'Het kwaad',
Aulnay-de-Saintonge,
XIIIde eeuw (detail).

Preek gehouden tijdens de dienst van de Parkstraatgemeente te Arnhem aan het begin van de vredesweek, op zondag 16 september 2012

De lezingen waren:
Jacobus 2:14-19
Marcus 9:14-29

"Vrede!"(?)

Om de wonderverhalen te kunnen begrijpen, moeten we beginnen met te accepteren dat het verhalen zijn. Dat is niet gemakkelijk: met die gedachte zijn velen van ons niet grootgebracht. De kerk heeft de bijbel al te lang beschouwd als een soort geschiedenisboek: als een verzameling van wáár gebeurde geschiedenissen. Al gauw roept zo'n verhaal dan vragen op zoals:
- Hoe kon zoiets gebeuren?
- Waarom gebeuren zulke dingen nu niet meer?

Maar wie bereid is om het verhaal als verhaal op te vatten stelt heel andere vragen:
- Wat wil de schrijver met dit verhaal?
- Waarom vertelt hij het ons?
- Wat wil hij ons duidelijk maken?
Het verhaal, dat Marcus ons vertelt, gaat over een jongeman, die ziek is. Destijds dacht men dat ziekten werden veroorzaakt door kwade geesten. In dit geval gaat het om een geest "die doof en stom maakt". Het zal dan ook ongetwijfeld gaan - want daar gaat het eigenlijk altijd weer om in dit soort verhalen - om de ziekte waar we allemaal van kindsbeen af aan lijden, en die het gevolg is van onze domheid en vrees. De ziekte, die onlosmakelijk verbonden is met de uitzichtloosheid van ons bestaan en de machteloosheid om onszelf uit het moeras te halen. Het is een 'ziekte' die ons de stuipen op het lijf jaagt.

"Vrede zij U van God, die wij kennen door Jezus Christus". Met die groet begon de dienst vanochtend. En zo begint eigenlijk elke dienst: omdat ons, in onze situatie, steeds weer Gods vrede wordt toegezegd. Zonder die vrede is er alle reden voor zorg en angst! De leerlingen zouden dat toch langzamerhand moeten weten! En daarom zouden ze toch ook in staat geacht moeten worden om met hun heilsboodschap de mensen te bevrijden van die angst! Maar de leerlingen van Jezus waren, zo laat de evangelist ons weten, niet in staat de zieke geest uit te drijven! Is dat niet vreemd!? Hebben de leerlingen dan nog onvoldoende begrepen van wat Jezus hen leerde? Of weten ze niet goed wat ze ervan moeten denken? 'Wat zijn jullie toch een ongelovig volk! Hoe lang moet ik nog bij jullie blijven? Hoe lang moet ik jullie verdragen?'. Er spreekt iets uit van ergernis of van teleurstelling.

Wie herkent zulke gevoelens niet! We ergeren ons aan de samenleving; aan politici; aan buren; aan collega's; aan onze kinderen; aan onze partner; aan de dominee; en aan kerkmensen. Omdat ze allemaal zo anders denken, eigenwijs zijn, domme dingen doen of dwarsliggen. Allemaal best begrijpelijk. "Waarom zijn alle mensen niet net zo als ik!" zingt professor Higgins in 'My Fair Lady'. Maar een vraag, die misschien wel veel wezenlijker is en waar we maar al te gemakkelijk aan voorbijzien, is de vraag: wie zou zich aan mij, aan ons ergeren? In hoeverre verstoren wij zèlf de vrede van God, die wij kennen door Jezus Christus? Een vrede waarmee we elkaar begroeten en die we iedereen graag toewensen?

Pax Christi, de Katholieke Vredesbeweging die elk jaar de vredesweek organiseert, probeert - getuige de naam van deze beweging - jaar in jaar uit aandacht te vragen voor de vrede van Jezus Christus. Dit jaar doet zij dat door onze aandacht te vestigen op de wijze waarop wij de harmonie in de wereld verstoren en de vrede in gevaar brengen door onze behoefte aan grondstoffen; koper, goud, zeldzame delfstoffen die nodig zijn om er de chips mee te maken voor onze computers en onze mobiele telefoons; en onze behoefte aan landbouwgrond die nodig is om onze voedselvoorziening veilig te stellen. Staan we er wel eens bij stil hoeveel conflicten wereldwijd voortkomen uit onze behoeften? Uit wat wij 'gewoon' en 'normaal' zijn gaan vinden? "Hoe lang moet ik jullie nog verdragen?"

"Vrede zij U!" Wat is dat voor een vrede? Het is nu 45 jaar geleden dat Pax Christi hiermee is begonnen. Het is 35 jaar geleden dat het boekje van Feitse Boerwinkel verscheen over de bergrede, die eigenlijk nergens anders over gaat dan over de vrede van Christus; hij karakteriseert de vredesboodschap van Jezus als een oproep tot 'inclusief denken': een mens kan onmogelijk vrede vinden - laat staan vrede brengen - zolang er anderen zijn, die zich aan ons ergeren. Wie wegkijkt van de hinder en de onvrede die hij zelf bij anderen veroorzaakt is ongeloofwaardig.

Dat is ook de boodschap zijn van de schrijver van de Jacobusbrief: dat we mogen geloven dat God van ons houdt en ons draagt in armen van liefde; maar dit geloof is volstrekt ongeloofwaardig wanneer we zelf niet omzien naar elkaar, zoals God omziet naar ons. Het vervelende is dat het vaak geen onwil is, maar dat het ons niet goed afgaat. Misschien wel, omdat we nu eenmaal een instinct bezitten, dat op zelfbehoud is gericht. Deugden moet je inoefenen. Een mens wordt niet zomaar een vredestichter: dat is zijn aard niet. Aristoteles zei in dit verband: "Door een citer te bespelen wordt je een citerspeler; zo worden we ook rechtvaardig door rechtvaardige dingen te doen; en dapper door dappere dingen te doen!" Het heeft geen zin om over dapperheid te praten als je niet weet wat daarvoor nodig is en wat dat nu eigenlijk is. Misschien ontbreekt het ons ook wel aan motivatie: omdat we niet ècht meer kunnen geloven dat God van ons houdt; ook al, omdat wij deel uitmaken van een samenleving waarin God geen vanzelfsprekendheid meer is. God is zo goed als verdwenen uit de publieke ruimte. En dat zijn we ook normaal gaan vinden. We zijn het heel normaal gaan vinden, dat we maar beter kunnen vertrouwen op onze eigen vindingrijkheid en mondigheid: 'zelfredzaamheid', 'maakbaarheid' en 'welvaart' zijn in onze samenleving de pijlers voor geluk. Onze moderne samenleving heet dan wel gefundeerd te zijn op de vrijheid en gelijkwaardigheid van alle individuen, maar zullen we werkelijk ooit in staat zijn om dat te realiseren? Ook als we daarin zouden geloven is het net alsof er een 'onzichtbare hand' is die - naast alles wat wij bedenken - steeds weer maakt dat dingen toch heel anders lopen dan wij willen. Steeds duidelijker dringt het tot ons door, dat er zich processen voltrekken waar we geen greep op hebben.

Als de leerlingen aan Jezus vragen hoe het komt, dat zij niet in staat waren om de ziekmakende geest te verdrijven, antwoordt Jezus: 'Dit soort kan alleen door gebed worden uitgedreven.' Dat geeft te denken.

Bij bidden stellen we ons doorgaans voor dat wij ons met onze vragen en zorgen richten tot God, in de hoop dat Hij ons hoort en ons verhoort. Maar: God spreekt toch ook! Zouden wij, om te beginnen niet eerst God moeten verhoren? Dat is in elk geval in de lijn van wat Martin Buber zegt. Hij benadrukt, dat bidden in de eerste plaats het karakter draagt van een ontmoeting. Wie willen bidden moeten alles achter zich laten; al hun zorgen en behoeften. En zich leeg maken voor God. Zou dat ook zijn wat Jezus voor ogen stond toen hij zei dat "dit soort alleen door gebed kan worden uitgedreven"?

Misschien gebeurt dan wat een Franciscanes, Paula Copray, schrijft over wat haar overkwam toen ze eens in gebed ging; zij hoorde God bidden en zeggen:

Als jullie niets meer
met Mij te maken willen hebben

als jullie het geloof in Mij
een dwaasheid noemen

als jullie geen diepte
in de werkelijkheid willen zien

als jullie liever geloven
in het lot dan in God
liever in niets dan in iets

als jullie droom alleen maar jezelf geldt
en het geluk van de ander je niet interesseert

dan verdwijn ik uit jullie leven
ontneem de zin aan jullie zijn

dan pak ik mijn kansen in
kijk nog één keer om naar jullie

gekerkerd in eigen gelijk
beperkt tot het zicht van eigen neus

en als de schepping vastloopt
niet meer wordt
verwordt
verwijt Mij dan niets.

AMEN.


DE LEZINGEN:
Lezingen:

Jacobus 2:14-19
14 Broeders en zusters, wat heeft het voor zin als iemand zegt te geloven, maar hij handelt er niet naar? Zou dat geloof hem soms kunnen redden? 15 Als een broeder of zuster nauwelijks kleren heeft en elke dag eten tekortkomt, 16 en een van u zegt dan: 'Het ga je goed! Kleed je warm en eet smakelijk!' zonder de ander te voorzien van de eerste levensbehoeften - wat heeft dat voor zin? 17 Zo is het ook met geloof: als het zich niet daadwerkelijk bewijst, is het dood. 18 Maar dan zegt iemand: 'De een gelooft, de ander doet.' Laat mij maar eens zien dat je kunt geloven zonder daden; ik zal u door mijn daden tonen dat ik geloof. 19 U gelooft dat God de enige is? Daar doet u goed aan. Maar de demonen geloven dat ook, en ze sidderen.

Marcus 9: 14-29
14 Toen ze terugkwamen bij de andere leerlingen, zagen ze een grote menigte om hen heen staan. Er waren ook schriftgeleerden bij, die met hen aan het discussiëren waren. 15 De mensen waren verbaasd toen ze hem zagen, en liepen meteen naar hem toe om hem te begroeten. 16 Hij vroeg hun: 'Waarover zijn jullie met hen aan het discussiëren?' 17 Iemand uit de menigte antwoordde: 'Meester, ik heb mijn zoon naar u gebracht omdat hij door een geest bezeten is en niet kan praten; 18 steeds wanneer de geest hem overweldigt, gooit die hem op de grond, en dan komt het schuim hem op de mond te staan, hij knarst met zijn tanden en wordt helemaal stijf. Ik zei tegen uw leerlingen dat ze hem moesten uitdrijven, maar dat konden ze niet.' 19 Hij zei tegen hen: 'Wat zijn jullie toch een ongelovig volk, hoe lang moet ik nog bij jullie blijven? Hoe lang moet ik jullie verdragen? Breng hem bij me.' 20 Ze brachten de jongen bij hem. Toen de geest hem zag, deed hij de jongen meteen stuiptrekken, en met het schuim op de lippen viel hij op de grond en rolde heen en weer. 21 Jezus vroeg aan zijn vader: 'Hoe lang heeft hij hier al last van?' Hij antwoordde: 'Al vanaf zijn vroegste jeugd, 22 en hij heeft hem zelfs vaak in het vuur gegooid en in het water met de bedoeling hem te doden; maar als u iets kunt doen, heb dan medelijden met ons en help ons.' 23 Toen zei Jezus tegen hem: 'Of ik iets kan doen? Alles is mogelijk voor wie gelooft.' 24 Meteen riep de vader van het kind uit: 'Ik geloof! Kom mijn ongeloof te hulp.' 25 Toen Jezus zag dat er een grote groep mensen toestroomde, sprak hij de onreine geest op strenge toon toe en zei: 'Geest die doof en stom maakt, ik gebied je: ga uit hem weg en keer niet meer in hem terug.' 26 Onder geschreeuw en met hevige stuiptrekkingen ging hij uit hem weg; de jongen bleef voor dood achter, zodat de mensen zeiden dat hij was gestorven. 27 Maar Jezus pakte hem bij de hand om hem overeind te helpen en hij stond op.
28 Hij ging een huis in, en toen ze weer alleen waren, vroegen zijn leerlingen hem: 'Waarom konden wij die geest niet uitdrijven?' 29 Hij antwoordde: 'Dit soort kan alleen door gebed worden uitgedreven.'

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2012.