Koning David, ikoon (detail), © Kerkwinkel Koinonia |
![]() |
De lezingen waren:
Preek: Het voornaamste is: "Luister Israël!"
DE LEZINGEN:
Terug naar het begin van deze pagina
Uit psalm 19:8-9
Leviticus 19:1-2.9-18
Marcus 10:28-34
De openingslezing van vanochtend was uit een psalm, waarin de
Thora wordt bezongen. Het woord Thora wordt dikwijls vertaald
met 'wet'. Maar dat is eigenlijk een ongelukkige vertaling.
Bij het woord 'wet' denken we al gauw aan de straf voor hen
die de wet overtreden en aan sancties om de wet te kunnen
handhaven. Maar de psalm die we lazen laat ons zien dat men in
het oude Israël de Thora associeerde met levenswijsheid,
richtlijnen en wijze raad.
In de Mishna - dat is de zogenoemde mondelinge Tora - wordt
een zekere Simeon genoemd, Simeon de Rechtvaardige; hij zou
eens gezegd hebben: "Door drie dingen wordt de wereld in stand
gehouden: door de Thora, door de (tempel)dienst en door daden
van liefde (chesed)". Wij zouden vandaag de dag zeggen: door
levenswijsheid, door de eredienst, en door werken van
barmhartigheid.
Tegen de achtergrond van deze Joodse traditie moet je wel tot
de conclusie komen dat Jezus eigenlijk niets nieuws leerde. En
dat zegt hij zelf ook met zoveel woorden: "Denk niet dat ik
gekomen ben om de wet of de profeten af te schaffen" (Mat.
5:17). "Ik ben gekomen om die in vervulling te doen gaan". Het
nieuwe is dus dat Jezus zo leeft dat met zijn komst ook het
Koninkrijk van God in deze wereld zijn intrede heeft gedaan.
Maar: waarom is hij dan ooit veroordeeld en gekruisigd? De
schriftgeleerde, die met Jezus in gesprek gaat over zijn leer,
komt tot de conclusie dat er niets op is aan te merken. De
spanning ontstaat op grond van de wijze waarop Jezus zijn leer
concretiseert: het feit dat hij omgaat met mensen die onrein
zijn, zieke mensen, tollenaars en hoerige vrouwen; en het feit
dat hij zieken geneest op sabbat. Daarmee roept hij spanningen
op. Omgekeerd laat Jezus er geen twijfel over bestaan hoe hij
denkt over de farizeeërs en de schriftgeleerden. Hij
bekritiseert hen omdat ze zo tevreden zijn over zichzelf,
terwijl daar toch weinig reden voor is.
"Luister Israël!" Volgens Jezus is dat het voornaamste. Hoe
moeten we dat begrijpen? Daar zitten twee kanten aan.
Enerzijds kun je denken aan het ochtendgebed waarmee elke
vrome Jood 's ochtends de dag moet beginnen. "Luister Israël:
de HEER, onze God, de Heer is de enige!" Voor veel mensen is
bidden zo ongeveer hetzelfde als vragen: het indienen van je
verlanglijstje in de hoop dat je smeekbede wordt verhoord.
Maar wat we in dit geval zien is iets heel anders. Omdat het gebed
een dagelijkse plicht is kan het de mens helpen tot het besef
te komen dat het passend is om God de eer te geven die hem
toekomt; ook kan het gebed de biddende mens eraan herinneren
dat de mens altijd op de tweede plaats komt. Dat laatste
wordt benadrukt door die woorden "Luister Israël!"
Dat luisteren zou je ook kunnen begrijpen als iets wat een
mens moet leren. Dat heeft dan vooral betrekking op de
vaardigheid om in het gebeuren, in de geschiedenis, in je
eigen leven Gods hand te zien.
Op de liturgie staat een detail van een ikoon met koning
David. In zijn hand heeft hij een half uitgerolde boekrol,
waarop nog juist een gedeelte van psalm 45 te zien is. De
tekst luidt "Luister en zie, dochter!" Om de hand van God in
het gebeuren te kunnen ontdekken is enerzijds de Thora nodig
met al de aanwijzingen en levenswijsheid die daarin besloten
ligt. Maar anderzijds ook de actualiteit. De krant. De dingen
die gebeuren. Misschien zou je kunnen zeggen, dat wij in een
tijd leven waarin het mensen heel moeilijk valt om de hand van
God in het gebeuren te zien.
Onlangs heeft er in het dagblad TROUW een stuk gestaan van
Eginghard Meijering, waarin hij ondermeer schrijft, dat kerken
zich maar beter kunnen opheffen wanneer er het evangelie van
Gods openbaring in Jezus Christus niet meer wordt verkondigd.
Een verrassende uitspraak. Die roept natuurlijk onmiddellijk
de vraag op waar die openbaring van God in Jezus Christus dan
wel uit bestaat. Uit wat Meijering verder schrijft blijkt, dat
hij daarbij denkt aan het de vraag, waar we in ons leven
allemaal mee worstelen: hoe zou je moeten leven om 'goed' te
leven.
Wij leven in een tijd en in een cultuur, waarin God geen
vanzelfsprekendheid meer is. Het gevolg daarvan is dat - met
name onder vrijzinnigen - het geloof dikwijls is gereduceerd
tot ethiek. En dat Christendom geworden is tot de moraal van
de bergrede. Of, zoals Boerwinkel het destijds in zijn boek
over de bergrede typeerde: we moeten leren om inclusief te
denken. Het 'goed leven' bestaat dan in feite uit het
respecteren van de rechten van de mens. Maar de vraag is dan
wel of daarmee nu alles gezegd is als het gaat om de vraag wat
goed leven is; en of dan ook de kerk niet overbodig is geworden.
We kunnen dan immers net zo goed lid worden van het Humanistisch
Verbond?
Ik denk dat dit toch een grote vergissing zou zijn: omdat we
daarmee voorbij zien aan onze beperkte mogelijkheden; aan het
ervaringsgegeven dat we dikwijls - met de beste bedoelingen -
plannen maken en dingen doen terwijl we dan achteraf
moeten concluderen dat we klaarblijkelijk iets over het hoofd
hebben gezien; of dat we zijn doorgeschoten; of dat we door
anderen helemaal verkeerd zijn begrepen met alle gevolgen van dien.
De tragiek van ons leven is, dat we achteraf dikwijls veel duidelijker
zien wat goed of verkeerd was dan op het moment zelf. Dat kan ons
bescheiden maken. En dat kan ons ook doordringen van het grote
belang dat we hebben bij een stuk vertrouwen in wat ons in de schoot
geworpen wordt.
In de oudheid was men zich veel meer dan wij bewust van het
feit dat er tussen hemel en aarde allerhande machten en
krachten werkzaam waren waar wij mensen, al zijn we nog zo
geleerd of ervaren, geen greep op kunnen krijgen. Vandaar dat
men ernstig rekening hield met goede en kwade machten, die
dingen soms heel anders laten verlopen dan wij zouden wensen.
Paulus schrijft dan ook, dat je daarop ook bedacht moet zijn;
en dat je moet leren de geesten te onderscheiden. Hoe doe je
dat: hij gebruikt dan het beeld van de geldwisselaar, die op
een stenen tafel de munten laat vallen. Hij kan dan aan de
klank horen of het echte munten zijn of dat ermee is geknoeid.
Zo, zegt hij, moeten wij ook de geesten testen en er proberen
achter te komen of ze dienstig zijn voor het zichtbaar worden
van Gods koninkrijk of juist niet. Maar, al doen we nog zo ons
best, vaak schatten we het toch allemaal verkeerd in en zien
wij wat heilzaam is aan voor het omgekeerde. In het voetspoor
van Paulus leert ook Luther, dat we het moeten hebben van Gods
liefde voor mensen. Een ander woord voor geloof is dan ook
'vertrouwen'. Het vertrouwen waar Bonhoeffer over schrijft,
wanneer hij in gevangenschap onder beroerde omstandigheden
schrijft:
"Door goede machten trouw en stil omgeven
beschermd, getroost, beveiligd wonderbaar,
zo wil ik deze dagen leven...."
Maar dat moet je wel "zien"! Zijn wij nog in staat om te leven
in zo'n denkwereld? Alleen dan, denk ik, als we de wil hebben en
vastbesloten zijn om - door met elkaar trouw en steeds opnieuw
de lofzang om het leven aan te heffen, samen te bidden en
elkaar te zegenen - gestalte te geven aan ons vertrouwen in de
goede God.
AMEN.
Uit psalm 19:8-9
De aanwijzingen van de HEER zijn volmaakt:
de levenskracht voor de mens.
De richtlijn van de HEER is betrouwbaar:
wijsheid voor de eenvoudige.
De raad van de HEER is eenduidig:
vreugde voor het hart.
Het woord van de HEER is helder:
licht voor de ogen.
Leviticus 19: 1-2.9-18
1 De HEER zei tegen Mozes: 2 'Zeg tegen de gemeenschap van
Israël: "Wees heilig, want ik, de HEER, jullie God, ben
heilig.
9 Wanneer je de graanoogst binnenhaalt, oogst dan niet tot aan
de rand van de akker en raap wat blijft liggen niet bijeen. 10
En wanneer je bij de wijnoogst druiven plukt, loop dan niet
alles nog eens na en raap niet bijeen wat op de grond is
gevallen, maar laat het liggen voor de armen en de
vreemdelingen. Ik ben de HEER, jullie God.
11 Steel niet, lieg niet en bedrieg je naaste niet. 12 Leg
geen valse eed af als je bij mijn naam zweert, want daarmee
ontwijd je de naam van je God. Ik ben de HEER.
13 Beroof niemand en pers een ander niet af. Betaal een
dagloner zijn loon nog op dezelfde dag uit. 14 Spreek geen
vloek uit over een dove en plaats geen obstakel voor de voeten
van een blinde. Toon ontzag voor je God. Ik ben de HEER.
15 Wees niet partijdig wanneer je rechtspreekt. Trek
onaanzienlijken niet voor en zie machthebbers niet naar de
ogen. Spreek rechtvaardig recht over je naasten. 16 Breng het
leven van een ander niet in gevaar door lasterpraat over hem
rond te strooien. Ik ben de HEER.
17 Wees niet haatdragend. Als je iemand iets te verwijten
hebt, roep hem dan ter verantwoording en laad niet omwille van
een ander schuld op je 18 door je te wreken of wrok te blijven
koesteren. Heb je naaste lief als jezelf. Ik ben de HEER.
Marcus 12:28-34
28 Een van de schriftgeleerden die naar hen geluisterd had
terwijl ze discussieerden, en gemerkt had dat hij hun correct
had geantwoord, kwam dichterbij en vroeg: 'Wat is van alle
geboden het belangrijkste gebod?' 29 Jezus antwoordde: 'Het
voornaamste is: "Luister, Israël! De Heer, onze God, is de
enige Heer; 30 heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en
met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw
kracht." 31 Het op een na belangrijkste is dit: "Heb uw naaste
lief als uzelf." Er zijn geen geboden belangrijker dan deze.'
32 De schriftgeleerde zei tegen hem: 'Inderdaad, meester, wat
u zegt is waar: hij alleen is God en er is geen andere god dan
hij, 33 en hem liefhebben met heel ons hart en met heel ons
inzicht en met heel onze kracht, en onze naaste liefhebben als
onszelf betekent veel meer dan alle brandoffers en andere
offers.' 34 Jezus vond dat hij verstandig had geantwoord en
zei tegen hem: 'U bent niet ver van het koninkrijk van God.'
En niemand durfde hem nog een vraag te stellen.
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2012.