"Het blijvende boek", Henk Valstar, olie/doek. |
![]() |
De lezingen waren:
PREEK: "Leg de leugen toch af en spreek de waarheid tegen elkaar"
DE LEZINGEN:
Terug naar het begin van deze pagina
Marcus 7:6v.
Deuteronomium 10:12-21
Efeziërs 4:17-25
(Efeziërs 4:25)
De bijbelgedeelten, die we lazen, vertellen hoe in een ver
verleden de cultuur uit die dagen werd bekritiseerd. De
auteurs van Deuteronomium signaleren een gebrek aan respect
voor God. En in de brief aan de Efeziërs wordt de neiging om
wereldgelijkvormig te worden aan de kaak gesteld.
De vraag die zulke cultuurcritische notities oproepen is: hoe
staat het met ons, moderne mensen? Moeten ook wij ons iets
aantrekken van de kritiek, die hier wordt verwoord?
Je zou - om te beginnen - kunnen zeggen, dat we doorgaans niet
gediend zijn van terechtwijzingen, zeker niet als die ons
geloof betreffen. Tolerantie houdt toch in dat ieder zelf
maart moet bepalen wat hij wil geloven. Volgens Iasaiah
Berlin, een hartstochtelijk verlicht liberaal filosoof uit de
vorige eeuw, zeggen moderne mensen: "Ik wil dat mijn leven en
mijn beslissingen van mijzelf afhangen, niet van om het even
welke krachten van buiten. Ik wil het instrument zijn van mijn
eigen, niet van andermans wilshandelingen. Ik wil een subject
zijn, niet een object; ik wil worden bewogen door redenen,
door bewuste bedoelingen die van mij zijn en niet door
oorzaken die mij als het ware van buitenaf overvallen (..):
een doener, zelf beslissend, niet iemand over wie beslist
wordt." (Iasaiah Berlin, sociaal liberaal, 1958).
Maar het is nu juist zo'n levenshouding die in deze
bijbelgedeelten wordt bekritiseerd. Zijn wij het middelpunt
van ons eigen leven? Of ligt dat elders? Is de mens autonoom?
Of: is er sprake van een afhankelijkheid? Is de mens de maat
van alle dingen? Of bestaat er zoiets als een hogere waarheid?
Of, om het nog anders te benaderen: wat betekent het om een
goed mens te zijn? Vaak wordt daarbij al gauw gedacht in
termen van ethiek: om een goed mens te zijn, goede dingen moet
doen. Maar is iemand die 'goed handelt' daarmee ook een goed
mens? Of is daar meer voor nodig? Zoals - wat in de bijbel wel
heet 'in een rechte verhouding staan tot God'? Erkennen dat je
dient te leven in dialoog - met wat wel 'de Stem' is genoemd.
Dat veronderstelt misschien wel, dat je in je leven ruimte
maakt voor contemplatie; voor gebed.
Destijds in Groningen volgden de theologiestudenten ondermeer
de colleges filosofie van de destijds vooral in vrijzinnige
kringen bekende hooggeleerde - professor de Vos: over
godsdienstwijsbegeerte. Hij huldigde de opvatting dat de mens,
behalve over de vijf bekende zintuigen, ook nog beschikt over
de mogelijkheid van wat hij 'divinatie' noemde: een
gevoeligheid voor het goddelijke; door datgene wat de mens
overstijgt. Zou dat zo zijn? Moet die vaardigheid ook
ontwikkeld worden? Hoort het bij de algemene ontwikkeling dat
religiositeit en het spreken daarover wordt gestimuleerd? Dat
zijn belangwekkende vragen?
Het boek Samuel vermeldt dat in die dagen de Stem van God nog
maar weinig werd gehoord, en dat de jonge Samuël moest leren
luisteren, d.w.z. bedacht moest zijn op het spreken van God.
De problematiek rond vraag of een mens wel kan zonder God
wordt ook al onmiddellijk in Genesis aan de orde gesteld: in
Genesis 3 wordt verteld wordt hoe een listige slang de mens
verleidt om te eten van de boom van de kennis. De gedachte dat
de mens zou kunnen beschikken over de kennis van goed en kwaad
zou immers kunnen betekenen dat hij God niet meer nodig zou
hebben. hebben. Zouden we niet beter af zijn zonder God?
Kunnen putten uit eigen bronnen?
Nee - zeggen de teksten: het is een fictie om te denken dat
een mens autonoom is. En om te menen dat we zèlf heel goed in
staat zijn om van deze wereld een paradijs te maken; en dat we
ook uitstekend in staat zijn om aan ons eigen leven zin en
betekenis te geven. Het verhaal in Genesis 3 verwoordt de
schaamte, die opwelt op het moment dat de mens zijn eigen
naaktheid ziet; zijn eigen machteloosheid; op het moment dat
een mens zijn eigen ongelijk moet erkennen.
De oude Grieken noemden het 'hybris', overmoed, wanneer hun
godenzonen in het zand moesten bijten omdat ze, in hun
verblinding, dingen deden die indruisten tegen het goddelijke
recht.
Ook de filosoof Kierkegaard stelt dat een mens niet autonoom
is; de gedachte dat een mens het middelpunt is van zijn
leefwereld is bedriegelijk; volgens hem lijkt onze leefwereld
meer op een ellips met twee centra. Maar misschien moet je al
wat ouder zijn om dat te kunnen beamen: hij schrijft, dat hij
in het leven van de mens drie stadia herkent. In je jonge
jaren, zo zegt hij, verkeren mensen in het esthetische
stadium. Het leven is mooi en veelbelovend. Dus zoek je wegen
om daar volop van te kunnen genieten, en om vooral niets te
missen. Maar vroeg of laat ontdek je dat je niet de enige
bent; je bent op de wereld samen met anderen; je signaleert
dat je niet echt kunt genieten zolang er anderen zijn die
lijden aan het leven. Dat besef maakt dat je sociaal wordt.
Kierkegaard spreekt met het oog hierop over het ethische
stadium. Maar het zou niet goed zijn als het daarbij bleef.
Het derde stadium is, zo meent hij, het religieuze stadium: de
religiositeit krijgt met name pas dan een kans wanneer de mens
terugkijkt en de diepte ontdekt in de werkelijkheid: de
dragende krachten. Zolang een mens zich verbeeldt het wel te
kunnen uithouden door te putten uit eigen bronnen en de
openheid niet ontdekt ligt de vertwijfeling op de loer.
Geloof is dan ook niet iets wat je kunt doorgeven. Je kunt een
ander hooguit helpen om aandachtig te worden. En je kunt een
ander helpen aan taal, die geschikt is om religieuze
gewaarwordingen en ervaringen te verwoorden zodat je die met
elkaar kunt delen. Maar, net zoals de jonge Samuël, moet je -
in een cultuur waarin de Stem van God niet vaak meer wordt
gehoord - zelf ontdekken hoe die Stem tot je spreekt. Geloven
is een vorm van dialoog, en als zodanig dan ook een proces dat
nooit ophoudt.
De Franciskanes Paula Copray laat in een gedicht horen hoe zij
eens God als het ware hoorde bidden tot mensen:
Als jullie niets meer
met Mij te maken willen hebben
als jullie het geloof in Mij
een dwaasheid noemen
als jullie geen diepte
in de werkelijkheid willen zien
als jullie liever geloven
in het lot dan in God
liever in niets dan in iets
als jullie droom alleen maar jezelf geldt
[en het geluk van de ander je niet interesseert]
dan verdwijn ik uit jullie leven
ontneem de zin aan jullie zijn
dan pak ik mijn kansen in
kijk nog één keer om naar jullie
gekerkerd in eigen gelijk
beperkt tot het zicht van eigen neus
en als de schepping vastloopt
niet meer wordt
verwordt
verwijt Mij dan niets.
AMEN.
Mc. 7:6v.
"Dit volk eert mij met de lippen,
maar hun hart is ver van mij;
tevergeefs vereren ze mij,
want ze onderwijzen hun eigen leer,
voorschriften van mensen."
Deuteronomium 10:12-21
12 Israël, bedenk dus dat de HEER, uw God, niets anders van u
vraagt dan dat u ontzag voor hem toont, dat u de weg volgt die
hij u wijst, dat u hem liefhebt, hem met hart en ziel dient 13
en zijn geboden en wetten, die ik u vandaag voorhoud, naleeft;
dan zal het u goed gaan. 14 De HEER, die vrij kan beschikken
over de hoogste hemel en over de aarde en alles wat daarop
leeft, 15 heeft toch alleen voor ûw voorouders liefde opgevat
en uit alle volken juist u, hun nazaten, uitgekozen! 16
Besnijd daarom uw hart en wees niet langer halsstarrig. 17
Want de HEER, uw God, is de hoogste God en Heer. Hij is de
grote, de machtige, de ontzagwekkende God. Hij handelt zonder
aanzien des persoons en is onomkoopbaar; 18 hij verschaft
weduwen en wezen recht, neemt vreemdelingen in bescherming en
voorziet hen van voedsel en kleding. 19 Ook u moet
vreemdelingen met liefde behandelen, want u bent zelf
vreemdelingen geweest in Egypte.
20 Toon ontzag voor de HEER, uw God, dien hem, wees hem
toegedaan en zweer alleen bij zijn naam. 21 Zing zijn lof, hij
is uw God! U hebt met eigen ogen gezien welke grootse,
indrukwekkende daden hij voor u heeft verricht: 22 met
zeventig personen trokken uw voorouders naar Egypte, maar nu
heeft hij u zo talrijk gemaakt als de sterren aan de hemel!
Efeziërs 4:17-25
17 Op gezag van de Heer zeg ik u dus met klem: ga niet langer
de weg van de heidenen met hun loze denkbeelden. 18 In hun
geest heerst duisternis en ze zijn vervreemd van het leven met
God, omdat ze hem niet kennen en hun hart voor hem gesloten
hebben. 19 Afgestompt als ze zijn, geven ze zich over aan
losbandigheid en storten ze zich in allerlei zedeloze
praktijken. 20 Maar zo hebt u Christus niet leren kennen! 21 U
hebt toch over hem gehoord, u hebt toch onderricht over hem
gekregen? Door Jezus wordt duidelijk 22 dat u uw vroegere
levenswandel moet opgeven en de oude mens, die te gronde gaat
aan bedrieglijke begeerten, moet afleggen, 23 dat uw geest en
uw denken voortdurend vernieuwd moeten worden 24 en dat u de
nieuwe mens moet aantrekken, die naar Gods wil geschapen is in
waarachtige rechtvaardigheid en heiligheid. 25 Leg daarom de
leugen af en spreek de waarheid tegen elkaar, want wij zijn
elkaars ledematen.
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2012.