Kaïn doodt Abel St. Lazare kathedraal Autun, XIIde eeuw. |
![]() |
De lezingen waren:
Jeremia 1
Terug naar het begin van deze pagina
Jeremia 1:4:10
Lucas 4:21-30
PREEK: "Hij ging midden tussen hen door en
vertrok" (Lucas 4:30)
Misschien heeft Lucas zijn evangelie wel geschreven vanuit de vraag: waarom zou
je Christen moeten worden? Waarom zou je willen horen bij die gemeenschap van
Jezus, die zich de kerk noemt? Lucas begint zijn evangelie met te zeggen, dat
hij alles wat er is gebeurd nog eens nauwkeurig heeft onderzocht. Wanneer
iemand zoiets schrijft mag je aannemen dat hij dat doet met het oog op die
mensen, die zich afvragen of alles wat er over Jezus en de geloofsgemeenschap
om hem heen wordt verteld wel geloofwaardig is. Als dergelijke vragen naar de
geloofwaardigheid niet zouden leven hoef je ook niet nog eens alles op een rij
te zetten en nauwkeurig na te gaan. En zegt u nu zelf: er was toch ook wel enige
reden voor scepsis. Jezus zou al bij zijn eerste optreden hebben gesuggereerd,
dat met zijn komst alles anders zou worden. Velen geloofden daar aanvankelijk in.
Maar niet veel later blijkt al dat er niets verandert. En achteraf: het leven van
Jezus, dat zo indrukwekkend begon loopt uit op een gruwelijke dood. Ook daarvóór
al hadden er heel wat mensen zich van Jezus afgekeerd. En sedert zijn kruisdood
waren er trouwe volgelingen gedesillusioneerd. Eigenlijk mag het nog een wonder
heten dat er nog anderen waren die in Jezus bleven geloven. Daarover vertelt
Lucas bijvoorbeeld in het verhaal over de Emmaùsgangers. Zij kwamen uiteindelijk
tot de slotsom dat de oude profetiën anders moesten worden uitgelegd; en dat in
samenhang daarmee ook een ander licht viel op de betekenis van het leven en sterven
van Jezus. De hele geschiedenis diende opnieuw te worden geïnterpreteerd.
Dat gebeurde dan ook. Maar niet voor allen leidde dat tot eenzelfde inzicht.
Er waren bijvoorbeeld mensen, die een spoedige wederkomst van Jezus verwachtten.
Anderen meenden dat Jezus het tot voorbeeld was geweest en dat ze moesten
proberen om hem na te volgen. Er waren ook mensen die nog steeds geloofden
in het herstel van het oude twaalfstammenrijk: dit leidde uiteindelijk tot
de Joodse opstand tegen de Romeinen. Nog weer anderen meenden dat deze ideologie
had afgedaan. Vooral na de val van Jeruzalem was toch wel duidelijk geworden
dat dit een illusie was.
Lucas vertelt ons dat de mensen uit Galilea aanvankelijk diep onder de indruk
waren van het optreden Jezus. Maar dat duurde niet lang: ze worden woedend en
drijven hem de stad uit naar de rand van de berg waarop hun stad was gebouwd;
want ze willen hem in de afgrond storten. Zou dat echt zo zijn gebeurd? Of zou
Lucas er iets anders mee willen zeggen? Een broer van Jezus, die na de dood van
Jezus de leiding had over de gemeente in Jeruzalem, is later van de tempelberg
geduwd nadat hij door een rechtbank wegens Godslastering ter dood was veroordeeld.
Dat gebeurde toen Jezus al een paar decennia dood was. Zou Lucas daarop zinspelen?
Je kunt proberen om je een voorstelling van te maken van een stad in Galilea op
een berg met een steile rots, waar je iemand vanaf zou kunnen gooien. Maar wanneer
je nooit in Palestina bent geweest weet je dat Nazareth helemaal niet op een berg
ligt. Integendeel: dat dorp ligt in een liefelijke heuvelachtige omgeving.
Bovendien was Nazareth destijds geen stad: het had meer weg van een plattelandsdorp.
Verder is het ook nog de vraag of Nazareth eigenlijk al bestond in de tijd van Jezus.
Kortom: dat wat Lucas vertelt ooit zo is gebeurd is twijfelachtig. Hij zal met zijn
verhaal dus iets anders bedoelen: maar wat dan? Lucas heeft dan weliswaar alles
wel zorgvuldig onderzocht; maar wat hij heeft onderzocht heeft vooral betrekking
op de vraag waar dat Christendom voor staat en hoe het is ontstaan. Een uitvoerige
beschrijving daarvan treffen we aan in 'De handelingen van de apostelen'. Volgens
hem heeft het Christendom zich vanuit Jeruzalem via Samaria, Antiochië, Damaskus,
Klein-Azië en Griekenland verbreid tot het uiteindelijk ook Rome bereikte. Wat
opvalt in zijn reconstructie is: dat uitgerekend Galilea - het gebied waar Jezus
vandaan komt - niet wordt genoemd. Zou het Christendom daar misschien niet zijn
aangeslagen? Verwijst zijn opmerking over Jezus, die tussen hen doording en
vertrok misschien daarnaar? Wie weet, maar dat blijft gissen.
Wat we hieraan wel
zien is, hoe Lucas te werk gaat. Hij projecteert de wordingsgeschiedenis van de
kerk terug op het leven van Jezus. De woede, waarover we vanochtend lazen, zou
weleens de woede kunnen zijn van die volgelingen van Jezus, die hadden geloofd
in een herstel van het twaalfstammenrijk onder leiding van iemand uit het huis
van David. In de ogen van Lucas had dat natuurlijk niets van doen met het
Christendom: na de opstand tegen Rome en de val van Jeruzalem moest je niet
aankomen dat nationalistisme. Lucas wilde duidelijk maken dat de kern, waar
het in het Christendom om draait is, dat de God van Israël er net zo goed
was voor niet Joden. Deze opvatting was wellicht verbreid onder een groep
Grieks sprekende volgelingen van Jezus in Jeruzalem, de zo genoemde Hellenisten.
In elk geval was dit wat Paulus had verkondigd. Daarmee was hij ook in botsing
gekomen met Jacobus, die broer van Jezus. Toen Lucas zijn evangelie schreef was
dat allemaal alweer decennia geleden.
Van die Hellenisten weten we, dat zij niet altijd even nauw namen met de oude
tradities en voorschriften. Daarvoor waren ze al te zeer beïnvloed waren door
de stadse cultuur zoals die in de grote handelscentra heerste. Ze vonden het
dan ook onzinnig dat je eerst Jood zou moeten worden alvorens Christen te kunnen
zijn. Volgens hen had de God, die Jezus zijn Vader noemde een universele
betekenis. In het boek 'De handelingen van de apostelen' beschrijft Lucas
dat deze conflictstof al heel uitliep op de steniging van Stefanus. En dat
die niet lang daarna leidde tot het beramen van een aanslag op het leven van
Paulus.
In het verhaal, dat wij vanochtend lazen, laat Lucas Jezus zeggen: Kijk
eens naar Elia en Elisa: ook zij lieten Israël links liggen en gingen naar
heidenen om daar heilswerk te verrichten. Zo legitimeert Lucas hoe het
verder is gegaan. Zelf was hij waarschijnlijk afkomstig uit Antiochië,
de grote stad waar 'de mensen van de weg' naar zijn zeggen voor het eerst
Christenen werden genoemd. Misschien was dat wel onder invloed van Paulus,
die was rondgetrokken met de boodschap dat Gods liefde uitgaat naar elk mens:
naar zowel Joden als Christenen, slaven als vrijen, mannen als vrouwen.
De oudste gemeente, die in Jeruzalem, die werd na de dood van Jezus werd
geleid door Jacobus heeft uiteindelijk het loodje moeten leggen. Is dat waarom
Lucas schrijft: "Jezus liep midden tussen hen door en vertrok"? Hoe dat ook
zij: de kerk is gebouwd op de overtuiging van mensen, die universalistisch
dachten. Misschien houdt de mededeling van Lucas ook wel een waarschuwing
in die bestemd is voor elk van ons persoonlijk: Jezus kan zomaar uit je
leven verdwijnen! Hij heeft weliswaar onder ons gewoond. Maar dat is nog
geen garantie dat hij niet ook weer uit ons midden vertrekt! Want Jezus
leeft wel voort: maar niet overal! Lucas schrijft (ook in het boek Handelingen):
"De groep mensen die het geloof had aanvaard, leefde eendrachtig samen.
Elke dag kwamen ze trouw en eensgezind bijeen, braken het brood bij elkaar
thuis en gebruikten hun maaltijden in een geest van eenvoud en vol vreugde".
Zo houdt hij de kerk een spiegel voor. Dit beeld van de ideale kerk
projecteert Lucas terug op Jezus: voor Lucas is Jezus de belichaming
is van de kerk zoals die in zijn ogen zou moeten zijn.
Maar wie voelt zich daardoor aangesproken? Kun je dit wel serieus nemen?
Ook Jeremia is bang: bang dat de mensen niet naar hem zullen luisteren; en
ook bang dat hij zijn missie niet kan volbrengen.
"Jezus liep midden tussen hen door en vertrok".
Tot slot: je kunt in die
woorden misschien ook iets troostrijks beluisteren. Ze verwijzen immers ook
naar het uittochtverhaal en vormen - zo beschouwd - een aansporing om Jezus
te volgen op zijn weg naar het land van belofte. Wie zich door Jezus laten
leiden mogen iets bevrijdends verwachten:
zoals klaprozen tussen stenen door breken en
water zich steeds weer een weg zoekt;
zoals regen woestijnen doet bloeien en
de zon ons gezicht verwarmt;
zo begroet het leven hen, die in het spoor van Jezus treden.
4 De HEER richtte zich tot mij: 5 'Voordat ik je vormde in de
moederschoot, had ik je al uitgekozen, voordat je de
moederschoot verliet, had ik je al aan mij gewijd, je een
profeet voor alle volken gemaakt.' 6 Ik riep: 'Nee, HEER, mijn
God! Ik kan het woord niet voeren, ik ben te jong.' 7 Maar de
HEER antwoordde: 'Zeg niet: "Ik ben te jong." Richt je tot
iedereen naar wie ik je zend en zeg alles wat ik je opdraag. 8
Wees voor niemand bang, want ik zal je terzijde staan en je
redden - spreekt de HEER.' 9 En de HEER strekte zijn hand uit,
raakte mijn mond aan en zei tegen mij: 'Hiermee leg ik mijn
woorden in jouw mond. 10 Nu, op deze dag, geef ik je gezag
over alle koninkrijken en volken, om ze uit te rukken en te
verwoesten, om ze te vernietigen en af te breken, op te bouwen
en te planten.'
Lucas 4
21 Hij zei tegen hen: 'Vandaag hebben jullie deze schrifttekst
in vervulling horen gaan.' 22 Allen betuigden hem hun bijval
en verwonderden zich over de genaderijke woorden die uit zijn
mond vloeiden, en ze zeiden: 'Dat is toch de zoon van Jozef?'
23 En hij zei tegen hen: 'Ongetwijfeld zullen jullie me dit
gezegde voorhouden: Geneesheer, genees uzelf. Doe alles
waarvan wij gehoord hebben dat het in Kafarnaüm gebeurd is,
ook hier in uw vaderstad.' 24 Hij vervolgde: 'Luister, ik zeg
jullie dat geen enkele profeet welkom is in zijn vaderstad. 25
Maar ik zeg het jullie zoals het is: in de tijd van Elia, toen
de hemel drie jaar en zes maanden lang gesloten bleef en er in
het land een grote hongersnood uitbrak, waren er veel weduwen
in Israël. 26 Toch werd Elia niet naar een van hen gezonden,
maar naar een weduwe in Sarepta bij Sidon. 27 En in de tijd
van de profeet Elisa waren er veel mensen in Israël die leden
aan huidvraat. Toch werd niemand van hen gereinigd, maar wel
de Syriër Naäman.' 28 Toen de aanwezigen in de synagoge dit
hoorden, ontstaken ze in grote woede. 29 Ze sprongen op en
dreven hem de stad uit, naar de rand van de berg waarop hun
stad gebouwd was, om hem in de afgrond te storten. 30 Maar hij
liep midden tussen hen door en vertrok.
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2013.