Vredesaltaar van keizer Augustus (detail) | ![]() |
De lezingen waren:
"Omdat God zo barmhartig is, omdat de liefde die hij voor ons
heeft opgevat zo groot is......"
Psalm 122
Terug naar het begin van deze pagina
Psalm 122
Efeziërs 2: 4-10
(Efeziërs 2:4)
De psalm, die we lazen, is een pelgrimspsalm. Drie maal per
jaar trekken de twaalf stammen van Isra%l op naar Jeruzalem.
In kleine groepjes gaan ze van huis. En langzaam groeit de
stroom aan. Uiteindelijk bereiken ze Jeruzalem. Wat zie je
dan: hoe daar de huizen schouder aan schouder staan! Zo moet
heel Isra%el zijn: stam naast stam, schouder aan schouder,
zoals vrienden verbonden met elkaar. Dan is het ÔÔn groot
feest van verbroedering! Is dat niet een prachtig beeld!
De psalm is geschreven in de verleden tijd: klaarblijkelijk
gaat het om een indringende ervaring die iemand heeft gehad.
De psalm is geschreven door een pelgrim die deze herinnering
vol dankbaarheid met zich meedraagt als een verwijzing naar
wat het betekent om met anderen samen te komen en je in geloof
met elkaar verbonden te weten. Zo moet het leven bedoeld zijn!
De psalm eindigt met een hartstochtelijke wens: moge er vrede
zijn in Jeruzalem! Moge het goed gaan met die stad omwille van
de tempel, omwille van onze plaats van samenkomst: want die is
ons heilig. Kent u ook zulke herinneringen? Herinneringen die
je met je meedraagt als een soort houvast: dat het leven goed
kan zijn? Rijk gezegend?
Paulus wel: hij heeft ooit, op weg naar Damascus, iets
wonderbaarlijks ervaren dat zijn hele kijk op de werkelijkheid
voorgoed heeft veranderd. Hij is er een ander mens door
geworden.
Op grond van zijn herinneringen daaraan schrijft hij aan de
Efeziërs: "God heeft ons uit de dood opgewekt, omdat God zo
barmhartig is; omdat Zijn liefde voor ons zo groot is ...."
Bij de woorden 'opwekking uit de dood' denken veel mensen
onmiddellijk aan het einde van het leven en aan een
hiernamaals. Maar als je goed leest wat Paulus schrijft, zie
je dat hij dat niet bedoelt. Hij heeft het over de
actualiteit, over het hier en nu: God heeft ons opgewekt. Voor
hem verwijzen de woorden 'uit de dood' duidelijk niet naar ons
levenseinde. Maar naar wat dan w%l?
Waar hij naar verwijst is misschien wel heel indringend
verwoord door de Deense theoloog S%ren Kierkegaard. Die
schreef eens een boek onder de titel "Ziekte tot de dood". De
titel werd hem ingegeven door het verhaal over de opwekking
van Lazarus. Daarin wordt gezegd dat als Jezus hoort, dat zijn
vriend Lazarus ziek is, hij zegt: 'Dit is geen ziekte tot de
dood'. Kierkegaard wijst erop dat ons bestaan soms zo
uitzichtsloos kan zijn, dat het leven in wezen lijkt op een
bestaan in een graf, ingemetseld, uitzichtsloos! De vader van
Kierkegaard had hem ooit verteld dat hij z%lf ooit, toen hij
nog heel jong was bij het hoeden van de schapen God had
vervloekt om de troosteloosheid van zijn bestaan. Kierkegaard
heeft dit verhaal zijn hele leven met zich meegedragen. En hij
herkende regelmatig hoe mensen zo gebukt gaan onder zorgen dat
je dat geen leven kunt noemen. Onder zorgen over wat ze moeten
eten, onder zorgen voor de toekomst, of zorgen over wat hen
mogelijk nog te wachten staat, of over hoe andere mensen over
ons denken en spreken; enz. En eigenlijk, zegt hij, is dat
toch een ziekte.
De vraag is dan: hoe kan een mens daarvan genezen? Wie of wat
kan ons verlossen van die levensangst - want dat is het toch
eigenlijk?
===
Volgens Paulus kunnen we daarvan alleen worden verlost als we
oog krijgen voor Gods goedheid. En Kierkegaard denkt daar net
zo over: kijk naar de leliën op het veld en de vogels in de
lucht - zo zegt hij.
Misschien is dat wel het hart van het Christendom. Want zegt u
nu zelf: in wezen is het evangelie toch het blijde nieuws over
verlossing van het kwaad? En is het Christendom toch een
verlossingsgodsdienst! Het uittochtverhaal vertelt over de
verlossing van Israël uit Misra´m (Egypte). Mitsra´m betekent
letterlijk angstland. Genesis begint met een verhaal over
duisternis alom en de chaos waarin licht komt en harmonie: zo
ontstaat een bewoonbare wereld waar het goed is om in te
leven! Dat verlossingsthema steeds weer terug. "Verlos ons van
de boze", heet het in het onzevader.
God heeft ons uit de dood opgewekt. Wie oog heeft voor Zijn
barmhartigheid en de openheid van geest om Zijn liefde te
ervaren: die kan vrijuit leven; onbezorgd!
===
Maar, zult u vragen: hoe zit het dan met Jezus. We hebben toch
altijd geleerd, dat Jezus de verlosser is? Dat hij ons heeft
verlost - door zijn kruis en opstanding?
Ik denk dat het verlossingswerk van Jezus niet zozeer ligt in
wat er na zijn dood is gebeurd (verrijzenis, verschijningen en
hemelvaart), maar in wat hij deed tijdens zijn leven; en hoe
hij leefde. In het feit dat hij aandacht had voor zieken en
arme stakkers die werden gediscrimineerd; dat hij oog had voor
onrecht dat mensen werd aangedaan; dat hij zag hoe mensen
konden lijden onder vooroordelen. En - wat misschien wel het
allerbelangrijkste was: dat zelf met hen solidair bleef en het
lijden, dat daarmee verbonden was, niet schuwde als het erom
ging om de cultuur van zijn tijd te bekritiseren.
Wij moeten verlost worden! Daar zijn we het misschien al snel
over eens. Maar de vraag daarbij is: waarvan moeten we precies
verlost worden? Zou het ook zo kunnen zijn, dat de wereld
verlost moet worden van mij? Van ons? Van onze westerse
cultuur? Of van bepaalde vormen van Christendom zoals die in
de loop van de eeuwen zijn ontstaan?
Dat brengt mij opnieuw bij Kierkegaard, die de kerk uit zijn
dagen bekritiseert. Zo schrijft hij over bisschop Mynster, de
biechtvader was van zijnvader, in zijn dagboek: "Mynsters
religieusiteit komt ongeveer hierop neer: men leve wezenlijk
als een rechtschapen heiden, make het zich gemakkelijk en
prettig in het leven, geniete van zijn komfort - maar
daarenboven geve men toe, dat men het hoogste nog lang niet
bereikt heeft. Dat toegeven is het, wat hij eigenlijk als
christendom opvat." Zouden we - wat Kierkegaard schrijft over
bisschop Mynster - ook onszelf moeten aanrekenen?
Werkelijk geloof is, volgens Kierkegaard, een passie: een
passie voor God. Hij zegt: het gaat er niet om hoe we over God
denken of over God praten: het gaat erom of we weten hoe we
moeten leven om waar te maken dat we beeldragers zijn van God;
dat we zijn goedheid moeten weerspiegelen, zoals Jezus dat
deed; met alle risico's van dien. Het gaat er, volgens
Kierkegaard, om dat we de moed hebben om te leven vanuit het
besef dat we als mens nergens zijn als we niet worden gedragen
door Gods liefde.
===
God is altijd iets aan het doen in je leven. Dat stel ik nu
zomaar. Stel jezelf nu eens de vraag hoe God in jouw leven
iets aan het doen is? Als je die vraag moeilijk vindt,
realiseer je dan dat God zich vaak op twee manieren
manifesteert: God stelt de mens onder kritiek; maar ook: God
vernieuwt. Vaak is het een met het ander verbonden.
Hoe is God in jouw leven iets aan het doen?
Zou het zo kunnen zijn dat we, alleen als we tijd maken om
zulke vragen toe te laten, ons gelovig zouden mogen noemen?
AMEN.
1 Een pelgrimslied van David.
Verheugd was ik toen ik hoorde:
'Wij gaan naar het huis van de HEER,'
2 verheugd ben ik, nu onze voeten staan
binnen je poorten, Jeruzalem.
3 Jeruzalem, als een stad gebouwd,
hecht en dicht opeen.
4 Daar komen de stammen samen,
de stammen van de HEER,
om Israëls plicht te vervullen,
te prijzen de naam van de HEER.
5 Daar zetelt het gerecht,
daar troont het huis van David.
6 Vraag om vrede voor Jeruzalem:
'Dat rust hebben wie van je houden,
7 dat vrede heerst binnen je muren
en rust in je vesting.'
8 Om mijn verwanten en vrienden
zeg ik: 'Vrede zij in jou.'
9 Om het huis van de HEER, onze God,
wens ik je al het goede.
Efeziërs 2:4-10
4 Maar omdat God zo barmhartig is, omdat de liefde die hij
voor ons heeft opgevat zo groot is, 5 heeft hij ons, die dood
waren door onze zonden, samen met Christus levend gemaakt. Ook
u bent nu door zijn genade gered. 6 Hij heeft ons samen met
hem uit de dood opgewekt en ons een plaats gegeven in de
hemelsferen, in Christus Jezus. 7 Zo zal hij, in de eeuwen die
komen, laten zien hoe overweldigend rijk zijn genade is, hoe
goed hij voor ons is door Christus Jezus. 8 Door zijn genade
bent u nu immers gered, dankzij uw geloof. Maar dat dankt u
niet aan uzelf; het is een geschenk van God 9 en geen gevolg
van uw daden, dus niemand kan zich erop laten voorstaan. 10
Want hij heeft ons gemaakt tot wat wij nu zijn: in Christus
Jezus geschapen om de weg te gaan van de goede daden die God
heeft voorbereid.
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2012.