Het vredesaltaar van keizer Augustus (detail)

Preek gehouden tijdens de dienst van de Remonstrantse Gemeente te Zwolle op zondag13 mei 2012.

De lezingen waren:
Jesaja 45:15-19
Efeziërs 2:4-10
PREEK

'Ik heb niet in het verborgene gesproken, ergens in een duister oord' (Jesaja 45:19)

Niet lang geleden werd op de televisie in het programma van Pauw en Witteman Tijs van de Brink geïnterviewd. Het ging over een nieuw programma van de EO onder de titel "Adieu God?". Tijs van de Brink zal dat gaan presenteren, zo werd gezegd. De bedoeling is dat hij in dit programma in gesprek gaat met bekende Nederlanders die de kerk hebben verlaten. Hoe zag hun opvoeding eruit? Wat is er nog over van hun geloof? Speelt God nog een rol van betekenis in hun leven? Over dergelijke vragen zou het gaan. De kijker kreeg ook al een voorproefje te zien. Er kwam iemand aan het woord die in zijn leven zoveel ellende had doorgemaakt, dat hij daardoor - naar zijn zeggen- van zijn geloof was gevallen. Kerkverlating dus, als gevolg van nare ervaringen. Dat komt vaker voor.

De Jesajatekst die we lazen laat zien het dit iets is van alle tijden. Ook destijds konden mensen klaarblijkelijk maar moeilijk geloven dat de ellende van de ballingschap te rijmen was met al de positieve dingen die over God werden verkondigd. Zij zagen zich geconfronteerd met wat de profeet beschrijft als 'de verborgenheid van God'. Maar is God wel zo obscuur?

De profeet plaatst daar een kanttekening bij. Dat doet hij door zich als het ware tot een spreekbuis van God te maken. En namens God zegt hij: 'Ik heb niet in het verborgene gesproken, ergens in een duister oord!'. Met andere woorden: ligt het wel aan God!? Zou het niet zo kunnen zijn dat jullie blind zijn voor wat God doet en doof voor zijn woord? Is jullie a-religiositeit niet een product van de heersende cultuur?

Het zijn vragen die ook ons aangaan. Wij leven in een tijd dat kerkverlating aan de orde van de dag is. En in een cultuur, die nog altijd in belangrijke mate wordt bepaald door het erfgoed van de "Verlichting". De Verlichting - dat was een beweging die wel gekarakteriseerd wordt door het motto: "De mens moet zijn verstand gebruiken!" Wie zijn verstand gebruikt komt al snel tot de conclusie dat we uiteindelijk - als we een leefbare wereld willen - zèlf de handen uit de mouwen moeten steken. Want van God hebben we niet veel te verwachten. Sterker nog: misschien zijn we wel beter af zonder God. Dat was in elk geval de opvatting van Karl Marx. 'Godsgeloof is opium voor het volk': omdat het geloof de mogelijkheid biedt zich te onttrekken aan zijn verantwoordelijkheid.

Van de grote theologen van de vorige eeuw zijn de meesten opgeleid op universiteiten, waar dit liberale Verlichtingsdenken de cultuur beheerste. En wat nu zo opvalt als je hun geschiedenis bekijkt is dat het juist de ellende van de wereldoorlogen is geweest die hen dwongen om dit liberale denken te laten varen. Zo schrijft Karl Barth dat hij niet meer kan preken. Hij hoeft bij fabrieksarbeiders, bij armen, bij oorlogsslachtoffers en andere berooide mensen niet aan te komen met de gedachte, dat ze de handen uit de mouwen moeten steken en hun hoofd moeten gebruiken. Zo ontdekt hij dat autonomie een ziekte is van onze cultuur.

Maar al voor hem was de Deense theoloog/filosoof Sòren Kierkegaard tot dezelfde slotsom gekomen: volgens hem was het een fictie is om te denken dat we het zonder religie zouden kunnen stellen. Kierkegaard heeft daar een boek over geschreven onder de titel "Ziekte tot de dood". De titel werd hem ingegeven door het verhaal over de opwekking van Lazarus. Daarin wordt gezegd dat als Jezus hoort, dat zijn vriend Lazarus ziek is, hij zegt: 'Dit is geen ziekte tot de dood'. Kierkegaard wijst erop dat ons bestaan soms zo uitzichtloos kan zijn, dat het leven in wezen lijkt op een bestaan in een graf, ingemetseld, uitzichtloos! De vader van Kierkegaard had hem ooit verteld dat hij zèlf ooit, toen hij nog heel jong was bij het hoeden van de schapen God had vervloekt om de troosteloosheid van zijn bestaan. Kierkegaard heeft dit verhaal zijn hele leven met zich meegedragen. En hij herkende regelmatig hoe mensen zo gebukt gaan onder zorgen dat je dat geen leven kunt noemen. Onder zorgen over wat ze moeten eten, onder zorgen voor de toekomst, of zorgen over wat hen mogelijk nog te wachten staat, of over hoe andere mensen over ons denken en spreken; enz. En eigenlijk, zegt hij, is dat toch een ziekte.

Ook Paulus schrijft in wezen over die ziekte. Hij spreekt weliswaar niet over genezing, maar over verlossing. Zelf is hij genezen van zijn hoogmoed toen hij destijds - onderweg naar Damascus - iets wonderbaarlijks heeft ervaren. Die ervaring heeft zijn hele kijk op de werkelijkheid voorgoed veranderd. Hij is er een ander mens door geworden. Karl Barth spreekt - naar aanleiding van Paulus - over God die zich 'senkrecht von oben' manifesteert. God overkomt ons. Op grond van zijn herinneringen daaraan schrijft Paulus aan de Efeziërs: "God heeft ons uit de dood opgewekt, omdat God zo barmhartig is; omdat Zijn liefde voor ons zo groot is ...."

Dat behoeft enige toelichting. Bij de woorden 'opwekking uit de dood' denken veel mensen onmiddellijk aan het einde van het leven en aan een hiernamaals. Maar als je goed leest wat Paulus schrijft, zie je dat hij dat niet bedoelt. Hij heeft het over de actualiteit, over het hier en nu: God heeft ons opgewekt. Voor hem verwijzen de woorden 'uit de dood' duidelijk niet naar ons levenseinde, maar naar een soort genezingsproces: het genezen worden van levensangst - want dat is het toch eigenlijk?

Volgens Paulus kunnen we daarvan alleen worden verlost als we oog krijgen voor Gods goedheid. En Kierkegaard denkt daar net zo over: hij herinnert ons in dat verband aan woorden van Jezus: "kijk naar de leliën op het veld en de vogels in de lucht".

Misschien betreft dit wel het hart van het Christendom. Want in wezen is het evangelie toch het blijde nieuws over verlossing van het kwaad? In wezen is het Christendom een verlossingsgodsdienst! Het uittochtverhaal vertelt over de verlossing van Israël uit Mitsraïm (Egypte). Mitsraïm betekent letterlijk angstland. Genesis begint met een verhaal over duisternis alom en de chaos waarin licht komt en harmonie: zo ontstaat een bewoonbare wereld! Schepping en verlossing zijn twee heel verschillende woorden die naar het zelfde verwijzen. "Verlos ons van de boze", heet het in het onzevader: woorden die een bede zijn om een betere wereld.

God heeft ons uit de dood opgewekt. Wie oog heeft voor Zijn barmhartigheid en de openheid van geest om Zijn liefde te ervaren: die kan vrijuit leven; onbezorgd!

===
Maar, zult u vragen: hoe zit het dan met Jezus. We hebben toch altijd geleerd, dat Jezus de verlosser is? Dat hij ons heeft verlost - door zijn kruis en opstanding?

Ik denk dat het verlossingswerk van Jezus niet zozeer ligt in wat er na zijn dood is gebeurd (verrijzenis, verschijningen en hemelvaart), maar in wat hij deed tijdens zijn leven; en hoe hij leefde. In het feit dat hij aandacht had voor zieken en arme stakkers die werden gediscrimineerd; dat hij oog had voor onrecht dat mensen werd aangedaan; dat hij zag hoe mensen konden lijden onder vooroordelen. En - wat misschien wel het allerbelangrijkste was: dat zelf met hen solidair bleef en het lijden, dat daarmee verbonden was, niet schuwde als het erom ging om de cultuur van zijn tijd te bekritiseren.

Wij moeten verlost worden! Daar zijn we het misschien al snel over eens. Maar de vraag daarbij is: waarvan moeten we precies verlost worden? Zou het ook zo kunnen zijn, dat de wereld verlost moet worden van mij? Van ons? Van onze westerse cultuur? Of van bepaalde vormen van Christendom zoals die in de loop van de eeuwen zijn ontstaan? Onderdrukkend Christendom? Christendom waarin mensen elkaar de maat nemen?

Dat brengt mij opnieuw bij Kierkegaard, die de kerk uit zijn dagen bekritiseert. Zo schrijft hij over bisschop Mynster, de biechtvader was van zijnvader, in zijn dagboek: "Mynsters religieusiteit komt ongeveer hierop neer: men leve wezenlijk als een rechtschapen heiden, make het zich gemakkelijk en prettig in het leven, geniete van zijn komfort - maar daarenboven geve men toe, dat men het hoogste nog lang niet bereikt heeft. Dat toegeven is het, wat hij eigenlijk als christendom opvat." Zouden we - wat Kierkegaard schrijft over bisschop Mynster - ook onszelf moeten aanrekenen?

Werkelijk geloof is, volgens Kierkegaard, een passie: een passie voor God. Hij zegt: het gaat er niet om hoe we over God denken of over God praten: het gaat erom of we weten hoe we moeten leven om waar te maken dat we beeldragers zijn van God; dat we zijn goedheid moeten weerspiegelen, zoals Jezus dat deed; met alle risico's van dien. Het gaat er, volgens Kierkegaard, om dat we de moed hebben om te leven vanuit het besef dat we als mens nergens zijn als we niet worden gedragen door Gods liefde.

God is altijd iets aan het doen in je leven. Dat stel ik nu zomaar. Stel jezelf nu eens de vraag hoe God in jouw leven iets aan het doen is? Als je die vraag moeilijk vindt, realiseer je dan dat God zich vaak op twee manieren manifesteert: God stelt de mens onder kritiek; maar ook: God vernieuwt. Vaak is het een met het ander verbonden.
Hoe is God in jouw leven iets aan het doen?

Zou het zo kunnen zijn dat we, alleen als we tijd maken om zulke vragen toe te laten, ons gelovig zouden mogen noemen?

AMEN.


DE LEZINGEN:
* Jesaja 45: 15-19

15 En: 'Voorwaar, u bent een God die zich verborgen houdt,
de God van Israël, die redding brengt.'
16 De ambachtslieden met hun godenbeelden
staan te schande en worden gehoond,
ze worden samen te schande gemaakt.
17 Maar Israël wordt door de HEER gered,
hij brengt redding voor eeuwig.
Jullie staan niet te schande en worden niet gehoond,
in alle eeuwigheid niet.

18 Dit zegt de HEER,
die de hemel geschapen heeft - hij is God! -,
die de aarde gemaakt en gevormd heeft
en die haar heeft gegrondvest -
niet als chaos schiep hij de aarde,
maar om te bewonen heeft hij haar gevormd:
Ik ben de HEER, er is geen ander.
19 Ik heb niet in het verborgene gesproken,
ergens in een duister oord,
ik heb Jakobs nageslacht niet gevraagd:
'Zoek mij in de chaos.'
Nee, ik ben de HEER,
al wat ik zeg is rechtvaardig,
wat ik aankondig is waarachtig.

* Efeziërs 2:4-10
4 Maar omdat God zo barmhartig is, omdat de liefde die hij voor ons heeft opgevat zo groot is, 5 heeft hij ons, die dood waren door onze zonden, samen met Christus levend gemaakt. Ook u bent nu door zijn genade gered. 6 Hij heeft ons samen met hem uit de dood opgewekt en ons een plaats gegeven in de hemelsferen, in Christus Jezus. 7 Zo zal hij, in de eeuwen die komen, laten zien hoe overweldigend rijk zijn genade is, hoe goed hij voor ons is door Christus Jezus. 8 Door zijn genade bent u nu immers gered, dankzij uw geloof. Maar dat dankt u niet aan uzelf; het is een geschenk van God 9 en geen gevolg van uw daden, dus niemand kan zich erop laten voorstaan. 10 Want hij heeft ons gemaakt tot wat wij nu zijn: in Christus Jezus geschapen om de weg te gaan van de goede daden die God heeft voorbereid.

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2012.