Het vredesaltaar van keizer Augustus (detail) | ![]() |
De lezingen waren:
DE LEZINGEN:
Terug naar het begin van deze pagina
Jesaja 45:15-19
Efeziërs 2:4-10
PREEK
'Ik heb niet in het verborgene gesproken, ergens in een
duister oord' (Jesaja 45:19)
Niet lang geleden werd op de televisie in het programma van
Pauw en Witteman Tijs van de Brink geïnterviewd. Het ging over
een nieuw programma van de EO onder de titel "Adieu God?".
Tijs van de Brink zal dat gaan presenteren, zo werd gezegd. De
bedoeling is dat hij in dit programma in gesprek gaat met
bekende Nederlanders die de kerk hebben verlaten. Hoe zag hun
opvoeding eruit? Wat is er nog over van hun geloof? Speelt God
nog een rol van betekenis in hun leven? Over dergelijke vragen
zou het gaan. De kijker kreeg ook al een voorproefje te zien.
Er kwam iemand aan het woord die in zijn leven zoveel ellende
had doorgemaakt, dat hij daardoor - naar zijn zeggen- van zijn
geloof was gevallen. Kerkverlating dus, als gevolg van nare
ervaringen. Dat komt vaker voor.
De Jesajatekst die we lazen laat zien het dit iets is van alle
tijden. Ook destijds konden mensen klaarblijkelijk maar
moeilijk geloven dat de ellende van de ballingschap te rijmen
was met al de positieve dingen die over God werden verkondigd.
Zij zagen zich geconfronteerd met wat de profeet beschrijft
als 'de verborgenheid van God'. Maar is God wel zo obscuur?
De profeet plaatst daar een kanttekening bij. Dat doet hij
door zich als het ware tot een spreekbuis van God te maken. En
namens God zegt hij: 'Ik heb niet in het verborgene gesproken,
ergens in een duister oord!'. Met andere woorden: ligt het wel
aan God!? Zou het niet zo kunnen zijn dat jullie blind zijn
voor wat God doet en doof voor zijn woord? Is jullie a-religiositeit
niet een product van de heersende cultuur?
Het zijn vragen die ook ons aangaan. Wij leven in een tijd dat
kerkverlating aan de orde van de dag is. En in een cultuur,
die nog altijd in belangrijke mate wordt bepaald door het
erfgoed van de "Verlichting". De Verlichting - dat was een
beweging die wel gekarakteriseerd wordt door het motto: "De
mens moet zijn verstand gebruiken!" Wie zijn verstand gebruikt
komt al snel tot de conclusie dat we uiteindelijk - als we een
leefbare wereld willen - zèlf de handen uit de mouwen moeten
steken. Want van God hebben we niet veel te verwachten.
Sterker nog: misschien zijn we wel beter af zonder God. Dat
was in elk geval de opvatting van Karl Marx. 'Godsgeloof is
opium voor het volk': omdat het geloof de mogelijkheid biedt
zich te onttrekken aan zijn verantwoordelijkheid.
Van de grote theologen van de vorige eeuw zijn de meesten
opgeleid op universiteiten, waar dit liberale
Verlichtingsdenken de cultuur beheerste. En wat nu zo opvalt
als je hun geschiedenis bekijkt is dat het juist de ellende
van de wereldoorlogen is geweest die hen dwongen om dit
liberale denken te laten varen. Zo schrijft Karl Barth dat hij
niet meer kan preken. Hij hoeft bij fabrieksarbeiders, bij
armen, bij oorlogsslachtoffers en andere berooide mensen niet
aan te komen met de gedachte, dat ze de handen uit de mouwen
moeten steken en hun hoofd moeten gebruiken. Zo ontdekt hij
dat autonomie een ziekte is van onze cultuur.
Maar al voor hem was de Deense theoloog/filosoof Sòren
Kierkegaard tot dezelfde slotsom gekomen: volgens hem was het
een fictie is om te denken dat we het zonder religie zouden
kunnen stellen. Kierkegaard heeft daar een boek over
geschreven onder de titel "Ziekte tot de dood". De titel werd
hem ingegeven door het verhaal over de opwekking van Lazarus.
Daarin wordt gezegd dat als Jezus hoort, dat zijn vriend
Lazarus ziek is, hij zegt: 'Dit is geen ziekte tot de dood'.
Kierkegaard wijst erop dat ons bestaan soms zo uitzichtloos
kan zijn, dat het leven in wezen lijkt op een bestaan in een
graf, ingemetseld, uitzichtloos! De vader van Kierkegaard had
hem ooit verteld dat hij zèlf ooit, toen hij nog heel jong was
bij het hoeden van de schapen God had vervloekt om de
troosteloosheid van zijn bestaan. Kierkegaard heeft dit
verhaal zijn hele leven met zich meegedragen. En hij herkende
regelmatig hoe mensen zo gebukt gaan onder zorgen dat je dat
geen leven kunt noemen. Onder zorgen over wat ze moeten eten,
onder zorgen voor de toekomst, of zorgen over wat hen mogelijk
nog te wachten staat, of over hoe andere mensen over ons
denken en spreken; enz. En eigenlijk, zegt hij, is dat toch
een ziekte.
Ook Paulus schrijft in wezen over die ziekte. Hij spreekt
weliswaar niet over genezing, maar over verlossing. Zelf is
hij genezen van zijn hoogmoed toen hij destijds - onderweg
naar Damascus - iets wonderbaarlijks heeft ervaren. Die
ervaring heeft zijn hele kijk op de werkelijkheid voorgoed
veranderd. Hij is er een ander mens door geworden. Karl Barth
spreekt - naar aanleiding van Paulus - over God die zich
'senkrecht von oben' manifesteert. God overkomt ons. Op grond
van zijn herinneringen daaraan schrijft Paulus aan de
Efeziërs: "God heeft ons uit de dood opgewekt, omdat God zo
barmhartig is; omdat Zijn liefde voor ons zo groot is ...."
Dat behoeft enige toelichting. Bij de woorden 'opwekking uit
de dood' denken veel mensen onmiddellijk aan het einde van het
leven en aan een hiernamaals. Maar als je goed leest wat
Paulus schrijft, zie je dat hij dat niet bedoelt. Hij heeft
het over de actualiteit, over het hier en nu: God heeft ons
opgewekt. Voor hem verwijzen de woorden 'uit de dood'
duidelijk niet naar ons levenseinde, maar naar een soort
genezingsproces: het genezen worden van levensangst - want dat
is het toch eigenlijk?
Volgens Paulus kunnen we daarvan alleen worden verlost als we
oog krijgen voor Gods goedheid. En Kierkegaard denkt daar net
zo over: hij herinnert ons in dat verband aan woorden van
Jezus: "kijk naar de leliën op het veld en de vogels in de
lucht".
Misschien betreft dit wel het hart van het Christendom. Want
in wezen is het evangelie toch het blijde nieuws over
verlossing van het kwaad? In wezen is het Christendom een
verlossingsgodsdienst! Het uittochtverhaal vertelt over de
verlossing van Israël uit Mitsraïm (Egypte). Mitsraïm betekent
letterlijk angstland. Genesis begint met een verhaal over
duisternis alom en de chaos waarin licht komt en harmonie: zo
ontstaat een bewoonbare wereld! Schepping en verlossing zijn
twee heel verschillende woorden die naar het zelfde verwijzen.
"Verlos ons van de boze", heet het in het onzevader: woorden
die een bede zijn om een betere wereld.
God heeft ons uit de dood opgewekt. Wie oog heeft voor Zijn
barmhartigheid en de openheid van geest om Zijn liefde te
ervaren: die kan vrijuit leven; onbezorgd!
===
Maar, zult u vragen: hoe zit het dan met Jezus. We hebben toch
altijd geleerd, dat Jezus de verlosser is? Dat hij ons heeft
verlost - door zijn kruis en opstanding?
Ik denk dat het verlossingswerk van Jezus niet zozeer ligt in
wat er na zijn dood is gebeurd (verrijzenis, verschijningen en
hemelvaart), maar in wat hij deed tijdens zijn leven; en hoe
hij leefde. In het feit dat hij aandacht had voor zieken en
arme stakkers die werden gediscrimineerd; dat hij oog had voor
onrecht dat mensen werd aangedaan; dat hij zag hoe mensen
konden lijden onder vooroordelen. En - wat misschien wel het
allerbelangrijkste was: dat zelf met hen solidair bleef en het
lijden, dat daarmee verbonden was, niet schuwde als het erom
ging om de cultuur van zijn tijd te bekritiseren.
Wij moeten verlost worden! Daar zijn we het misschien al snel
over eens. Maar de vraag daarbij is: waarvan moeten we precies
verlost worden? Zou het ook zo kunnen zijn, dat de wereld
verlost moet worden van mij? Van ons? Van onze westerse
cultuur? Of van bepaalde vormen van Christendom zoals die in
de loop van de eeuwen zijn ontstaan? Onderdrukkend
Christendom? Christendom waarin mensen elkaar de maat nemen?
Dat brengt mij opnieuw bij Kierkegaard, die de kerk uit zijn
dagen bekritiseert. Zo schrijft hij over bisschop Mynster, de
biechtvader was van zijnvader, in zijn dagboek: "Mynsters
religieusiteit komt ongeveer hierop neer: men leve wezenlijk
als een rechtschapen heiden, make het zich gemakkelijk en
prettig in het leven, geniete van zijn komfort - maar
daarenboven geve men toe, dat men het hoogste nog lang niet
bereikt heeft. Dat toegeven is het, wat hij eigenlijk als
christendom opvat." Zouden we - wat Kierkegaard schrijft over
bisschop Mynster - ook onszelf moeten aanrekenen?
Werkelijk geloof is, volgens Kierkegaard, een passie: een
passie voor God. Hij zegt: het gaat er niet om hoe we over God
denken of over God praten: het gaat erom of we weten hoe we
moeten leven om waar te maken dat we beeldragers zijn van God;
dat we zijn goedheid moeten weerspiegelen, zoals Jezus dat
deed; met alle risico's van dien. Het gaat er, volgens
Kierkegaard, om dat we de moed hebben om te leven vanuit het
besef dat we als mens nergens zijn als we niet worden gedragen
door Gods liefde.
God is altijd iets aan het doen in je leven. Dat stel ik nu
zomaar. Stel jezelf nu eens de vraag hoe God in jouw leven
iets aan het doen is? Als je die vraag moeilijk vindt,
realiseer je dan dat God zich vaak op twee manieren
manifesteert: God stelt de mens onder kritiek; maar ook: God
vernieuwt. Vaak is het een met het ander verbonden.
Hoe is God in jouw leven iets aan het doen?
Zou het zo kunnen zijn dat we, alleen als we tijd maken om
zulke vragen toe te laten, ons gelovig zouden mogen noemen?
AMEN.
* Jesaja 45: 15-19
15 En: 'Voorwaar, u bent een God die zich verborgen houdt,
de God van Israël, die redding brengt.'
16 De ambachtslieden met hun godenbeelden
staan te schande en worden gehoond,
ze worden samen te schande gemaakt.
17 Maar Israël wordt door de HEER gered,
hij brengt redding voor eeuwig.
Jullie staan niet te schande en worden niet gehoond,
in alle eeuwigheid niet.
18 Dit zegt de HEER,
die de hemel geschapen heeft - hij is God! -,
die de aarde gemaakt en gevormd heeft
en die haar heeft gegrondvest -
niet als chaos schiep hij de aarde,
maar om te bewonen heeft hij haar gevormd:
Ik ben de HEER, er is geen ander.
19 Ik heb niet in het verborgene gesproken,
ergens in een duister oord,
ik heb Jakobs nageslacht niet gevraagd:
'Zoek mij in de chaos.'
Nee, ik ben de HEER,
al wat ik zeg is rechtvaardig,
wat ik aankondig is waarachtig.
* Efeziërs 2:4-10
4 Maar omdat God zo barmhartig is, omdat de liefde die hij
voor ons heeft opgevat zo groot is, 5 heeft hij ons, die dood
waren door onze zonden, samen met Christus levend gemaakt. Ook
u bent nu door zijn genade gered. 6 Hij heeft ons samen met
hem uit de dood opgewekt en ons een plaats gegeven in de
hemelsferen, in Christus Jezus. 7 Zo zal hij, in de eeuwen die
komen, laten zien hoe overweldigend rijk zijn genade is, hoe
goed hij voor ons is door Christus Jezus. 8 Door zijn genade
bent u nu immers gered, dankzij uw geloof. Maar dat dankt u
niet aan uzelf; het is een geschenk van God 9 en geen gevolg
van uw daden, dus niemand kan zich erop laten voorstaan. 10
Want hij heeft ons gemaakt tot wat wij nu zijn: in Christus
Jezus geschapen om de weg te gaan van de goede daden die God
heeft voorbereid.
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2012.