"Adam in het paradijs",
Florence, Bargello.

Preek gehouden tijdens de dienst van de Remonstrantse Gemeente Twente op zondag 11 Augustus 2013.

De lezingen waren:
Jesaja 63:17-25
Lucas 12:32-40

EEN NIEUWE HEMEL EN EEN NIEUWE AARDE

Wat een prachtige droom, die droom van Jesaja over een betere wereld. De schrijver van dit bijbelgedeelte leefde naar alle waarschijnlijkheid rond het einde van de ballingschap: toen duidelijk werd dat Jeruzalem herbouwd zou kunnen worden en de tempelcultus in ere hersteld. Ongetwijfeld spreekt in de tekst ook een zeker heimwee mee naar vroeger: toen men daar nog uit alle windstreken samenkwam om er de grote feesten te vieren. In zijn herinnering was Jeruzalem de plaats bij uitstek waar hemel en aarde elkaar raakten. Heilige grond, waar God bijna tastbaar nabij was. Jeruzalem zal uit de as herrijzen. De schrijver ziet in de gebeurtenissen de hand van God: "Zie" - zegt God - "Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde! Wat er vroeger was komt niemand meer voor de geest".

Het is opmerkelijk dat die nieuwe hemel en de nieuwe aarde betrekking hebben op de geschiedenis. En niet, zoals in de latere Christelijke traditie dikwijls het geval was, na afloop van de geschiedenis.

Lucas schrijft zijn evangelie niet lang nadat Jeruzalem opnieuw is verwoest en ook de prachtige tempel weer met de grond gelijk gemaakt is. Uit buitenbijbelse bronnen kennen we een gedetailleerde beschrijving van de gruwelen der verwoesting en de wijze waarop duizenden mensen daarbij op een vaak brute wijze zijn omgebracht. Ook veel Christenen hebben maar amper kans gezien om aan dit geweld te ontkomen. Maar het kan dan ook niet anders of ook elders in het Romeinse rijk hebben deze gebeurtenissen bij vele Christenen een diepe indruk gemaakt en vragen opgeroepen: wat heeft dit te betekenen? Wat mogen we nog verwachten? En waar staan we zelf: wat mag nog evangelie heten? En: Jezus een verlosser? Hoezo? Liep het ook met hem niet gruwelijk af?

Met name de woorden over waakzaamheid in het middengedeelte van onze lezing - woorden die ook Mattheüs gebruikt en die hij in een apocalyptisch kader zet - kunnen gemakkelijk de gedachte oproepen dat we ons heil ook maar liever niet moeten verwachten binnen het kader van de geschiedenis. Maar pas daarna: in een hiernamaals. De vroege kerk heeft dergelijke gedachten niet zelden verbonden met de wederkomst van Jezus en het laatste oordeel. De latere kerk heeft daarop nog verder voortbordurend gesproken over een duizendjarig rijk, een vagevuur en de mogelijkheid om door boetedoening ook in dit leven alvast een deel van de straf af te kopen. Het zijn voorstellingen, die ongetwijfeld voor nogal wat mensen een reden zijn geweest om de kerk de rug toe te keren: men kon hierin onmogelijk nog een blijde boodschap beluisteren. Wanneer we vandaag de dag dergelijke teksten lezen kan ons dan ook gemakkelijk het gevoel bekruipen, dat we die maar beter kunnen overslaan omdat ze totaal niet in ons denken passen.

Toch is het de vraag of we dan Lucas wel recht doen. Het begin en het slot van onze lezing bevat een sleutel voor een ander verstaan van deze tekst. Als in het begin staat: "Jullie Vader heeft jullie het koninkrijk willen schenken", dan zouden we daarin misschien wel een verwijzing moeten zien naar het paradijsverhaal. Wat hier 'het koninkrijk' genoemd wordt is, denk ik, wat in Genesis 'het paradijs' heet. Wanneer je zo naar het evangelie van Lucas kijkt ga je ontdekken, dat het scheppingsverhaal als een rode draad door heel dat evangelie loopt. Dat blijkt met name steeds daar, waar sprake is van de Menszenzoon: de titel die Jezus bij voorkeur gebruikte, wanneer hij zichzelf wilde uitleggen. Jezus zelf wil niets weten van mensen, die hem voor een messias aanzien. In zijn tijd leefden er allerhande messiasverwachtingen: er waren groepen die een koning verwachten, anderen een priesterlijke gestalte of een profeet. Maar Jezus wilde daarmee niet vereenzelvigd worden. Zo staat in Lucas 9 (18-22): "Toen Jezus eens alleen was met zijn leerlingen vroeg hij hen: 'Wie zeggen de mensen dat ik ben?' En zij antwoordden: 'Johannes de Doper, maar anderen zeggen Elia, en weer anderen beweren dat één van de oude profeten is opgestaan'. Hij zei tegen hen: 'En wie ben ik volgens jullie?' Petrus antwoordde: 'De door God gezonden messias'. Toen beval Jezus hun op strenge toon dat tegen niemand te zeggen. Het koninkrijk van God is - volgens Jezus dus - geen zaak van politiek of van religieus gekleurd messianisme. De mensen om Jezus heen hadden een uitgesproken voorkeur voor dat messianisme. En het pleit dan ook voor de betrouwbaarheid van de evangelisten dat zij deze oorspronkelijke opvatting van Jezus hebben overgeleverd. Dankzij hun zorgvuldigheid is die titel 'Mensenzoon' voor ons bewaard gebleven. Marcus, die deze woorden van Jezus ook kende, voegt er nog aan toe, dat Jezus daarover vrijelijk in het openbaar sprak. Ook Paulus wist, dat Jezus zichzelf zag als Adam.

Volgens Lucas heeft terugkeer naar het paradijs alles te maken met de terugkeer van de Mensenzoon. Daarover gaat het in de parabels, die we lazen. In de eerste parabel, die we vanochtend lazen, gaat over de heer des huizes die terugkeert van een bruiloft: het beeld bij uitstek van een het herstel van de rechte verhoudingen. En in de tweede parabel gaat het over het personeel van de heer van het huis, aan wie hij zijn bezit heeft toevertrouwd. Zijn dat niet de mensen, die zeggen Christenen te zijn? Al degenen, die geloven in Jezus Christus, de ware mens, het gelaat van God, die als een Vader wacht op zijn kinderen als die terugkomen op de zonderlinge gedachte, dat een mens misschien wel beter af is zonder God?

Bij het koninkrijk, dat God ons heeft willen schenken, gaat het om het paradijs. Dat is er misschien al wel - hier en daar - maar helaas wordt het vaak niet opgemerkt. Alvorens het doorbreekt moet de Mensenzoon nog veel lijden - aldus Jezus. Deze wereld wordt pas weer een paradijs wanneer de driehoeksverhouding tussen de mens, God en de naaste wordt hersteld. Een prangende vraag daarbij is: hoe kan een mens in contact komen met God, wanneer die relatie verstoord is geraakt of ontbreekt? Waar vind je gidsen, die je wegen kunnen wijzen? Wie programma's van Remonstrantse gemeenten doorneemt kan gemakkelijk de indruk krijgen dat de nadruk ligt op kursussen en op lees- en discussiegroepen. Maar kunnen - wie verlangen naar een persoonlijke omgang met God - daar terecht? Of is daarvoor iets anders nodig? Hoe is God verborgen aanwezig in ons eigen levensverhaal? Hoe krijg je helderheid over je eigen geloof? En kom je in contact met stromen onder de oppervlakte waarin een mens kan wortelen en houvast vinden?

Mensen vragen zich wel eens af: waarom ben ik op aarde? Of - zoals in de titel van het boek van Carel ter Linde - "Wat doe ik hier in godsnaam?". Het antwoord zou kunnen zijn: om God te eren en te dienen en van Hem te getuigen; om de afdruk van Zijn hand te herkennen in de medemensen, en ook in ons eigen leven; en om te luisteren naar Zijn Stem:

Zet de muziek maar eens even af,
al is het maar voor een uur,
en maak het eens even stil;
dan hoor je misschien
wat God jou zo graag zeggen wil.

Want in die stilte lost het oude op,
en komt er iets nieuws op gang.
Als jij het aandurft om te zwijgen
kan het gebeuren dat Hij aanwezig komt.

je wegen onthult om te gaan
de stroom voelbaar maakt
waarop je kunt drijven
waarin je rust kunt vinden:
hier vandaag
en eens voor eeuwig en altijd.

(Vrij naar: Achter de Naam ? Overwegingen rond het Geheim, Paula Copray)


DE LEZINGEN:

Jesaja 65
17 Zie, ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.
Wat er vroeger was raakt in vergetelheid,
het komt niemand ooit nog voor de geest.
18 Er zal alleen maar blijdschap zijn
en groot gejuich om wat ik schep.
Ik herschep Jeruzalem in een jubelende stad
en schenk haar bevolking vreugde.
19 Dan zal ik over Jeruzalem jubelen
en mij verblijden over mijn volk.
Geen geween of geweeklaag wordt daar nog gehoord.
20 Geen zuigeling zal daar meer zijn
die slechts enkele dagen leeft,
geen grijsaard die zijn jaren niet voltooit;
want een kind zal pas sterven als honderdjarige,
en wie geen honderd wordt, geldt als vervloekt.
21 Zij zullen huizen bouwen en er zelf in wonen,
wijngaarden planten en zelf van de opbrengst eten;
22 in wat zij bouwen zal geen ander wonen,
van wat zij planten zal geen ander eten.
Want de jaren van mijn volk
zullen zijn als de jaren van een boom;
mijn uitverkorenen zullen zelf genieten
van het werk van hun handen.
23 Zij zullen zich niet tevergeefs afmatten
en geen kinderen baren voor een verschrikkelijk lot.
Zij zullen, met heel hun nageslacht,
een volk zijn dat door de HEER is gezegend.
24 Ik zal hun antwoorden nog voor ze mij roepen,
ik zal hen verhoren terwijl ze nog spreken.
25 Wolf en lam zullen samen weiden,
een leeuw en een rund eten beide stro
en een slang zal zich voeden met stof.
Niemand doet kwaad, niemand sticht onheil
op heel mijn heilige berg ? zegt de HEER.

Lucas 12
32 Vrees niet, kleine kudde, want jullie Vader heeft jullie het koninkrijk willen schenken.
33 Verkoop je bezittingen en geef aalmoezen. Maak voor jezelf een geldbuidel die niet verslijt, een schat in de hemel die niet opraakt, waar een dief niet bij kan en die door geen mot kan worden aangevreten. 34 Waar jullie schat is, daar zal ook jullie hart zijn.
35 Sta klaar, doe je gordel om en houd de lampen brandend, 36 en wees als knechten die hun heer opwachten wanneer hij terugkeert van een bruiloft, zodat ze direct voor hem opendoen wanneer hij aanklopt.
37 Gelukkig de knechten die de heer bij zijn komst wakend aantreft. Ik verzeker jullie: hij zal zijn gordel omdoen, hen aan tafel nodigen en hen bedienen. 38 Gelukkig degenen die hij zo aantreft, ook al komt hij midden in de nacht of kort voor het aanbreken van de dag. 39 Besef wel: als de heer des huizes had geweten op welk uur de dief zou komen, dan zou hij niet in zijn huis hebben laten inbreken. 40 Ook jullie moeten klaarstaan, want de Mensenzoon komt op een tijdstip waarop je het niet verwacht.'

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2013.