Het mystieke lam,
basiliek in Torcello,
rechter absisgewelf,
detail van een mozaïek.

Preek gehouden tijdens de dienst van de Remonstrantse Gemeente te Hoogeveen op 18 maart 2012

De lezingen waren:
Psalm 122
Efeziërs 2:4-10
Johannes 6:4-15

"Omdat God zo barmhartig is..."
(Efeziërs 2:4)

De psalm, die we lazen, is een pelgrimspsalm. Drie maal per jaar trekken de twaalf stammen van Israël op naar Jeruzalem. In kleine groepjes gaan ze van huis. En langzaam groeit de stroom aan. Uiteindelijk bereiken ze Jeruzalem. Wat zie je dan: hoe daar de huizen schouder aan schouder staan! Zo moet heel Israëel zijn: stam naast stam, schouder aan schouder, zoals vrienden verbonden met elkaar. Dan is het één groot feest van verbroedering! Is dat niet een prachtig beeld!

De psalm is geschreven in de verleden tijd: klaarblijkelijk gaat het om een indringende ervaring die iemand heeft gehad. De psalm is geschreven door een pelgrim die deze herinnering vol dankbaarheid met zich meedraagt als een verwijzing naar wat het betekent om met anderen samen te komen en je in geloof met elkaar verbonden te weten. Zo moet het leven bedoeld zijn!

De psalm eindigt met een hartstochtelijke wens: moge er vrede zijn in Jeruzalem! Moge het goed gaan met die stad omwille van de tempel, omwille van onze plaats van samenkomst: want die is ons heilig. Kent u ook zulke herinneringen? Herinneringen die je met je meedraagt als een soort houvast: dat het leven goed kan zijn? Rijk gezegend?

De lezing uit het evangelie gaat over een menigte die naar Jezus toekomt. Het loopt tegen Pasen. Misschien zijn het ook wel mensen die als pelgrim op weg zijn naar Jeruzalem? Dat zou heel goed kunnen. En ook dit verhaal berust op een kostbare herinnering: aan een keer, toen mensen op een wonderlijke wijze te eten kregen; er werden broden en vissen uitgedeeld. Niemand wist hoe dat precies was gegaan. Maar het was wel een onvergetelijke ervaring! Zo onverwacht en wonderlijk! En een sfeer: zo onbezorgd, zo ontspannen, zo weldadig!

Paulus schrijft aan de Efeziërs: "God heeft ons uit de dood opgewekt, omdat God zo barmhartig is; omdat Zijn liefde voor ons zo groot is ...." Bij de woorden 'opwekking uit de dood' denken veel mensen onmiddellijk aan het einde van het leven en aan een hiernamaals. Maar als je goed leest wat Paulus schrijft, zie je dat hij dat niet bedoelt. Hij heeft het over de actualiteit, over het hier en nu: God heeft ons opgewekt. Voor hem verwijzen de woorden 'uit de dood' duidelijk niet naar ons levenseinde. Maar naar wat dan wèl?

Waar hij naar verwijst is misschien wel heel indringend verwoord door de Deense theoloog Sören Kierkegaard. Die schreef eens een boek onder de titel "Ziekte tot de dood". De titel werd hem ingegeven door het verhaal over de opwekking van Lazarus. Daarin wordt gezegd dat als Jezus hoort, dat zijn vriend Lazarus ziek is, hij zegt: 'Dit is geen ziekte tot de dood'. Kierkegaard wijst erop dat ons bestaan soms zo uitzichtsloos kan zijn, dat het leven in wezen lijkt op een bestaan in een graf, ingemetseld, uitzichtsloos! De vader van Kierkegaard had hem ooit verteld dat hij zèlf ooit, toen hij nog heel jong was bij het hoeden van de schapen God had vervloekt om de troosteloosheid van zijn bestaan. Kierkegaard heeft dit verhaal zijn hele leven met zich meegedragen. En ij herkende regelmatig hoe mensen zo gebukt gaan onder zorgen dat je dat geen leven kunt noemen. Onder zorgen over wat ze moeten eten, onder zorgen voor de toekomst, of zorgen over wat hen mogelijk nog te wachten staat, of over hoe andere mensen over ons denken en spreken; enz. En eigenlijk, zegt hij, is dat toch een ziekte.

De vraag is dan: hoe kan een mens daarvan genezen? Wie of wat kan ons verlossen van die levensangst - want dat is het toch eigenlijk?

Volgens Paulus kunnen we daarvan alleen worden verlost als we oog krijgen voor Gods goedheid. En Kierkegaard denkt daar net zo over: kijk naar de leliën op het veld en de vogels in de lucht - zo zegt hij. Misschien is dat wel het hart van het Christendom. Want zegt u nu zelf: in wezen is het evangelie toch het blijde nieuws over verlossing van het kwaad? En is het Christendom toch een verlossingsgodsdienst! Het uittochtverhaal vertelt over de verlossing van Israël uit Misraïm (Egypte). Mitsraïm betekent letterlijk angstland. Genesis begint met een verhaal over duisternis alom en de chaos waarin licht komt en harmonie: zo ontstaat een bewoonbare wereld waar het goed is om in te leven! Dat verlossingsthema steeds weer terug. "Verlos ons van de boze", heet het in het onzevader.

God heeft ons uit de dood opgewekt. Wie oog heeft voor Zijn barmhartigheid en de openheid van geest om Zijn liefde te ervaren: die kan vrijuit leven; onbezorg! Maar, zult u vragen: hoe zit het dan met Jezus. We hebben toch altijd geleerd, dat Jezus de verlosser is? Dat hij ons heeft verlost - door zijn kruis en opstanding?

Ik denk dat het verlossingswerk van Jezus niet zozeer ligt in wat er na zijn dood is gebeurd (verrijzenis, verschijningen en hemelvaart), maar in wat hij deed tijdens zijn leven; en hoe hij leefde. In het feit dat hij aandacht had voor zieken en arme stakkers die werden gediscrimineerd; dat hij oog had voor onrecht dat mensen werd aangedaan; dat hij zag hoe mensen konden lijden onder vooroordelen. En - wat misschien wel het allerbelangrijkste was: dat zelf met hen solidair bleef en het lijden, dat daarmee verbonden was, niet schuwde als het erom ging om de cultuur van zijn tijd te bekritiseren.

Wij moeten verlost worden! Daar zijn we het misschien al snel over eens. Maar de vraag daarbij is: waarvan moeten we precies verlost worden? Zou het ook zo kunnen zijn, dat de wereld verlost moet worden van mij? Van ons? Van onze westerse cultuur? Of van bepaalde vormen van Christendom zoals die in de loop van de eeuwen zijn ontstaan?

Dat brengt mij opnieuw bij Kierkegaard, die de kerk uit zijn dagen bekritiseert. Zo schrijft hij over bisschop Mynster, de biechtvader was van zijnvader, in zijn dagboek: "Mynsters religieusiteit komt ongeveer hierop neer: men leve wezenlijk als een rechtschapen heiden, make het zich gemakkelijk en prettig in het leven, geniete van zijn komfort - maar daarenboven geve men toe, dat men het hoogste nog lang niet bereikt heeft. Dat toegeven is het, wat hij eigenlijk als christendom opvat." Zouden we - wat Kierkegaard schrijft over bisschop Mynster - ook onszelf moeten aanrekenen?

Werkelijk geloof is, volgens Kierkegaard, een passie: een passie voor God. Hij zegt: het gaat er niet om hoe we over God denken of over God praten: het gaat erom of we weten hoe we moeten leven om waar te maken dat we beeldragers zijn van God; dat we zijn goedheid moeten weerspiegelen, zoals Jezus dat deed; met alle risico's van dien. Het gaat er, volgens Kierkegaard, om dat we de moed hebben om te leven vanuit het besef dat we als mens nergens zijn als we niet worden gedragen door Gods liefde.

God is altijd iets aan het doen in je leven. Dat stel ik nu zomaar. Stel jezelf nu eens de vraag hoe God in jouw leven iets aan het doen is? Als je die vraag moeilijk vindt, realiseer je dan dat God zich vaak op twee manieren manifesteert: God stelt de mens onder kritiek; maar ook: God vernieuwt. Vaak is het een met het ander verbonden. Hoe is God in jouw leven iets aan het doen?

Zou het zo kunnen zijn dat we, alleen als we tijd maken om zulke vragen toe te laten, ons gelovig zouden mogen noemen?
AMEN.


DE LEZINGEN:

Psalm 122
1 Een pelgrimslied van David.

Verheugd was ik toen ik hoorde:
'Wij gaan naar het huis van de HEER,'
2 verheugd ben ik, toen onze voeten stonden
binnen je poorten, Jeruzalem.

3 Jeruzalem, als een stad gebouwd,
hecht en dicht opeen.
4 Daar kwamen de stammen samen,
de stammen van de HEER,

om Israëls plicht te vervullen,
te prijzen de naam van de HEER.
5 Daar zetelt het gerecht,
daar troont het huis van David.

6 Vraag om vrede voor Jeruzalem:
'Dat rust hebben wie van je houden,
7 dat vrede heerst binnen je muren
en rust in je vesting.'

8 Om mijn verwanten en vrienden
zeg ik: 'Vrede zij in jou.'
9 Om het huis van de HEER, onze God,
wens ik je al het goede.


Efeziërs 2:4-10
4 Maar omdat God zo barmhartig is, omdat de liefde die hij voor ons heeft opgevat zo groot is, 5 heeft hij ons, die dood waren door onze zonden, samen met Christus levend gemaakt. Ook u bent nu door zijn genade gered. 6 Hij heeft ons samen met hem uit de dood opgewekt en ons een plaats gegeven in de hemelsferen, in Christus Jezus. 7 Zo zal hij, in de eeuwen die komen, laten zien hoe overweldigend rijk zijn genade is, hoe goed hij voor ons is door Christus Jezus. 8 Door zijn genade bent u nu immers gered, dankzij uw geloof. Maar dat dankt u niet aan uzelf; het is een geschenk van God 9 en geen gevolg van uw daden, dus niemand kan zich erop laten voorstaan. 10 Want hij heeft ons gemaakt tot wat wij nu zijn: in Christus Jezus geschapen om de weg te gaan van de goede daden die God heeft voorbereid.

Johannes 6:4-15
4 Het was kort voor het Joodse pesachfeest.
5 Toen Jezus om zich heen keek en zag dat die menigte naar hem toe kwam, vroeg hij aan Filippus: 'Waar kunnen we brood kopen om deze mensen te eten te geven?' 6 Hij vroeg dat om Filippus op de proef te stellen, want zelf wist hij al wat hij zou gaan doen. 7 Filippus antwoordde: 'Zelfs tweehonderd denarie zou niet voldoende zijn om iedereen een klein stukje brood te geven.' 8 Een van de leerlingen, Andreas, de broer van Simon Petrus, zei: 9 'Er is hier wel een jongen met vijf gerstebroden en twee vissen - maar wat hebben we daaraan voor zo veel mensen?' 10 Jezus zei: 'Laat iedereen gaan zitten.' Er was daar veel gras, en ze gingen zitten; er waren ongeveer vijfduizend mannen. 11 Jezus nam de broden, sprak het dankgebed uit en verdeelde het brood onder de mensen die er zaten. Hij gaf hun ook vis, zo veel als ze wilden. 12 Toen iedereen volop gegeten had zei hij tegen zijn leerlingen: 'Verzamel nu de overgebleven stukken brood, zodat er niets verloren gaat.' 13 Dat deden ze en ze vulden twaalf manden met wat overgebleven was van de vijf gerstebroden die men had gegeten. 14 Toen de mensen het wonderteken dat hij gedaan had zagen, zeiden ze: 'Hij moet wel de profeet zijn die in de wereld zou komen.' 15 Jezus begreep dat ze hem wilden dwingen om mee te gaan en hem dan tot koning zouden uitroepen. Daarom trok hij zich terug op de berg, alleen.

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2012.