"Het blijvende boek",
Henk Valstar,
olie/doek.

Preek gehouden tijdens de dienst van de Remonstrantse Gemeente Twente, op zondag 5 augustus 2012

De lezingen waren:
Marcus 7:6v.
Deuteronomium 10:12-21
Efeziërs 4:17-25

PREEK: "Leg de leugen toch af en spreek de waarheid tegen elkaar"
(Efeziërs 4:25)

De bijbelgedeelten, die we lazen, vertellen hoe in een ver verleden de cultuur uit die dagen werd bekritiseerd. De auteurs van Deuteronomium signaleren een gebrek aan respect voor God. En in de brief aan de Efeziërs wordt de neiging om wereldgelijkvormig te worden aan de kaak gesteld.

De vraag die zulke cultuurcritische notities oproepen is: hoe staat het met ons, moderne mensen? Moeten ook wij ons iets aantrekken van de kritiek, die hier wordt verwoord?

Je zou - om te beginnen - kunnen zeggen, dat we doorgaans niet gediend zijn van terechtwijzingen, zeker niet als die ons geloof betreffen. Tolerantie houdt toch in dat ieder zelf maart moet bepalen wat hij wil geloven. Volgens Iasaiah Berlin, een hartstochtelijk verlicht liberaal filosoof uit de vorige eeuw, zeggen moderne mensen: "Ik wil dat mijn leven en mijn beslissingen van mijzelf afhangen, niet van om het even welke krachten van buiten. Ik wil het instrument zijn van mijn eigen, niet van andermans wilshandelingen. Ik wil een subject zijn, niet een object; ik wil worden bewogen door redenen, door bewuste bedoelingen die van mij zijn en niet door oorzaken die mij als het ware van buitenaf overvallen (..): een doener, zelf beslissend, niet iemand over wie beslist wordt." (Iasaiah Berlin, sociaal liberaal, 1958).

Maar het is nu juist zo'n levenshouding die in deze bijbelgedeelten wordt bekritiseerd. Zijn wij het middelpunt van ons eigen leven? Of ligt dat elders? Is de mens autonoom? Of: is er sprake van een afhankelijkheid? Is de mens de maat van alle dingen? Of bestaat er zoiets als een hogere waarheid?

Of, om het nog anders te benaderen: wat betekent het om een goed mens te zijn? Vaak wordt daarbij al gauw gedacht in termen van ethiek: om een goed mens te zijn, goede dingen moet doen. Maar is iemand die 'goed handelt' daarmee ook een goed mens? Of is daar meer voor nodig? Zoals - wat in de bijbel wel heet 'in een rechte verhouding staan tot God'? Erkennen dat je dient te leven in dialoog - met wat wel 'de Stem' is genoemd. Dat veronderstelt misschien wel, dat je in je leven ruimte maakt voor contemplatie; voor gebed.

Destijds in Groningen volgden de theologiestudenten ondermeer de colleges filosofie van de destijds vooral in vrijzinnige kringen bekende hooggeleerde - professor de Vos: over godsdienstwijsbegeerte. Hij huldigde de opvatting dat de mens, behalve over de vijf bekende zintuigen, ook nog beschikt over de mogelijkheid van wat hij 'divinatie' noemde: een gevoeligheid voor het goddelijke; door datgene wat de mens overstijgt. Zou dat zo zijn? Moet die vaardigheid ook ontwikkeld worden? Hoort het bij de algemene ontwikkeling dat religiositeit en het spreken daarover wordt gestimuleerd? Dat zijn belangwekkende vragen?

Het boek Samuel vermeldt dat in die dagen de Stem van God nog maar weinig werd gehoord, en dat de jonge Samuël moest leren luisteren, d.w.z. bedacht moest zijn op het spreken van God.

De problematiek rond vraag of een mens wel kan zonder God wordt ook al onmiddellijk in Genesis aan de orde gesteld: in Genesis 3 wordt verteld wordt hoe een listige slang de mens verleidt om te eten van de boom van de kennis. De gedachte dat de mens zou kunnen beschikken over de kennis van goed en kwaad zou immers kunnen betekenen dat hij God niet meer nodig zou hebben. hebben. Zouden we niet beter af zijn zonder God? Kunnen putten uit eigen bronnen?

Nee - zeggen de teksten: het is een fictie om te denken dat een mens autonoom is. En om te menen dat we zèlf heel goed in staat zijn om van deze wereld een paradijs te maken; en dat we ook uitstekend in staat zijn om aan ons eigen leven zin en betekenis te geven. Het verhaal in Genesis 3 verwoordt de schaamte, die opwelt op het moment dat de mens zijn eigen naaktheid ziet; zijn eigen machteloosheid; op het moment dat een mens zijn eigen ongelijk moet erkennen.

De oude Grieken noemden het 'hybris', overmoed, wanneer hun godenzonen in het zand moesten bijten omdat ze, in hun verblinding, dingen deden die indruisten tegen het goddelijke recht.

Ook de filosoof Kierkegaard stelt dat een mens niet autonoom is; de gedachte dat een mens het middelpunt is van zijn leefwereld is bedriegelijk; volgens hem lijkt onze leefwereld meer op een ellips met twee centra. Maar misschien moet je al wat ouder zijn om dat te kunnen beamen: hij schrijft, dat hij in het leven van de mens drie stadia herkent. In je jonge jaren, zo zegt hij, verkeren mensen in het esthetische stadium. Het leven is mooi en veelbelovend. Dus zoek je wegen om daar volop van te kunnen genieten, en om vooral niets te missen. Maar vroeg of laat ontdek je dat je niet de enige bent; je bent op de wereld samen met anderen; je signaleert dat je niet echt kunt genieten zolang er anderen zijn die lijden aan het leven. Dat besef maakt dat je sociaal wordt. Kierkegaard spreekt met het oog hierop over het ethische stadium. Maar het zou niet goed zijn als het daarbij bleef. Het derde stadium is, zo meent hij, het religieuze stadium: de religiositeit krijgt met name pas dan een kans wanneer de mens terugkijkt en de diepte ontdekt in de werkelijkheid: de dragende krachten. Zolang een mens zich verbeeldt het wel te kunnen uithouden door te putten uit eigen bronnen en de openheid niet ontdekt ligt de vertwijfeling op de loer.

Geloof is dan ook niet iets wat je kunt doorgeven. Je kunt een ander hooguit helpen om aandachtig te worden. En je kunt een ander helpen aan taal, die geschikt is om religieuze gewaarwordingen en ervaringen te verwoorden zodat je die met elkaar kunt delen. Maar, net zoals de jonge Samuël, moet je - in een cultuur waarin de Stem van God niet vaak meer wordt gehoord - zelf ontdekken hoe die Stem tot je spreekt. Geloven is een vorm van dialoog, en als zodanig dan ook een proces dat nooit ophoudt.

De Franciskanes Paula Copray laat in een gedicht horen hoe zij eens God als het ware hoorde bidden tot mensen:

Als jullie niets meer
met Mij te maken willen hebben

als jullie het geloof in Mij
een dwaasheid noemen

als jullie geen diepte
in de werkelijkheid willen zien

als jullie liever geloven
in het lot dan in God
liever in niets dan in iets

als jullie droom alleen maar jezelf geldt
[en het geluk van de ander je niet interesseert]

dan verdwijn ik uit jullie leven
ontneem de zin aan jullie zijn

dan pak ik mijn kansen in
kijk nog één keer om naar jullie

gekerkerd in eigen gelijk
beperkt tot het zicht van eigen neus

en als de schepping vastloopt
niet meer wordt
verwordt
verwijt Mij dan niets.

AMEN.


DE LEZINGEN:

Mc. 7:6v.

"Dit volk eert mij met de lippen,
maar hun hart is ver van mij;
tevergeefs vereren ze mij,
want ze onderwijzen hun eigen leer,
voorschriften van mensen."

Deuteronomium 10:12-21
12 Israël, bedenk dus dat de HEER, uw God, niets anders van u vraagt dan dat u ontzag voor hem toont, dat u de weg volgt die hij u wijst, dat u hem liefhebt, hem met hart en ziel dient 13 en zijn geboden en wetten, die ik u vandaag voorhoud, naleeft; dan zal het u goed gaan. 14 De HEER, die vrij kan beschikken over de hoogste hemel en over de aarde en alles wat daarop leeft, 15 heeft toch alleen voor ûw voorouders liefde opgevat en uit alle volken juist u, hun nazaten, uitgekozen! 16 Besnijd daarom uw hart en wees niet langer halsstarrig. 17 Want de HEER, uw God, is de hoogste God en Heer. Hij is de grote, de machtige, de ontzagwekkende God. Hij handelt zonder aanzien des persoons en is onomkoopbaar; 18 hij verschaft weduwen en wezen recht, neemt vreemdelingen in bescherming en voorziet hen van voedsel en kleding. 19 Ook u moet vreemdelingen met liefde behandelen, want u bent zelf vreemdelingen geweest in Egypte.
20 Toon ontzag voor de HEER, uw God, dien hem, wees hem toegedaan en zweer alleen bij zijn naam. 21 Zing zijn lof, hij is uw God! U hebt met eigen ogen gezien welke grootse, indrukwekkende daden hij voor u heeft verricht: 22 met zeventig personen trokken uw voorouders naar Egypte, maar nu heeft hij u zo talrijk gemaakt als de sterren aan de hemel!

Efeziërs 4:17-25
17 Op gezag van de Heer zeg ik u dus met klem: ga niet langer de weg van de heidenen met hun loze denkbeelden. 18 In hun geest heerst duisternis en ze zijn vervreemd van het leven met God, omdat ze hem niet kennen en hun hart voor hem gesloten hebben. 19 Afgestompt als ze zijn, geven ze zich over aan losbandigheid en storten ze zich in allerlei zedeloze praktijken. 20 Maar zo hebt u Christus niet leren kennen! 21 U hebt toch over hem gehoord, u hebt toch onderricht over hem gekregen? Door Jezus wordt duidelijk 22 dat u uw vroegere levenswandel moet opgeven en de oude mens, die te gronde gaat aan bedrieglijke begeerten, moet afleggen, 23 dat uw geest en uw denken voortdurend vernieuwd moeten worden 24 en dat u de nieuwe mens moet aantrekken, die naar Gods wil geschapen is in waarachtige rechtvaardigheid en heiligheid. 25 Leg daarom de leugen af en spreek de waarheid tegen elkaar, want wij zijn elkaars ledematen.

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2012.