De schelp is van oudsher het symboo van wedergeboorte en vernieuwing

Preek gehouden tijdens de dienst van de NPB-gemeente in Renkum op zondag 7 Oktober 2012

De lezingen waren:
Psalm 8
Marcus 10:13-16

Preek: "Wie niet als een kind openstaat voor
het koninkrijk van God zal er zeker
niet binnengaan" (Mc. 10:15)

Gemeente,

Zoals een kind openstaan voor het koninkrijk van God: wat is dat? Hoe moet dat? Kunnen wij dat? Of kun je dat leren? Wat moet je je erbij voorstellen? Voor het antwoord op deze vragen zijn we aangewezen op wat er in de oudheid, en speciaal in de bijbel over kinderen gezegd.

Kinderen worden in de bijbel maar zelden ter sprake gebracht. Feitelijk maar paar keer: in het verhaal dat we zojuist hebben gelezen: waarin vertelt wordt dat Jezus zijn leerlingen berispt wanneer zij ouders tegenhouden die hun kinderen bij Jezus willen brengen; in de psalm, die we lazen, waarin het gaat over kinderen, die de lof van God zingen en die door dat te doen een enorme kracht zijn; in de geboorteverhalen van Jezus waarin wordt verteld dat de herders op zoek moeten naar een kind in een kribbe: omdat dat een teken is van Gods komende rijk; en waarin ook verteld wordt dat de oude Simeon bij het zien van dit kind een loflied aanheft: "Zo laat nu Heer uw dienstknecht gaan, in vrede naar uw woord, want mijn ogen hebben uw heil gezien". Uit al deze verhalen blijkt dat men in de oudheid bijzondere betekenis toekende aan het kind.
Dat dit zo was weten we niet alleen uit bijbelverhalen. Zo wordt van Valentinus, een geniaal en geleerd man uit de tweede eeuw, verteld dat hij eens een visioen kreeg: hij zag in dat visioen de geboorte van een kind. Door het stellen van vragen probeerde hij aan de weet te komen wat dat voor een kind was. Uiteindelijk ontdekt hij dat het de LOGOS was: het scheppende woord van God. Het kind representeert hier dus Gods scheppende kracht. Deze visionaire ervaring blijkt voor Valentinus het begin te zijn geweest van een heel nieuw leven; een leven vol toewijding en gehoorzaamheid: gericht op God.

Ook van de kerkvader Augustinus wordt verteld dat een kind er de oorzaak van was dat zijn leven totaal veranderde. Op een warme dag zat hij buiten en hoorde in de verte het kind van de buren roepen 'tolle, lege': dat betekent "pak en lees". Daarop sloeg hij zijn bijbel open op een willekeurige plaats en begon te lezen. De passage die hij las was een gedeelte uit de brief van Paulus aan de Romeinen. Wat hij daar las maakte zo'n indruk op hem, dat hij zich bekeerde van het losbandige leven dat hij tot op dat moment had geleid.

In het geval van Augustinus is het kind een 'medium'; in het geval van Valentinus is het kind een gestalte van God zelf. Hoe dit ook zij: uit die voorbeelden blijkt dat men intuïtief kinderen zag als gestalten die beschikten over de gave van de divinatie.

In het onlangs herontdekte evangelie van Judas staat een passage die doet denken aan het verhaal over Valentinus. Er staat dat Jezus niet altijd herkenbaar was voor zijn leerlingen, omdat hij soms in hun midden was in de gestaltevan een kind. Ook daaruit spreekt dat het kind een manifestatie kan zijn van God.

Om te kunnen begrijpen wat er achter deze opvatting schuil gaat zou je moeten beginnen te beseffen dat men er destijds vanuit ging dat er een voortdurende dialoog plaatsvindt tussen hemel en aarde. Men was ervan overtuigd dat de werkelijkheid ruimer is en uit meer bestaat dan uit louter feiten en gebeurtenissen. Want er voltrekken zich altijd veel meer processen dan wat wij registreren of kunnen waarnemen. Er is voor ons veel verborgen.

Is dat ook voor ons, nuchtere rationalisten, nog herkenbaar? Je zou misschien kunnen denken aan het feit dat we nooit weten wat wij als indruk bij anderen achter laten. Dat we nooit precies weten of anderen onze bedoelingen niet verkeerd opvatten. Ja: we weten zelf ook nooit hoe men na onze dood over ons zal praten. De geschiedenis verloopt soms ook heel anders dan mensen het op een bepaald moment hebben ingeschat. Voorspellingen zijn vaak al snel achterhaald. Meestal omdat zich factoren manifesteerden die op een bepaald moment zelf nog niet bekend waren. En soms is het net alsof een onzichtbare hand de geschiedenis een duwtje geeft in een richting die wij niet hadden voorzien. Ook in ons eigen leven realiseren we ons vaak pas achteraf, dat er momenten zijn die richtinggevend zijn geweest terwijl we dat destijds niet zo beseften.

De opvatting, dat zich in onze werkelijkheid veel voltrekt zonder dat wij daar de hand in hebben, ligt ook ten grondslag aan de derde bede uit het Onze Vader: "Uw wil geschiede, zoals in de hemel zo ook op aarde". De hemel vormt als het ware een bron van veel wat er hier op aarde gebeurt. En deze gedachte komt ook tot uitdrukking in het bijbelse spreken over engelen: zij representeren als het ware God zelf zonder zich op te dringen. Ze doen hun werk, als dienstboden van God, onopvallend en geruisloos.

Misschien denkt u bij zichzelf: hoe kunnen mensen nu geloven in wat Bonhoeffer in een gedicht zo prachtig beschrijft wanneer hij dicht: "Door goede machten trouw en stil omgeven beschermd, getroost, beveiligd wonderbaar, zo wil ik deze dagen leven"? Kunnen wij nog geloven in zulke goede machten?


Hoe dat ook zij: in de oudheid zag men het kind klaarblijkelijk als een manifestatie van zo'n "goede macht". Men herkende in het kind de verborgenheid; van een kennis, die hoger en dieper reikt dan wat wij weten: verticale kennis. Een kennis die de grond vormt voor een grenzeloos vertrouwen in het leven. Is het vaak niet ontroerend om te zien hoe een kind zich vaak zonder enige terughoudendheid kan toevertrouwen aan mensen? En zich kan verwonderen over alledaagse dingen?

Als het over kinderen gaat voegt het Grieks daar dikwijls het woordje 'nepios' aan toe: dat betekent 'argeloos', 'ongerept', 'onnozel', 'onschuldig'. Dat staat tegenover 'teleios' - 'volwassen'. Een vaak gehoorde opvatting is dat het kindvolwassen moet worden. Maar in bepaalde Christelijke kringen dacht men niet zo. Daar meende men juist dat het kind nog beschikte over de gave van de divinatie: de mogelijkheid om het goddelijke in de werkelijkheid te zien.

Theresa van Avila vergelijkt de mens met een vijver: "Stel je voor, zegt zij: een vijver die is aangelegd precies op de plaats waar de bron opwelt; een vijver dus die zonder enig gedruis wordt gevuld. Dat is, volgens haar, een beeld van de mens. De mens is volgens haar naar zijn diepste wezen ontvankelijk voor God (capax dei), maar naarmate de vijver zich vult dreigt de mens te vergeten hoe de vijver zich steeds weer vult.

Het kind verwijst dan ook naar de mens die nog weet heeft van de bron; en beschikt over wat vroeger de 'Kennisse des harten" werd genoemd. Als Matteùs het verhaal vertelt over Jezus en de kinderen noemt hij hen gezegend omdat ze in alles de hand herkennen van God, Vandaar dat hij zegt: "Waak ervoor ook maar één van deze geringen te verachten. Want ik zeg jullie: hun engelen in de hemel aanschouwen onophoudelijk het gelaat van mijn hemelse Vader. (Mt.18:11).

Worden als een kind is: je gedragen weten; gewaarworden dat je voortdurend in verbinding staat met een scheppende kracht; dat er daardoor toekomst is. "Das was ist, kann nicht wahr sein", schreef de filosoof Ernst Bloch eens. Hij wilde daarmee zeggen, dat de waarheid altijd voor ons uit ligt. Leven betekent een gerichtheid op een 'nog-niet-geworden' mogelijkheid. Die mogelijkheid kan de mens ook inspireren om gebaande paden te verlaten, om op onderzoek uit te gaan - in het vertrouwen dat het in-wording-zijn een kenmerkende ervaring is van leven. Zelfs als bejaarde is het verlangen herkenbaar vanuit een besef er nog niet helemaal zijn: een verlangen nog iets te willen vinden, nog iets te willen zijn, nog iets te willen betekenen, nog iets te willen worden wat je nog niet was.

AMEN.


DE LEZINGEN:
Psalm 8:

1 Voor de koorleider. Op de wijs van De Gatitische. Een psalm van David.

2 HEER, onze Heer,
hoe machtig is uw naam
op heel de aarde.

U die aan de hemel uw luister toont -
3 met de stemmen van kinderen en zuigelingen
bouwt u een macht op tegen uw vijanden
om hun wraak en verzet te breken.

4 Zie ik de hemel, het werk van uw vingers,
de maan en de sterren door u daar bevestigd,
5 wat is dan de sterveling dat u aan hem denkt,
het mensenkind dat u naar hem omziet?

6 U hebt hem bijna een god gemaakt,
hem gekroond met glans en glorie,
7 hem toevertrouwd het werk van uw handen
en alles aan zijn voeten gelegd:

8 schapen, geiten, al het vee,
en ook de dieren van het veld,
9 de vogels aan de hemel, de vissen in de zee
en alles wat trekt over de wegen der zeeën.

10 HEER, onze Heer,
hoe machtig is uw naam
op heel de aarde.

Marcus 10
13 De mensen probeerden kinderen bij hem te brengen om ze door hem te laten aanraken, maar de leerlingen berispten hen. 14 Toen Jezus dat zag, wond hij zich erover op en zei tegen hen: 'Laat de kinderen bij me komen, houd ze niet tegen, want het koninkrijk van God behoort toe aan wie is zoals zij. 15 Ik verzeker jullie: wie niet als een kind openstaat voor het koninkrijk van God, zal er zeker niet binnengaan.' 16 Hij nam de kinderen in zijn armen en zegende hen door hun de handen op te leggen.

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS

© A.E.J. Kaal, 2012.