenkt en alles wat wij nodig hebben. Dat zijn mooie woorden. Mooie gedachten. Maar kunnen we nog zo denken? En moeten we zo nog wel denken? Is dit niet een denken tegen beter weten in?

Mijn indruk is dat veel mensen naar de kerk gaan om er iets van op te steken. En dat er ook nogal wat mensen zijn die soms moeite hebben met de woorden van de liederen die we zingen: omdat veel van die woorden indruisen tegen het beeld dat wij hebben van de werkelijkheid. Ook zijn er veel mensen die moeite hebben met de gebeden. Laatst hoorde ik iemand zeggen: "We bidden dan wel, maar God geeft geen antwoord. Het loopt altijd weer uit op een troosteloze stilte". Is dit herkenbaar?
Onlangs las ik een toespraak van iemand die zich afvroeg, hoe het toch komt dat het zo stil wordt in de kerken. Zou dat niet kunnen samenhangen met het spanningsveld tussen werkelijkheid en fantasie? Die spreker betoogde: 'Als Jezus de gelijkenis van het verloren schaap vandaag de dag opnieuw zou vertellen, dan zou het niet gaan over één schaap dat weg is en dat opgezocht moet worden, maar over één schaap dat er nog over is terwijl al de anderen zijn verdwenen.' Waar zijn al die schapen gebleven? Waarom zijn ze weggelopen? En wat heeft gemaakt dat zij in geen velden of wegen meer te vinden zijn? De belangrijkste oorzaak zou wel eens kunnen liggen het feit, dat de kerken nog teveel vasthouden aan de traditionele beelden: aan het beeld van een God elders, die goed is en rechtvaardig maar streng, zoals het een goede Vader betaamt die van zijn kinderen houdt en het beste met hen voor heeft. Een God die als tegenprestatie respect verwacht en gehoorzaamheid. 'Gods-dienst'? Maar: mag je dat nog verwachten in een cultuur waarin alles draait om techniek en zelfredzaamheid?

Wordt het niet tijd dat de kerken dergelijke godsbeelden achter zich laten? Dat gelovigen gaan inzien, dat het Christendom wel móest ontsporen vanaf het moment dat verhalen, die ontsproten waren aan vrome fantasie en aan de verbeelding van mensen, letterlijk werden opgevat? Want van oorsprong zijn goden 'van verbeelding'. Net als de begrippen die met die goden worden verbonden: zoals een hemel, een hel, een hiernamaals, en een verborgen lichtrijk waarvan het licht soms even doorbreekt in onze duisternis. Dat zijn creaties van de menselijke verbeelding, bedoeld om het bestaan dragelijker te maken, en inzichtelijker. Want - wèl beschouwd - zijn er in ons leven maar twee dingen zeker: dat we geboren zijn en dat we ooit ook weer dood gaan. Zoals het gras, waar niets van overblijft. Die gedachte is benauwend, verstikkend.

God eren en dienen: in hoeverre verbinden ook wij die woorden nog met voorstellingen die gerelateerd zijn aan het bestaan van een God die beloont en straft, die zich met ons laat verzoenen en die vergeeft wat - nuchter beschouwd - volstrekt onvergeeflijk is en niet meer ongedaan te maken is? Zouden we niet moeten beginnen ons bij de realiteit neer te leggen en bij onszelf zeggen: 'Als we dood gaan zijn we er geweest; dat was het dan'? En: "Wat we misdaan hebben is niet meer goed te maken"? Is dat niet een voorwaarde om opnieuw te kunnen nadenken over de vraag naar zingeving, naar onze verantwoordelijkheid en naar de toekomst van onze cultuur?
Of - zoals we het vaak in vrome woorden zeggen - de vraag naar onze levensopdracht?

Terwijl ik dit allemaal las en tot mij liet doordringen kwamen er wat vragen bij me op:
- zijn we eigenlijk wel in staat en bereid om die traditionele godsbeelden achter ons te laten? Of zijn we zo gehecht aan deze vertrouwen gevende beelden dat we die - misschien wel tegen alles wat redelijk heet in - niet kwijt willen? Ik heb wel eens iemand horen zeggen: 'Ik geloof niet zo vreselijk veel meer; maar ik wil mijn jas niet kwijt; want ik kan niet zonder". Of zoals een dichteres schreef:
    'Wees toch voorzichtig met de broeikas van mijn dromen:
    er hoeft maar een tak op te vallen of een steen
    en de bloemen van mijn geluk vriezen dood
    in ijzige kou'
- als we realistisch worden en alle spreken over God afdoen als dagdromen: wat houden we dan nog over? Wordt het geloof dan niet gereduceerd tot ethiek? Tot idealisme? Wanneer eren en dienen louter zou bestaan uit het vervullen van onze levensopdracht, onze taak in de wereld, dan zou je kunnen zeggen: waarvoor moet je daar God bij halen? Ook humanisten en atheïsten kunnen buitengewoon sociale mensen zijn, toch?
- maar: is geloof niet méér dan ethiek? Stel nu eens, dat we al die mooie verhalen achter ons zouden laten - nog afgezien van de vraag of we dat wel kunnen en ook willen - wat zouden we dan kwijtraken? En: blijft er dan nog wel iets over: van godsdienst? Van religie? Van hoop? En van troost? Hebben bijvoorbeeld de verhalen over de schepping, over het paradijs en de zondeval ons niet geleerd om op een bepaalde manier naar de werkelijkheid te kijken: waardoor we dingen gewaar worden waar we anders geen oog voor zouden hebben? Voor het mysterie van onze creativiteit bijvoorbeeld? En voor de herkomst van het kwaad: dat volgens het Genesisverhaal te herleiden is op de neiging van de mens om te denken dat hij het wel afkan zonder God? Om te menen dat je met je gezonde verstand de wereld wel beheersbaar kunt maken?

Alle religie mag dan op hersenspinsels berusten, maar dat betekent misschien nog niet dat die hersenspinsels niet een belangrijke functie hebben? Zou je die spinsels niet kunnen vergelijken met het web van een spin. Waarom weeft een spin een web? Waarschijnlijk denkt die spin daar niet bij na. Hij spint een web, zoals bevers een dam bouwen en vogels een nest. Instinctief. Maar het web geeft de spin wel een houvast. Het beschermt hem tegen de buitenwereld; en tegelijkertijd stelt het hem in staat om zich in leven te houden. Wij hebben allemaal te maken met het onbekende, vaak bedreigende buiten ons, en met het kwetsbare broze 'ik'. En daarom hebben we een huid nodig: die ons enerzijds beschermt tegen indringers, maar die tegelijkertijd voldoende doorlaatbaar is om signalen uit de buitenwereld toe te laten. Is de functie van het geloof niet daarmee vergelijkbaar? Het helpt ons om ons thuis te voelen in de wereld; maar tegelijkertijd biedt het ons bescherming. Het geeft ons een identiteit; maar het geeft ons ook de mogelijkheid om een dialoog aan te gaan met wat ons vreemd is.

Ik heb wel eens iemand horen zeggen: 'Mensen denken vaak dat ze alles wel kunnen begrijpen, wanneer het hen maar duidelijk genoeg wordt uitgelegd. Maar dat berust op een vergissing: want eigenlijk willen we helemaal niet alles begrijpen, en reduceren tot systemen en getallen. En dat hoeft ook niet. Want dat zou het einde betekenen van alles wat mooi is, dierbaar en kostbaar. We zouden dat niet willen, en ook niet kunnen: omdat dat het einde zou betekenen van wat we 'leven' noemen.

God eren en dienen: zou dat dan niet daaruit bestaan dat we - zoals we dat zojuist deden - met elkaar instemmen met de dichter van psalm 103:
    Zegen, mijn ziel, de grote naam des HEREN
    laat al wat binnen in mij is Hem eren,
    vergeet niet hoe zijn liefd' u heeft geleid,
    gedenk zijn goedheid...
ook al weten we tegelijkertijd heel goed dat God van verbeelding is?

En toch: we leven in een cultuur waarin we steeds opnieuw geconfronteerd worden met argumenten en redeneringen, die ons oproepen om realistischer naar de werkelijkheid te kijken. Tal van vragen dienen zich aan ons op, waar we waarschijnlijk nooit een bevredigend antwoord op zullen krijgen.
Toch zijn het goede vragen om bij stil te staan; en die toe te laten; daar ruimte voor te maken. Zou je kunnen zeggen dat de meest indringende bestaanservaring is, dat wij zo ons leven lang onderweg zijn - steeds zoekend naar nieuwe helderheid? Misschien is dat ook wel wat wij bidden noemen: tijd vrij maken en ruimte maken in ons overvolle bestaan, om stil te worden bij de bron van onze ziel. Waar vragen, vermoedens en verlangens opborrelen. Of - zoals de dichter van Schagen het ooit heeft verwoord:

je hoort het suizen
er is een betekenis
het is niet zegbaar

je mag het niet verliezen

er is een spinrag
dat overbrengt - onzichtbaar
misschien hoorbaar - soms

is er een aanwezigheid?

tekens wisselen
wat zou het betekenen
het kan niet gezegd

het water weet ervan
nacht en dag weten ervan
het wordt niet gezegd

soms ritselt er iets
altijd weer ritselt er iets
nooit wordt het gezegd

het komt van heel ver
je kunt het even vernemen
dan zinkt het weer weg

is dit nu God?

het licht is heel stil
alle dingen zijn heel stil
ik schrijf dit heel stil.

AMEN.


DE LEZINGEN:

Exodus 30:11-16

Dan spreekt de Ene tot Mozes en zegt:
stel, je neemt
het hoofdenbestand van de zonen Israëls op
al naar ze aangesteld worden:
geven zal ieder een verzoening voor zijn ziel
aan de Ene
wanneer men hen aanstelt;
dan zal er bij hen geen plaag komen
wanneer men hen aanstelt;
dit zullen ze geven,
al wie overgaat naar de aangestelden:
de helft van de sikkel,
in de sikkel van het heiligdom;
-twintig gera de sikkel-
de helft van deze sikkel
als heffing voor de Ene.
Al wie overgaat naar de aangestelden,
van twintig jaar oud en daarboven,
zal de heffing voor de Ene geven.
De rijke zal niet meer
en de arme niet minder doen
dan de helft van de sikkel;
om de heffing voor de Ene te geven,
om verzoening te vragen over uw zielen.
Aannemen zul je
het geld voor de verzoeningen
van de zonen Israëls
en het uitgeven
voor het dienstwerk
in de tent van samenkomst:
wezen zal het voor de zonen Israëls
tot gedachtenis
voor het aanschijn van de Ene,
om verzoening te vragen over uw zielen!

Marcus 12:38 - 13:2

Ook heeft hij in zijn onderricht gezegd:
kijkt u uit voor de schriftgeleerden
die niets liever willen dan
in lange gewaden rondlopen,
begroet worden op de markten,
vooraan zitten in de synagogen
en vooraan liggen bij de maaltijden;
die de huizen van de weduwen opeten
en voor de schijn langdurig bidden:
zij zullen een heel zwaar oordeel krijgen!
Als hij recht tegenover de schatkist neerzit,
aanschouwt hij hoe de schare
geldstukken in de schatkist werpt.
Vele rijken hebben er veel ingeworpen
als er één arme weduwe komt
die er twee penningen inwerpt,
dat is samen een duit.
Hij roept zijn leerlingen bij zich
en zegt tot hen: voorwaar, voorwaar,
ik zeg u dat deze arme weduwe
er meer heeft ingeworpen dan allen
die iets in de schatkist wierpen;
want allen hebben er ingeworpen
uit hun overvloed,
maar zij heeft uit haar tekort
alles wat ze had ingeworpen,
alles waarvan ze moest leven!
Als hij uit het heiligdom vertrekt
zegt één van zijn leerlingen tot hem:
leermeester, zie toch wat een steenblokken
en wat een gebouwen!
En Jezus zegt tot hem:
je kijkt op tegen deze grote gebouwen? -
er zal geen steen
op een steen gelaten worden
die niet zal worden weggesloopt!

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2009.