De pelgrims van Autun, tympaan van de St.-Lazare in Autun, 12de eeuw. |
![]() |
Gemeente,
De tijd tussen Pasen en Pinksteren wordt doorgaans aangeduid
als de Paastijd. Het is een periode van het kerkelijk jaar,
waarin alles is gericht op bezinning rond de vraag wat er nu
eigenlijk op Pasen is veranderd. Het gaat in de Paastijd niet
meer zo om de Goede Vrijdag, om het lijden. In de Paastijd
gaat het om de betekenis van wat wel wordt aangeduid als 'het
Christus-gebeuren': wat heeft ertoe geleid dat de kerk belijdt
dat Christus leeft? Wie in de bijbel op zoek gaat naar een
antwoord op die vraag vindt verhalen over verschijningen.
Het oecumenisch leesrooster reikt ons vandaag twee
mysterie-verhalen aan: een verhaal over leerlingen van Jezus,
die op weg zijn naar Emmaüs; en daarnaast, ter vergelijking,
een verhaal over Jacob. Ook Jacob is onderweg; een droom opent
zijn ogen voor een verborgen werkelijkheid, waarvan hij zegt:
"Dit onderkende ik niet; hier is de Aanwezige in dit oord".
Zijn nieuwe zicht op de aarde verandert heel zijn leven.Het
zijn verhalen waarin ogen open gaan. Dat is klaarblijkelijk
waar het om draait. Voorwaarde voor het opstandingsgeloof is
een andere kijk op de werkelijkheid. Bestaat er dan zoiets als
een verborgen werkelijkheid? Hebben wij daar ervaring mee?
===
Misschien heeft het wel te maken met een ervaring, die we
allemaal kennen: dat we vaak pas achteraf in staat zijn om te
gaan onderkennen, wat de werkelijke betekenis is van dingen
die we hebben meegemaakt? Vaak onderken je pas jaren later,
welke gebeurtenissen in je leven er wèrkelijk toe deden, en
bepaalden wie jij zou worden. En welke mensen het waren, die
jou wèrkelijk hebben gevormd. Zo gaan veel mensen pas achteraf
hun ouders begrijpen en waarderen: ontdekken pas achteraf wie
zij werkelijk waren, wat hen voor ogen stond en waaruit zij
hebben geleefd. Ik weet ook dat er heel wat mensen zijn, die
leven met de doden op een wijze alsof zij nog leven. Maar toch
ook weer heel anders, dan toen zij er nog waren. Als Jacob te
horen krijgt "Ik ben de God van je Vader Abraham, en van
Jitschak": dan wijst dat ook naar een mogelijkheid om achteraf
te onderkennen wat klaarblijkelijk verborgen bleef. Wat
begrijpen wij van het mysterie van hen die ons voorgingen op
de levensweg? Wat begrijpen wij van hen, die wij moeten
missen? Van ons eigen leven, voor zover dat voorbij is?
Verschijningen hebben te maken met de wonderlijke ervaring dat
soms ineens zaken een plaats krijgen. Dat kan heel troostrijk
zijn. Troost is niet wat wij vaak denken: het wegnemen van
verdriet. Want dat kan niemand. Troosten is: iemand leren zien
om anders te kijken. Een diepere laag aanraken onder de pijn,
waaraan iemand lijdt. En zo, iemand bewust maken van de
betekenis van wat hem of haar is ontvallen of overkomen. Het
gebeuren een plaats te geven in het eigen levensproces. Dat
geeft vaak de kracht om op te staan. Zo wordt geloof gewekt
en gevoed: door de herinnering aan hen die ons voorgingen en
hoe zij leefden. "Dat heb ik niet onderkend!", roept Jacob
uit. Het wonderlijke is, dat je het soms ineens inziet,
terwijl niemand het je heeft verteld.
===
Voorop de liturgie zien we hoe een Middeleeuws beeldhouwer het
Paasmysterie heeft verwerkt. Op de afbeelding zien we mensen,
pelgrims, met één been nog in het graf. Aan de Jacobsschelp,
die de voorste van hen met zich meedraagt, zien we dat hij op
weg is naar Santiago de Compostella; de tweede is onderweg
naar Jeruzalem: dat is te zien aan het kruis op zijn knapzak.
Aan de derde kunnen we niet zien waarheen hij onderweg is: hij
staat nog met zijn beide voeten in het graf. Misschien is hij
wel helemaal niet onderweg, en verbaast hij zich alleen maar
over wat hij hoort en ziet.
Het meest veelzeggende op de afbeelding zijn die graven: de
stenen kisten waar deze pelgrims uit tevoorschijn stappen. Het
is alsof de beeldhouwer wil zeggen: dit zijn mensen, die aan
de grens van hun mogelijkheden waren. Hun leven was
uitzichtloos geworden. Het bestaan was voor hen geworden tot
een graf. Maar zij zien Jezus en stappen uit dit graf: gaan
achter Jezus aan.Jezus gaat voorop: hij is naakt. Deze
naaktheid zou je kunnen zien als een verwijzing naar de
paradijselijke staat: de staat waarin een mens niets te
verbergen heeft. Maar ook: de staat waarin een mens geen
enkele last te dragen heeft. Op deze wijze laat de beeldhouwer
zien, wat in zijn ogen het christelijk geloof betekent: worden
als Jezus. Leven als een pelgrim. De zoon des mensen heeft
geen steen om zijn hoofd op te leggen. Dat impliceert dat je,
net als de pelgrims, afscheid neemt van al je
schijnzekerheden; een andere werkelijkheid binnenstapt.
Abraham, de vader van alle pelgrims, hoorde een stem die zei:
"Ga: verlaat je land, het ouderlijk huis, ja ga naar het land
dat Ik je zal wijzen" (Genesis 21:1). Alsof dat zomaar kan!
Het is zo menselijk om te blijven wonen in een bestaan, waarin
je de bescherming geniet van alles wat we "normaal" zijn
gaan vinden. Maar deze woning kan maar al te gemakkelijk
worden tot een graf: omdat de zekerheden die we onszelf hebben
gecreëerd niet zo erg zeker blijken te zijn. "Terwijl hij met
hen aanlag nam hij het brood, sprak de zegen uit, brak het en
reikte het hun aan. Nu gingen hun ogen open, en zij herkenden
hem." Even is er, al is het maar in de beslotenheid van de
gemeente, iets van een werkelijkheid ervaarbaar die hoger is
en dieper dan al wat wij doorgaans van ons bestaan maken: wie,
al is het maar in de intimiteit van een klein gezelschap, zijn
maskers aflegt, en tevoorschijn komt vanachter de facades en
schijnzekerheden, om het dagelijks brood te delen, kan
ontdekken dat onze onmacht is misplaatst en onze angst
destructief. Omdat er weer nieuw leven is, toegang tot een
nieuwe dag, een nieuwe werkelijkheid.
===
Hoe zou het zijn als je zou leven, alsof je een pelgrim was?
Hoe zou het zijn als we zouden beseffen, dat we aangewezen
zijn op de mensen die - toevallig of niet - een tijdje met ons
oplopen, en in wie Christus misschien wel verborgen aanwezig
is? Wat voor een helderheid zou er ontstaan, als het wèrkelijk
tot ons zou doordringen dat er nog andere wegen zijn dan de
bekende ...., andere gevoelens dan die waarin je hebt leren
wonen...., een andere waarheid als het gaat om ons leven?
Leven als een pelgrim is:
luisteren naar wat in stilte spreekt
uitzien naar wat nog niet is;
niet blijven staan bij wat er was
maar uitzien naar wat nog komt;
en wat nog verborgen ligt,
besloten in ons bestaan,
als zaad.
Door openheid van geest
kom je tot inzicht
door je bereidheid
ontvang je groeikracht;
door los te laten wat je beheerst
word je bevrijd;
door volharding
voldraag je de vrucht.
Je zult het zien...
AMEN.
Genesis 28: 10-22
Jacob trekt weg uit Beëer-sjèva, - en gaat op Charan aan. Hij
bereikt het oord en overnacht daar, omdat de zon juist is
ondergegaan. Hij neemt een steen, legt die aan zijn hoofdeinde
en legt zich te slapen. Hij droomt: zie, een ladder,
geposteerd op de aarde, zijn top rakend aan de hemel; en zie,
engelen van God, daarlangs opstijgend en neerdalend; en daar:
de Aanwezige bovenaan. Die zegt: "Ik ben de Aanwezige, de God
van je vader Abraham, en de God van Jitschak; het land waarop
je nu slaapt zal ik geven aan jou en je zaad; je zaad zal
worden als het stof van de aarde, en je zult je uitbreiden
naar het Westen, Oosten, Noorden en Zuiden.; zo zullen door
jou en door je zaad gezegend worden alle families op de
bloedrode bodem. Zie, Ik ben met je. Waken zal Ik over je,
overal waar je gaat: en je doen terugkeren op deze bloedrode
bodem. Nee, Ik zal je niet verlaten totdat ik echt heb gedaan
wat Ik tot je heb gesproken!" Jacob wordt wakker uit zijn
slaap en zegt: "Waarlijk, hier is de Aanwezige, in dit oord;
en ik onderkende het niet! Hoe vreeswekkend is dit oord! - dit
is niet anders dan het huis van God, dit is de poort des
hemels!" Vroeg in de morgen recht Jacob zijn schouders, hij
neemt de steen die hij had neergelegd aan zijn hoofdeinde en
zet die neer als standkei; dan giet hij olie over haar top; En
roept als naam voor dat oord: Bejt-él, Godshuis; maar eerst
was de naam van die stad 'Loez', - hazelaar. Dan doet Jacob
een belofte door te zeggen: als God met mij zal wezen en mij
bewaren zal op deze weg die ik nu ga en mij zal geven brood om
te eten en een gewaad om aan te trekken, en ik ben in vrede
teruggeekeerd naar het huis van mijn vader, - wezen zal de
Aanwezig mij tot God! - en deze steen, die ik als standkei heb
neergezet, zal wezen een huis van God; al wat gij mij zult
geven zal ik verdienen, ja verdienen voor u!
Lucas 24: 13-35
En zie, op diezelfde dag waren twee van Jezus' volgelingen op
weg naar een dorp, genaamd Emmaüs. En ze spraken met elkaar
over alles wat er was gebeurd. Terwijl ze zo aan het praten
waren kwam Jezus zelf bij hen en ging met hen mee. Maar hun
ogen waren bevangen, zodat ze hem niet herkenden. Hij zei tot
hen: waar praten jullie toch over onderweg? En met een bedrukt
gezicht bleven ze staan. En één van hen, Kléopas genaamd, zei:
"Zijt gij dan de enige vreemdeling in Jeruzalem, die niet weet
wat er daar is gebeurd?" En hij vroeg:"Wat dan?" En ze zeiden:
"Dat met Jezus uit Nazareth, een profeet, een machtig man in
woord en daad: hoe onze hogepriesters en overheden hem hebben
overgeleverd zodat hij ter dood is veroordeeld en aan het
kruis geslagen. Wij leefden in de hoop, dat hij het was, die
Israël zou verlossen. Maar met dit al is het nu reeds de derde
dag, sinds dit is gebeurd. Maar ook hebben een paar vrouwen
uit ons midden ons van ons stuk gebracht: zij waren in de
vroege morgen bij het graf geweest en hadden er zijn lichaam
niet gevonden, en zijn toen komen zeggen dat zij ook een
verschijning van engelen hadden gezien die zeiden dat hij
leeft. En enigen van de onze zijn naar het graf gegaan en
hebben ook aangetroffen wat de vrouwen hadden gezegd; maar hèm
hebben zij niet gezien."
Toen sprak hij tot hen: "O onverstandigen en tragen van hart!
Geloven jullie dan niet wat de profeten hebben gezegd?" Moest
de Christus dit niet lijden om in zijn heerlijkheid in te
gaan? Toen begon hij hen de Schriften uit te leggen,
alle profeten - te beginnen bij Mozes: en hij legde uit al wat
op hem betrekking had.
Toen zij het dorp bereikten en hij aanstalte maakte om verder
te gaan drongen ze er bij hem op aan om te blijven: "Blijf
toch bij ons want de avond valt reeds." Daarop ging hij mee
naar binnen om bij hen te blijven. Terwijl hij met hen aanlag
nam hij het brood, sprak de zegen uit, brak het en reikte het
hun aan. Nu gingen hun ogen open en zij herkenden hem, maar
hij verdween uit hun gezicht. Toen zeiden ze tegen elkaar;
"Brandde ons hart niet in ons, terwijl hij onderweg met ons
sprak en ons de Schriften opende?" En zij stonden op en
keerden terug naar Jeruzalem. En zij vonden de elven en die
bij hen waren, bijeen, en dezen zeiden: De Heer is waarlijk
opgewekt en is aan Simon verschenen. En zij vertelden wat hen
onderweg was overkomen, en hoe hij door hen was herkend bij
het breken van het brood.
Terug naar het begin van de preek
Terug naar de REGISTERS
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2013.