Illustratie bij 'De hemelwandeling' Chassidische legenden H.N. Werkman |
![]() |
"Het goede nieuws?"
Niet zo lang geleden kregen mijn vrouw en ik van twee kleinkinderen
een cadeau. Terwijl ze dat overhandigden zei de
oudste (zes jaar): "Omi, ik wil het wèl graag terug hebben!"
Misschien raadt U al wat het was: het was zo'n boek waarin je
je levensgeschiedenis kunt opschrijven: 'Oma/Opa, vertel
eens...'. Zo'n boek bevat een groot aantal vragen, bedoeld om
je te bepalen bij je verleden en die je uitnodigen om in
gedachten nog eens na te gaan hoe je leven nu eigenlijk is
verlopen.
Eén van de vragen in het boek is: "Opa, ben je nog steeds
gelovig?" Niet bepaald de vraag van een kind van zes, maar
toch...: het was misschien wel de moeilijkste vraag uit het
hele boek. Wat zou U antwoorden? Ben je nog steeds gelovig?
Ja, wat is dat eigenlijk: 'gelovig zijn?
Bij het lezen van de teksten, die ons voor vandaag ter
overweging worden aangereikt, moest ik weer aan die vraag
denken. Geloven we eigenlijk wat ons daarin wordt aangezegd?
Wat dan te denken van het gericht, waar Johannes het over
heeft? De bijl ligt al aan de wortel. Dat klinkt niet vrolijk.
En toch staat daar even verderop, dat hij zo het goede nieuws
verkondigde. Waar gaat dit over? Over het kwaad misschien, dat
zal worden uitgeroeid? Zal er ooit werkelijk een einde komen
aan alle ellende in deze wereld? Gelooft u dat? En - met
betrekking tot ons eigen leven: komt er ooit een moment waarop
we zullen kunnen zeggen: "nu begrijp ik waarom ik dit allemaal
moest doorstaan; uiteindelijk heeft het mij gelouterd? Mijn
leven zin gegeven?
Lucas beschrijft hoe een stoet van mensen bij Johannes komen
met de vraag: zeg ons toch wat we moeten doen? Een vreemd
verhaal! Het lijkt niet erg van onze tijd. Komt u zulke mensen
wel eens tegen? Mensen die dolgraag van iemand horen hoe ze
moeten leven? Mijn indruk is dat mensen vandaag de dag
doorgaans liever zèlf bepalen hoe we willen leven. Het liefst
zijn wij autonoom; zelfredzaam; onafhankelijk. Dat is wat we
willen: we zouden graag greep willen hebben op mensen en
dingen om ons heen: op onze vrouw en op onze kinderen; op de
politiek; op het klimaat; op het armoedeprobleem; en op zoveel
meer. Kortom: op het kwaad.
Het liefst zijn wij autonoom; zelfredzaam; onafhankelijk. Dat
is wat we willen: we zouden graag greep willen hebben op
mensen en dingen om ons heen: op onze vrouw en op onze
kinderen; op de politiek; op het klimaat; op het
armoedeprobleem; en op zoveel meer. Kortom: op het kwaad. Wat
we daarbij misschien vaak over het hoofd zien is, dat veel
kwaad nu juist voortkomt uit onze neiging om onze leefwereld
te willen beheersen.
U kent het verhaal in Genesis 3, waarin verteld hoe het kwaad
ooit in de wereld kwam. Alle ellende komt voort, aldus deze
mythe, uit het feit dat de mens - Adam - zich in het hoofd
haalt dat hij beter af is zonder God. In het verhaal is het de
slang die dit vuurtje nog wat opstookt: "Waarom zou God jullie
verboden hebben om van die boom te eten? Wat voor een belang
zou God daarbij hebben?" En de mens denkt dan natuurlijk: die
slang zou best een gelijk kunnen hebben! "Gebruik toch je
gezond verstand!", lijkt de slang te willen zeggen. De mythe
karakteriseert de mens: mondig waar het goed en kwaad betreft;
en wantrouwig ten opzichte van alles wat 'van bovenaf' komt.
De afgelopen week stonden de kranten vol over Kopenhagen en de
klimaatconferentie, die daar plaatsvindt. En - in samenhang
daarmee - las je ook allerlei goede adviezen over wat we zelf
zouden kunnen doen. Zitten we daar nu ècht op te wachten? Of
neigen we tot scepsis. En denken we: zou het nu wel zo'n vaart
lopen met die opwarming van de aarde? Zijn al die rapporten
betrouwbaar? Er wordt zoveel gezegd: wat moet je geloven?
Doorgaans zijn we niet erg geneigd om onze leefwijze te
veranderen op grond van dergelijke adviezen.
Wij geloven vooral in onszelf. Dat blijkt vaak in hele simpele
alledaagse dingen: we willen graag aandacht; we willen graag
aardig gevonden worden; we willen graag gehoord worden; als
iemand ons aanspreekt kan het maar zo gebeuren, dat we na drie
zinnen van de ander zeggen "O stil maar: ik weet precies wat
je bedoelt", om zo vervolgens het gesprek naar onze hand te
zetten. Zo zijn we vaak bezig, zelfs in gesprekken, om er
greep op te houden. En daarmee onszelf in het centrum te
plaatsen.
"Bekeert U!" Is anders-gaan-leven dan misschien gaan leven
vanuit het hervonden besef, dat we het juist vaak moeten
hebben van de anderen? Naarmate ik ouder word denk ik wel
eens, dat je het in je leven vaak niet moest hebben van de
dingen die je naar je hand probeerde te zetten; maar van de
dingen die je worden aangereikt.
Opa, vertel eens....: ben je nog steeds gelovig? Een moeilijke
vraag. Zodra je 'ja' zegt is de volgende vraag natuurlijk
onmiddellijk: "En wat geloof je dan precies?" Maar is dat dan
niet een verkeerde vraag? 'Gelovig zijn' is niet zozeer 'in
iets geloven' maar veeleer een grondhouding; een houding ten
opzichte van jezelf, ten opzichte van anderen en ten opzichte
van de werkelijkheid? Een dichter (Rutger Kopland)schreef ooit:
"Wat gisteren was en morgen zal zijn
"is al eeuwen bekend en verdeeld;
"maar vandaag is het geheim als tussen
"gordijnen een hand.....
Vandaag is eigenlijk een gat in de tijd; vandaag biedt nieuwe
mogelijkheden, nieuwe kansen, nieuwe perspectieven: als we tenminste
open staan voor wat die hand ons door dat gordijn aanreikt. Gelovig
zijn is:
"luisteren naar wat verborgen spreekt,
"uitzien naar wat nog niet te zien is,
"gaan waar geen weg is
"en durven staan waar je niet kunt staan.
Is anders-gaan-leven dan misschien een weg om tot geloof te
komen? Een voorbereiding op de vuurdoop? Gelovig zijn
ontspringt misschien wel daar waar de mens 's ochtends begint
met een loflied, waarin hij zichzelf toezingt dat hij niet
zelf in het centrum moet willen staan - zoals in de psalm
waarmee wij vanochtend deze dienst begonnen:
"Zegen, mijn ziel, de grote naam des Heren,
"laat al wat binnen in mij is Hem eren,
"vergeet niet hoe zijn liefde u heeft geleid..."
Advent nodigt ons uit om zo stil te worden en verwachtingsvol.
Ooit stelde ook een monnik, Thomas Merton is zijn naam, zich
de vraag waar zijn geloof nu feitelijk uit bestond. Zijn
antwoord zou je kunnen aflezen uit het volgende gebed dat van
hem bewaard bleef:
"Heer, mijn God,
Ik weet niet waar ik heen ga. Ik ken de weg niet die voor
mij ligt. Ik kan niet met zekerheid zeggen waar hij zal
eindigen. Ook ken ik mezelf niet echt, en het is niet
omdat ik denk dat ik Uw wil volg dat ik dat ook werkelijk
doe. Maar ik geloof dat het verlangen U te behagen U in
feite ook behaagt. En ik hoop dat ik dat verlangen heb in
alles wat ik doe. Ik hoop dat ik nooit iets zal doen
zonder dit verlangen. En ik weet dat als ik dit doe, U
mij zult leiden langs het rechte pad, hoewel ik er
misschien niets van zal begrijpen. Daarom zal ik altijd
op U vertrouwen, ook al lijk ik verloren en in de schaduw
van de dood. Ik zal niet bang zijn, want U bent steeds
bij mij, en U zult mij nooit aan mijn lot overlaten om
mijn gevaren alleen onder ogen te zien.
AMEN.
Sefanja 3:14-20 (profetie over Jeruzalem)
14 Jubel, vrouwe Sion,
zing van vreugde, Israël,
juich met heel je hart, vrouwe Jeruzalem!
15 De HEER heeft het vonnis over jou tenietgedaan
en je vijand verdreven.
De HEER, de koning van Israël, is in je midden,
je hebt geen kwaad meer te vrezen.
16 Op die dag zal men tegen Jeruzalem zeggen:
'Wees niet bang, Sion!
Laat de moed niet zinken!'
17 De HEER, je God, zal in je midden zijn,
hij is de held die je bevrijdt.
Hij zal vol blijdschap zijn, verheugd over jou,
in zijn liefde zal hij zwijgen,
in zijn vreugde zal hij over je jubelen.
18 Alle treurenden zal ik bijeenbrengen,
verzamelen wie op je feesten moesten ontbreken.
Hun vernedering drukte zwaar op de stad.
19 In die tijd zal ik afrekenen met je verdrukkers,
de kreupelen zal ik redden,
de verstrooiden bijeenbrengen.
En hen die in de hele wereld werden veracht
zal ik met eer en roem overladen.
20 In die tijd breng ik jullie terug.
Ik zal jullie verzamelen,
je zult met eer en roem overladen worden
door alle volken op aarde.
Met eigen ogen zullen jullie zien hoe ik je lot ten goede keer - zegt de HEER.
Lucas 3:7-18
7 Johannes zei tegen de mensen die massaal uitliepen om zich
door hem te laten dopen: 'Addergebroed, wie heeft jullie
wijsgemaakt dat je veilig bent voor het komende oordeel? 8
Breng vruchten voort die een nieuw leven waardig zijn, en zeg
niet meteen bij jezelf: Wij hebben Abraham als vader. Want ik
zeg jullie: God kan uit deze stenen kinderen van Abraham
verwekken! 9 Ja, de bijl ligt al aan de wortel van de boom:
iedere boom die geen goede vruchten draagt, wordt omgehakt en
in het vuur geworpen.'
10 De mensen vroegen hem: 'Wat moeten we dan doen?' 11 Hij
antwoordde: 'Wie twee stel onderkleren heeft, moet delen met
wie er geen heeft, en wie eten heeft moet hetzelfde doen.' 12
Er kwamen ook tollenaars om zich te laten dopen, en die
vroegen hem: 'Meester, wat moeten wij doen?' 13 Hij zei tegen
hen: 'Vorder niet meer dan wat jullie is opgedragen.' 14 Ook
soldaten kwamen hem vragen: 'En wij, wat moeten wij doen?'
Tegen hen zei hij: 'Jullie mogen niemand afpersen en je ook
niet laten omkopen, neem genoegen met je soldij.'
15 Het volk was vol verwachting, en allen vroegen zich af of
Johannes misschien de messias was, 16 maar Johannes zei tegen
hen: 'Ik doop jullie met water, maar er komt iemand die meer
vermag dan ik; ik ben zelfs niet goed genoeg om de riemen van
zijn sandalen los te maken. Hij zal jullie dopen met de
heilige Geest en met vuur; 17 hij houdt de wan in zijn hand om
de dorsvloer te reinigen, het graan zal hij bijeenbrengen in
zijn schuur en het kaf in onblusbaar vuur verbranden.' 18 Op
deze en andere wijze spoorde hij de mensen aan en verkondigde
hij hun het goede nieuws.
Terug naar het begin van deze pagina
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2009.