De schelp is van oudsher het symboo van wedergeboorte en vernieuwing | ![]() |
De lezingen waren:
Preek: "Wie niet als een kind openstaat voor
DE LEZINGEN:
Terug naar het begin van deze pagina
Psalm 8
Marcus 10:13-16
het koninkrijk van God zal er zeker
niet binnengaan" (Mc. 10:15)
Gemeente,
Zoals een kind openstaan voor het koninkrijk van God: wat is
dat? Hoe moet dat? Kunnen wij dat? Of kun je dat leren? Wat
moet je je erbij voorstellen? Voor het antwoord op deze vragen
zijn we aangewezen op wat er in de oudheid, en speciaal in de
bijbel over kinderen gezegd.
Kinderen worden in de bijbel maar zelden ter sprake gebracht.
Feitelijk maar paar keer: in het verhaal dat we zojuist hebben
gelezen: waarin vertelt wordt dat Jezus zijn leerlingen
berispt wanneer zij ouders tegenhouden die hun kinderen bij
Jezus willen brengen; in de psalm, die we lazen, waarin het
gaat over kinderen, die de lof van God zingen en die door dat
te doen een enorme kracht zijn; in de geboorteverhalen van
Jezus waarin wordt verteld dat de herders op zoek moeten naar
een kind in een kribbe: omdat dat een teken is van Gods
komende rijk; en waarin ook verteld wordt dat de oude Simeon
bij het zien van dit kind een loflied aanheft: "Zo laat nu
Heer uw dienstknecht gaan, in vrede naar uw woord, want mijn
ogen hebben uw heil gezien". Uit al deze verhalen blijkt dat
men in de oudheid bijzondere betekenis toekende aan het kind.
Dat dit zo was weten we niet alleen uit bijbelverhalen. Zo
wordt van Valentinus, een geniaal en geleerd man uit de tweede
eeuw, verteld dat hij eens een visioen kreeg: hij zag in dat
visioen de geboorte van een kind. Door het stellen van vragen
probeerde hij aan de weet te komen wat dat voor een kind was.
Uiteindelijk ontdekt hij dat het de LOGOS was: het scheppende
woord van God. Het kind representeert hier dus Gods scheppende
kracht. Deze visionaire ervaring blijkt voor Valentinus het
begin te zijn geweest van een heel nieuw leven; een leven vol
toewijding en gehoorzaamheid: gericht op God.
Ook van de kerkvader Augustinus wordt verteld dat een kind er
de oorzaak van was dat zijn leven totaal veranderde. Op een
warme dag zat hij buiten en hoorde in de verte het kind van de
buren roepen 'tolle, lege': dat betekent "pak en lees". Daarop
sloeg hij zijn bijbel open op een willekeurige plaats en begon
te lezen. De passage die hij las was een gedeelte uit de brief
van Paulus aan de Romeinen. Wat hij daar las maakte zo'n
indruk op hem, dat hij zich bekeerde van het losbandige leven
dat hij tot op dat moment had geleid.
In het geval van Augustinus is het kind een 'medium'; in het
geval van Valentinus is het kind een gestalte van God zelf.
Hoe dit ook zij: uit die voorbeelden blijkt dat men intuïtief
kinderen zag als gestalten die beschikten over de gave van de
divinatie.
In het onlangs herontdekte evangelie van Judas staat een
passage die doet denken aan het verhaal over Valentinus. Er
staat dat Jezus niet altijd herkenbaar was voor zijn
leerlingen, omdat hij soms in hun midden was in de gestaltevan een kind. Ook daaruit spreekt dat het kind een
manifestatie kan zijn van God.
Om te kunnen begrijpen wat er achter deze opvatting schuil
gaat zou je moeten beginnen te beseffen dat men er destijds
vanuit ging dat er een voortdurende dialoog plaatsvindt tussen
hemel en aarde. Men was ervan overtuigd dat de werkelijkheid
ruimer is en uit meer bestaat dan uit louter feiten en
gebeurtenissen. Want er voltrekken zich altijd veel meer
processen dan wat wij registreren of kunnen waarnemen. Er is
voor ons veel verborgen.
Is dat ook voor ons, nuchtere rationalisten, nog herkenbaar?
Je zou misschien kunnen denken aan het feit dat we nooit weten
wat wij als indruk bij anderen achter laten. Dat we nooit
precies weten of anderen onze bedoelingen niet verkeerd
opvatten. Ja: we weten zelf ook nooit hoe men na onze dood
over ons zal praten. De geschiedenis verloopt soms ook heel
anders dan mensen het op een bepaald moment hebben ingeschat.
Voorspellingen zijn vaak al snel achterhaald. Meestal omdat
zich factoren manifesteerden die op een bepaald moment zelf
nog niet bekend waren. En soms is het net alsof een
onzichtbare hand de geschiedenis een duwtje geeft in een
richting die wij niet hadden voorzien. Ook in ons eigen leven
realiseren we ons vaak pas achteraf, dat er momenten zijn die
richtinggevend zijn geweest terwijl we dat destijds niet zo
beseften.
De opvatting, dat zich in onze werkelijkheid veel voltrekt
zonder dat wij daar de hand in hebben, ligt ook ten grondslag
aan de derde bede uit het Onze Vader: "Uw wil geschiede, zoals
in de hemel zo ook op aarde". De hemel vormt als het ware een
bron van veel wat er hier op aarde gebeurt. En deze gedachte
komt ook tot uitdrukking in het bijbelse spreken over engelen:
zij representeren als het ware God zelf zonder zich op te
dringen. Ze doen hun werk, als dienstboden van God,
onopvallend en geruisloos.
Misschien denkt u bij zichzelf: hoe kunnen mensen nu geloven
in wat Bonhoeffer in een gedicht zo prachtig beschrijft
wanneer hij dicht: "Door goede machten trouw en stil omgeven
beschermd, getroost, beveiligd wonderbaar, zo wil ik deze
dagen leven"? Kunnen wij nog geloven in zulke goede machten?
Hoe dat ook zij: in de oudheid zag men het kind
klaarblijkelijk als een manifestatie van zo'n "goede macht".
Men herkende in het kind de verborgenheid; van een kennis, die
hoger en dieper reikt dan wat wij weten: verticale kennis. Een
kennis die de grond vormt voor een grenzeloos vertrouwen in
het leven. Is het vaak niet ontroerend om te zien hoe een kind
zich vaak zonder enige terughoudendheid kan toevertrouwen aan
mensen? En zich kan verwonderen over alledaagse dingen?
Als het over kinderen gaat voegt het Grieks daar dikwijls het
woordje 'nepios' aan toe: dat betekent 'argeloos', 'ongerept',
'onnozel', 'onschuldig'. Dat staat tegenover 'teleios' -
'volwassen'. Een vaak gehoorde opvatting is dat het kindvolwassen moet worden. Maar in bepaalde Christelijke kringen
dacht men niet zo. Daar meende men juist dat het kind nog
beschikte over de gave van de divinatie: de mogelijkheid om
het goddelijke in de werkelijkheid te zien.
Theresa van Avila vergelijkt de mens met een vijver: "Stel je
voor, zegt zij: een vijver die is aangelegd precies op de
plaats waar de bron opwelt; een vijver dus die zonder enig
gedruis wordt gevuld. Dat is, volgens haar, een beeld van de
mens. De mens is volgens haar naar zijn diepste wezen
ontvankelijk voor God (capax dei), maar naarmate de vijver
zich vult dreigt de mens te vergeten hoe de vijver zich steeds
weer vult.
Het kind verwijst dan ook naar de mens die nog weet heeft van
de bron; en beschikt over wat vroeger de 'Kennisse des harten"
werd genoemd. Als Matteùs het verhaal vertelt over Jezus en de
kinderen noemt hij hen gezegend omdat ze in alles de hand
herkennen van God, Vandaar dat hij zegt: "Waak ervoor ook maar
één van deze geringen te verachten. Want ik zeg jullie: hun
engelen in de hemel aanschouwen onophoudelijk het gelaat van
mijn hemelse Vader. (Mt.18:11).
Worden als een kind is: je gedragen weten; gewaarworden dat je
voortdurend in verbinding staat met een scheppende kracht; dat
er daardoor toekomst is. "Das was ist, kann nicht wahr sein",
schreef de filosoof Ernst Bloch eens. Hij wilde daarmee
zeggen, dat de waarheid altijd voor ons uit ligt. Leven
betekent een gerichtheid op een 'nog-niet-geworden'
mogelijkheid. Die mogelijkheid kan de mens ook inspireren om
gebaande paden te verlaten, om op onderzoek uit te gaan - in
het vertrouwen dat het in-wording-zijn een kenmerkende
ervaring is van leven. Zelfs als bejaarde is het
verlangen herkenbaar vanuit een besef er nog niet helemaal zijn:
een verlangen nog iets te willen vinden, nog iets te willen zijn, nog iets
te willen betekenen, nog iets te willen worden wat je nog niet
was.
AMEN.
Psalm 8:
1 Voor de koorleider. Op de wijs van De Gatitische. Een psalm
van David.
2 HEER, onze Heer,
hoe machtig is uw naam
op heel de aarde.
U die aan de hemel uw luister toont -
3 met de stemmen van kinderen en zuigelingen
bouwt u een macht op tegen uw vijanden
om hun wraak en verzet te breken.
4 Zie ik de hemel, het werk van uw vingers,
de maan en de sterren door u daar bevestigd,
5 wat is dan de sterveling dat u aan hem denkt,
het mensenkind dat u naar hem omziet?
6 U hebt hem bijna een god gemaakt,
hem gekroond met glans en glorie,
7 hem toevertrouwd het werk van uw handen
en alles aan zijn voeten gelegd:
8 schapen, geiten, al het vee,
en ook de dieren van het veld,
9 de vogels aan de hemel, de vissen in de zee
en alles wat trekt over de wegen der zeeën.
10 HEER, onze Heer,
hoe machtig is uw naam
op heel de aarde.
Marcus 10
13 De mensen probeerden kinderen bij hem te brengen om ze door
hem te laten aanraken, maar de leerlingen berispten hen. 14
Toen Jezus dat zag, wond hij zich erover op en zei tegen hen:
'Laat de kinderen bij me komen, houd ze niet tegen, want het
koninkrijk van God behoort toe aan wie is zoals zij. 15 Ik
verzeker jullie: wie niet als een kind openstaat voor het
koninkrijk van God, zal er zeker niet binnengaan.' 16 Hij nam
de kinderen in zijn armen en zegende hen door hun de handen op
te leggen.
© A.E.J. Kaal, 2012.