Illustratie bij 'De hemelwandeling'
Chassidische legenden
H.N. Werkman
Preek gehouden tijdens de dienst van de Remonstrantse Gemeente te Hoogeveen op de derde adventszondag, 13 december 2009
De lezingen waren:
Sefanja 3:14-20
Lucas 3:7-18

"Het goede nieuws?"

Niet zo lang geleden kregen mijn vrouw en ik van twee kleinkinderen een cadeau. Terwijl ze dat overhandigden zei de oudste (zes jaar): "Omi, ik wil het wèl graag terug hebben!" Misschien raadt U al wat het was: het was zo'n boek waarin je je levensgeschiedenis kunt opschrijven: 'Oma/Opa, vertel eens...'. Zo'n boek bevat een groot aantal vragen, bedoeld om je te bepalen bij je verleden en die je uitnodigen om in gedachten nog eens na te gaan hoe je leven nu eigenlijk is verlopen.

Eén van de vragen in het boek is: "Opa, ben je nog steeds gelovig?" Niet bepaald de vraag van een kind van zes, maar toch...: het was misschien wel de moeilijkste vraag uit het hele boek. Wat zou U antwoorden? Ben je nog steeds gelovig? Ja, wat is dat eigenlijk: 'gelovig zijn?

Bij het lezen van de teksten, die ons voor vandaag ter overweging worden aangereikt, moest ik weer aan die vraag denken. Geloven we eigenlijk wat ons daarin wordt aangezegd? Wat dan te denken van het gericht, waar Johannes het over heeft? De bijl ligt al aan de wortel. Dat klinkt niet vrolijk. En toch staat daar even verderop, dat hij zo het goede nieuws verkondigde. Waar gaat dit over? Over het kwaad misschien, dat zal worden uitgeroeid? Zal er ooit werkelijk een einde komen aan alle ellende in deze wereld? Gelooft u dat? En - met betrekking tot ons eigen leven: komt er ooit een moment waarop we zullen kunnen zeggen: "nu begrijp ik waarom ik dit allemaal moest doorstaan; uiteindelijk heeft het mij gelouterd? Mijn leven zin gegeven?

Lucas beschrijft hoe een stoet van mensen bij Johannes komen met de vraag: zeg ons toch wat we moeten doen? Een vreemd verhaal! Het lijkt niet erg van onze tijd. Komt u zulke mensen wel eens tegen? Mensen die dolgraag van iemand horen hoe ze moeten leven? Mijn indruk is dat mensen vandaag de dag doorgaans liever zèlf bepalen hoe we willen leven. Het liefst zijn wij autonoom; zelfredzaam; onafhankelijk. Dat is wat we willen: we zouden graag greep willen hebben op mensen en dingen om ons heen: op onze vrouw en op onze kinderen; op de politiek; op het klimaat; op het armoedeprobleem; en op zoveel meer. Kortom: op het kwaad.

Het liefst zijn wij autonoom; zelfredzaam; onafhankelijk. Dat is wat we willen: we zouden graag greep willen hebben op mensen en dingen om ons heen: op onze vrouw en op onze kinderen; op de politiek; op het klimaat; op het armoedeprobleem; en op zoveel meer. Kortom: op het kwaad. Wat we daarbij misschien vaak over het hoofd zien is, dat veel kwaad nu juist voortkomt uit onze neiging om onze leefwereld te willen beheersen.

U kent het verhaal in Genesis 3, waarin verteld hoe het kwaad ooit in de wereld kwam. Alle ellende komt voort, aldus deze mythe, uit het feit dat de mens - Adam - zich in het hoofd haalt dat hij beter af is zonder God. In het verhaal is het de slang die dit vuurtje nog wat opstookt: "Waarom zou God jullie verboden hebben om van die boom te eten? Wat voor een belang zou God daarbij hebben?" En de mens denkt dan natuurlijk: die slang zou best een gelijk kunnen hebben! "Gebruik toch je gezond verstand!", lijkt de slang te willen zeggen. De mythe karakteriseert de mens: mondig waar het goed en kwaad betreft; en wantrouwig ten opzichte van alles wat 'van bovenaf' komt.

De afgelopen week stonden de kranten vol over Kopenhagen en de klimaatconferentie, die daar plaatsvindt. En - in samenhang daarmee - las je ook allerlei goede adviezen over wat we zelf zouden kunnen doen. Zitten we daar nu ècht op te wachten? Of neigen we tot scepsis. En denken we: zou het nu wel zo'n vaart lopen met die opwarming van de aarde? Zijn al die rapporten betrouwbaar? Er wordt zoveel gezegd: wat moet je geloven? Doorgaans zijn we niet erg geneigd om onze leefwijze te veranderen op grond van dergelijke adviezen.

Wij geloven vooral in onszelf. Dat blijkt vaak in hele simpele alledaagse dingen: we willen graag aandacht; we willen graag aardig gevonden worden; we willen graag gehoord worden; als iemand ons aanspreekt kan het maar zo gebeuren, dat we na drie zinnen van de ander zeggen "O stil maar: ik weet precies wat je bedoelt", om zo vervolgens het gesprek naar onze hand te zetten. Zo zijn we vaak bezig, zelfs in gesprekken, om er greep op te houden. En daarmee onszelf in het centrum te plaatsen.

"Bekeert U!" Is anders-gaan-leven dan misschien gaan leven vanuit het hervonden besef, dat we het juist vaak moeten hebben van de anderen? Naarmate ik ouder word denk ik wel eens, dat je het in je leven vaak niet moest hebben van de dingen die je naar je hand probeerde te zetten; maar van de dingen die je worden aangereikt.

Opa, vertel eens....: ben je nog steeds gelovig? Een moeilijke vraag. Zodra je 'ja' zegt is de volgende vraag natuurlijk onmiddellijk: "En wat geloof je dan precies?" Maar is dat dan niet een verkeerde vraag? 'Gelovig zijn' is niet zozeer 'in iets geloven' maar veeleer een grondhouding; een houding ten opzichte van jezelf, ten opzichte van anderen en ten opzichte van de werkelijkheid? Een dichter (Rutger Kopland)schreef ooit:
    "Wat gisteren was en morgen zal zijn
    "is al eeuwen bekend en verdeeld;
    "maar vandaag is het geheim als tussen
    "gordijnen een hand.....
Vandaag is eigenlijk een gat in de tijd; vandaag biedt nieuwe mogelijkheden, nieuwe kansen, nieuwe perspectieven: als we tenminste open staan voor wat die hand ons door dat gordijn aanreikt. Gelovig zijn is:
    "luisteren naar wat verborgen spreekt,
    "uitzien naar wat nog niet te zien is,
    "gaan waar geen weg is
    "en durven staan waar je niet kunt staan.

Is anders-gaan-leven dan misschien een weg om tot geloof te komen? Een voorbereiding op de vuurdoop? Gelovig zijn ontspringt misschien wel daar waar de mens 's ochtends begint met een loflied, waarin hij zichzelf toezingt dat hij niet zelf in het centrum moet willen staan - zoals in de psalm waarmee wij vanochtend deze dienst begonnen:
    "Zegen, mijn ziel, de grote naam des Heren,
    "laat al wat binnen in mij is Hem eren,
    "vergeet niet hoe zijn liefde u heeft geleid..."
Advent nodigt ons uit om zo stil te worden en verwachtingsvol.

Ooit stelde ook een monnik, Thomas Merton is zijn naam, zich de vraag waar zijn geloof nu feitelijk uit bestond. Zijn antwoord zou je kunnen aflezen uit het volgende gebed dat van hem bewaard bleef:
    "Heer, mijn God,
    Ik weet niet waar ik heen ga. Ik ken de weg niet die voor     mij ligt. Ik kan niet met zekerheid zeggen waar hij zal     eindigen. Ook ken ik mezelf niet echt, en het is niet     omdat ik denk dat ik Uw wil volg dat ik dat ook werkelijk     doe. Maar ik geloof dat het verlangen U te behagen U in     feite ook behaagt. En ik hoop dat ik dat verlangen heb in     alles wat ik doe. Ik hoop dat ik nooit iets zal doen     zonder dit verlangen. En ik weet dat als ik dit doe, U     mij zult leiden langs het rechte pad, hoewel ik er     misschien niets van zal begrijpen. Daarom zal ik altijd     op U vertrouwen, ook al lijk ik verloren en in de schaduw     van de dood. Ik zal niet bang zijn, want U bent steeds     bij mij, en U zult mij nooit aan mijn lot overlaten om     mijn gevaren alleen onder ogen te zien.
AMEN.



DE LEZINGEN:

Sefanja 3:14-20 (profetie over Jeruzalem)

14 Jubel, vrouwe Sion,
zing van vreugde, Israël,
juich met heel je hart, vrouwe Jeruzalem!
15 De HEER heeft het vonnis over jou tenietgedaan
en je vijand verdreven.
De HEER, de koning van Israël, is in je midden,
je hebt geen kwaad meer te vrezen.
16 Op die dag zal men tegen Jeruzalem zeggen:
'Wees niet bang, Sion!
Laat de moed niet zinken!'
17 De HEER, je God, zal in je midden zijn,
hij is de held die je bevrijdt.
Hij zal vol blijdschap zijn, verheugd over jou,
in zijn liefde zal hij zwijgen,
in zijn vreugde zal hij over je jubelen.
18 Alle treurenden zal ik bijeenbrengen,
verzamelen wie op je feesten moesten ontbreken.
Hun vernedering drukte zwaar op de stad.
19 In die tijd zal ik afrekenen met je verdrukkers,
de kreupelen zal ik redden,
de verstrooiden bijeenbrengen.
En hen die in de hele wereld werden veracht
zal ik met eer en roem overladen.
20 In die tijd breng ik jullie terug.
Ik zal jullie verzamelen,
je zult met eer en roem overladen worden
door alle volken op aarde.
Met eigen ogen zullen jullie zien hoe ik je lot ten goede keer - zegt de HEER.

Lucas 3:7-18

7 Johannes zei tegen de mensen die massaal uitliepen om zich door hem te laten dopen: 'Addergebroed, wie heeft jullie wijsgemaakt dat je veilig bent voor het komende oordeel? 8 Breng vruchten voort die een nieuw leven waardig zijn, en zeg niet meteen bij jezelf: Wij hebben Abraham als vader. Want ik zeg jullie: God kan uit deze stenen kinderen van Abraham verwekken! 9 Ja, de bijl ligt al aan de wortel van de boom: iedere boom die geen goede vruchten draagt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen.'
10 De mensen vroegen hem: 'Wat moeten we dan doen?' 11 Hij antwoordde: 'Wie twee stel onderkleren heeft, moet delen met wie er geen heeft, en wie eten heeft moet hetzelfde doen.' 12 Er kwamen ook tollenaars om zich te laten dopen, en die vroegen hem: 'Meester, wat moeten wij doen?' 13 Hij zei tegen hen: 'Vorder niet meer dan wat jullie is opgedragen.' 14 Ook soldaten kwamen hem vragen: 'En wij, wat moeten wij doen?' Tegen hen zei hij: 'Jullie mogen niemand afpersen en je ook niet laten omkopen, neem genoegen met je soldij.'
15 Het volk was vol verwachting, en allen vroegen zich af of Johannes misschien de messias was, 16 maar Johannes zei tegen hen: 'Ik doop jullie met water, maar er komt iemand die meer vermag dan ik; ik ben zelfs niet goed genoeg om de riemen van zijn sandalen los te maken. Hij zal jullie dopen met de heilige Geest en met vuur; 17 hij houdt de wan in zijn hand om de dorsvloer te reinigen, het graan zal hij bijeenbrengen in zijn schuur en het kaf in onblusbaar vuur verbranden.' 18 Op deze en andere wijze spoorde hij de mensen aan en verkondigde hij hun het goede nieuws.

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2009.