De evangelist Johannes,
© Kerkwinkel Koinonia

Preek gehouden tijdens de kerkdienst van de Vrijzinnige Geloofgemeenschap Ede op 21 april 2013

De lezingen waren:
Numeri 27:12-21
Johannes 10:22-30


Voorafgaand aan het gedeelte uit het Johannesevangelie, dat we vanochtend lazen, wordt Jezus uitgetekend als de 'goede herder'. Het woord 'herder' zegt ons niet meer zoveel. We denken bij het woord 'herder' al gauw aan romantische taferelen of oudbollige ansichtkaarten met een heidelandschap en wat schapen. Maar in de Joodse traditie lag dat anders: nauwelijks is de mens uit het stof der aarde geschapen of hij wordt herder. Abel is de eerste herder. En daarmee al een voorafspiegeling van de Messias. En na hem zullen er velen volgen: alle aartsvaders komen van achter de schapen vandaan. En ook Jozef en zijn broers. En Mozes, die de schapen van zijn schoonvader hoedt wanneer hij de opdracht krijgt om zijn volk weg te voeren uit angstland Egypte. Als Israël later verlangt naar een vorst krijgt het een koning die ook van achter de schapen wordt weggehaald: Saul is op zoek naar de ezelinnen van zijn vader, en David is op het veld de schapen en de geiten aan het hoeden wanneer de profeet juist hem moet hebben om hem te zalven.

De herder is in het oude Israël het beeld bij uitstek voor het goede leiderschap: hij geeft zijn leven voor de schapen, leidt hen naar grazige weiden, en zoekt de verdwaalde exemplaren op om hen weer terug te brengen bij de kudde. Uiteindelijk verwijst de herder ook naar God zelf. Los van deze achtergrond is de betekenis van de tekst van vanochtend niet erg helder.

Johannes beschrijft hoe Jezus - op een heel subtiele manier, uitgerekend op dag waarop de inwijding van de tempel werd gevierd - de leiders van het volk bekritiseert. Het was winter - schrijft Johannes. De Joden wisten natuurlijk wel in welke periode van het jaar dit inwijdingsfeest viel. Mogelijk vermeldt Johannes het om daarmee nog eens te benadrukken hoe verkild de verhouding in Jezus' dagen was geweest tussen de leiders van het volk en Jezus. "Ik en de Vader zijn één", had Jezus gezegd. En dat was een doodzonde. Vandaar dat de leiders hem daarop willen stenigen.

Als Johannes dit allemaal opschrijft is dat lang geleden: het evangelie van Johannes zal zijn ontstaan tegen het einde van de eerste eeuw: geruime tijd na de Joodse oorlog die uitliep op de verwoesting van Jeruzalem. Van de tempel en die hele tempelcultus was toen dus al niets meer over. En het volk daar in Jeruzalem: dat was voor een belangrijk deel afgeslacht of als slaven verkocht. In de provincies drukte het juk van de Romeinen zwaar op de arme, uitgebuite bevolking. We dienen de vraag naar de betekenis en de geloofwaardigheid van de messiaanse beweging dan ook te vertaan tegen deze achtergrond. Wat staat die Jezusbeweging, de kerk, nu eigenlijk voor ogen? Is dat zogenaamde evangelie van Jezus, dat het Messiaanse rijk op handen is nog wel geloofwaardig? En daar komt nog bij dat - destijds - degenen, die in dat geloof volhardden, een gerede kans liepen om te worden van vervolgd en gemarteld.

Niet lang geleden stond er in Trouw een artikel van Gerard de Haas, een theoloog, waarin hij schrijft dat het optreden van Jezus verrassend veel overeenkomsten vertoont met dat van een nar. Het heeft er veel van weg dat Jezus de samenleving heeft willen shockeren door alles op zijn kop te zetten: armen worden de rijken, machtigen vallen van hun tronen, zieken worden genezen en wie gezond zijn zijn feitelijk doodziek; de blinden gaan weer zien, en mensen met visie zijn in werkelijkheid stekeblind. Het is de wereld op zijn kop. Als door een nar wordt zo de samenleving wakker geschud en aan het denken gezet over wat nu eigenlijk recht is en wat krom is.

Zonder narren gaat een mens zich maar al te gemakkelijk verbeelden dat, wat hij als de gewoonste zaak van de wereld gaat beschouwen ook inderdaad normaal is. Laatst hoorde ik iemand zeggen, dat eigenlijk iedereen in zijn leven een aantal narren om zich heen zou moeten hebben: omdat die ons kunnen behoeden voor onze ingeboren neigingen en aanleg. Hebben we niet allemaal de neiging om te willen overleven - ook al gaat dat ten koste van anderen? En om onszelf zekerheden op te bouwen; ook al begrijpen we heel goed dat dit gaat ten koste van de mogelijkheden van anderen om dezelfde zekerheden op te bouwen?

Het is een gedachte, die zeker het overdenken waard is. Toch gaat deze benadering in zekere zin voorbij aan een wezenlijk kenmerk van die messiaanse beweging: namelijk dat die oorspronkelijk niet in de eerste plaats gericht is op individueel, maar op collectief heil. Niet voor niets benadrukt Jezus dat de herder zijn leven geeft voor de schapen. Het gaat hem om de kudde. Het belang van de herder is daaraan ondergeschikt. Voorop staan respect voor God en zijn volk; gerechtigheid en liefde, genade en bevrijding: dat zijn de thema's waar het om draait; een samenleving dus waarbinnen plaats is voor iedereen onder menswaardige condities.

Zou je kunnen zeggen dat het Christendom onder invloed van het Hellenisme is verworden: omdat geleidelijk het belang van het individu en het persoonlijke zieleheil centraal kwamen te staan?

Hoe dat ook zij: in het Johannesevangelie lezen we dat er een verband wordt gelegd tussen 'behoren tot de kudde' en het geloof in Jezus. En Mozes had als opdracht om het nageslacht van Jacob weg te voeren uit angstland Egypte met zijn onderdrukkende en verslavende structuren; helaas lukte het hem niet om het volk zonder kleerscheuren door de woestijn te loodsen. De mens is gemakkelijk verleidbaar: schept zich afgoden en droomt van de vleespotten van Egypte. Je kunt het Mozes dan ook eigenlijk niet kwalijk nemen. Zoals je het de kerk misschien wel niet kwalijk kunt nemen nemen dat ze in veel opzichten 'wereldgelijkvormig' is geworden en uitgegroeid tot een instituut waarin pracht en praal, macht en intriges, en persoonlijke ambities het gezicht zijn gaan bepalen - met alle gevolgen van dien.

Van Jezus wordt verteld dat hij de verzoekingen in de woestijn goed doorstond. Hij liet zich niet verleiden door de schone beloften van aanzien en een onbekommerd en zorgeloos bestaan - ten koste van zijn trouw aan de God die hij zijn vader noemde. En in zijn prediking gaf hij te verstaan dat de zoon des mensen, wil hij trouw zijn aan zijn goddelijke opdracht, die trouw duur moet bekopen.

Vandaar die welhaast eeuwig terugkerende vraag: of de beweging van Jezus, de messiaanse beweging, de kerk, eigenlijk wel kan bestaan; geloofwaardig is in zijn verkondiging; zijn stem kan en durft te laten horen in een cultuur die zich wel christelijk noemt, maar die dat in vele opzichten niet is.

De evangelist Lucas beschrijft ook hoe eens de bewoners van Nazaret zo genoeg hebben van Jezus en zijn boodschap dat ze hem in een ravijn willen storten. En dan schrijft hij "Jezus liep midden tussen hen door en vertrok". (Lucas 4:30). Voor je het weet is Jezus uit ons midden vertrokken!

AMEN.


DE LEZINGEN:
Lezingen:

Numeri 27:
12 De HEER zei tegen Mozes: 'Beklim het Abarimgebergte, zodat je kunt uitkijken over het land dat ik de Israëlieten geef. 13 Wanneer je het gezien hebt, zul je met je voorouders verenigd worden, net als je broer Aäron. 14 Dat is omdat jullie in de woestijn van Sin, toen de Israëlieten met verwijten kwamen over water, tegen mijn bevel zijn ingegaan en in hun bijzijn geen ontzag hebben getoond voor mijn heiligheid.' (Dat was het water van Meribat-Kades in de woestijn van Sin.) 15 Mozes antwoordde de HEER: 16 'Moge de HEER, de God die aan al wat leeft de levensadem schenkt, dan iemand over het volk
aanstellen 17 die het kan leiden en de troepen kan aanvoeren, zodat het volk van de HEER niet wordt als een kudde schapen zonder herder.' 18 De HEER zei tegen Mozes: 'Laat Jozua, de zoon van Nun, bij je komen; hij is een man die geestkracht bezit. Leg hem de hand op 19 en laat hem plaatsnemen voor de priester Eleazar en voor de hele gemeenschap. Draag in ieders aanwezigheid de leiding aan hem over 20 en laat hem delen in het aanzien dat jij geniet. Dan zal heel Israël hem voortaan gehoorzamen. 21 Wanneer er een beslissing moet worden genomen, moet hij zich tot de priester Eleazar wenden, en die
raadpleegt dan ten overstaan van de HEER de orakelstenen. Zijn uitspraak bepaalt of Jozua met de andere Israëlieten een veldtocht moet ondernemen of niet.'

Johannes 10:
22 In Jeruzalem werd het feest van de Tempelwijding gevierd; het was winter. 23 Jezus liep in de tempel, in de zuilengang van Salomo. 24 Daar kwamen de Joden om hem heen staan, en ze vroegen hem: 'Hoe lang houdt u ons nog in het onzekere? Als u de messias bent, zeg het ons dan ronduit.' 25 Jezus antwoordde: 'Dat heb ik u al gezegd, maar u gelooft het niet. Wat ik namens mijn Vader doe getuigt over mij, 26 maar u wilt me niet geloven, omdat u niet bij mijn schapen hoort. 27 Mijn schapen luisteren naar mijn stem, ik ken ze en zij volgen mij. 28 Ik geef ze eeuwig leven: ze zullen nooit verloren gaan en niemand zal ze uit mijn hand roven. 29 Wat mijn Vader mij gegeven heeft gaat alles te boven, niemand kan het uit de hand van mijn Vader roven, 30 en de Vader en ik zijn één.'

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2013.