De grote zevenarmige kandelaar, onderdeel van de tempelschat in Jeruzalem, wordt in triomf door Rome gedragen; op de bordjes staat vermeld wat men er zoal buit had gemaakt;
reliëf op de binnenzijde van de boog van Titus in Rome (± 81 n. Chr.)
© Kerkwinkel Koinonia

De laatste preek

De lezingen waren:
Uit psalm 118:16-17.26-29
Lucas 19:41-48

Preek: "Ik zal leven en de daden van de Heer verhalen"

                                    (Psalm 118:17)

Voor de grote feesten stroomden de pelgrims van heinde en verre naar Jeruzalem. In gedachte zie je hoe de mensen op weg gingen, elkaar onderweg al ontmoetten en mogelijk al zingend samen verder optrokken. Pelgrimeren verbindt mensen met elkaar. Men was weliswaar op weg naar Jeruzalem: maar tegelijkertijd verbeeldde die tocht de levensweg. Spiritueel gezien was men samen op weg naar het hemelse Jeruzalem. En in gedachten droomde men al van de aankomst en de feestelijke binnenkomst in de heilige stad met die mooie naam "woning van de vrede". De pelgrimstocht drukt het verlangen uit om thuis te komen in de beschutting van de hemelse woning. De psalm, waaruit wij lazen, weerspiegelt dit verlangen: "Ik zal niet sterven, maar leven en de daden van de Heer verhalen"! Wanneer Lucas zijn evangelie schrijft om daarmee - zoals hij zelf in het eerste hoofdstuk aangeeft - 'een verslag te schrijven over de gebeurtenissen die zich in ons midden hebben voltrokken' beschrijft hij het leven van Jezus als een pelgrimstocht naar Jeruzalem. Daar, in Jeruzalem, zal Jezus verhoogd worden. De tekst uit psalm 118 - "Hij zal niet sterven, maar de daden van de Heer verhalen" - zou dan ook geen slecht motto zijn voor dit evangelie. De reis van Jezus begint in Galilea. In het gedeelte, dat wij vanochtend met elkaar hebben gelezen, nadert Jezus zijn bestemming. Lucas vertelt dat wat Jezus daar aantrof zo heel anders was dan wat het had moeten zijn. Want hoe de reis eigenlijk had moeten aflopen lezen we in psalm 118; daarin wordt bezongen hoe de pelgrims, wanneer ze aankomen bij de poorten van het heiligdom lovend en dankend in processie naar binnen gaan, waarbij ze elkaar toezingen "Gezegend wie komt in de naam van de Heer, uit zijn woning wensen wij u zegen". Is dat niet ook waar wij eigenlijk allemaal van dromen: van een leven waar een mens vol voldoening op terugkijkt en dat uitloopt op diepe een loflied uit dankbaarheid? Misschien wel vermoeid, maar toch voldaan? Maar wanneer Jezus zijn bestemming nadert wellen er tranen in zijn ogen bij het zien van Jeruzalem. Deze stad zou zijn pelgrims zegenend moeten ontvangen met de woorden van het oude pelgrimslied. Maar van de tempel is een rovershol gemaakt; een markt; de heilige plaats, die een bron van vrede en vreugde zou moeten zijn, is verworden tot broedplaats van politieke intriges en van verderf.

Je kunt het verhaal van Lucas dan ook steeds op twee niveaus lezen: in de eerste plaats als een historisch verslag, waarbij de vraag zich opdringt: hoe heeft het zover kunnen komen? Wat is er gebeurd met de heilige stad die van oudsher verbonden was met hemelse vrede en broederlijke verbondenheid? Hoe komt het dat de cultuur er zo is verworden? Is het door de invloed van Rome? Door de waan van de dag? Zoals ook ouderen vandaag de dag zich wel eens afvragen in wat voor een wereld we leven: gezien al het zinloos geweld en de ellende waar we dagelijks mee worden geconfronteerd. Wat heet nog heilig? Of: wat er nog over is van de kerk, die ooit alom werd gerespecteerd en die met gezag kon spreken? Die met haar liefdadigheidsinstellingen en diaconaat zich ontfermde over weduwen en wezen; en die probeerde ervoor te zorgen dat mensen niet hoefden te verkommeren of dakloos werden? Wie Lucas vanuit historisch perspectief leest raakt misschien vooral geïnteresseerd in het doen en laten van de hogepriesters, de schriftgeleerden en de leiders van het Joodse volk; in de machtsspelletjes die zij spelen, omdat ze vooral uit zijn op macht en aanzien; en ze totaal voorbij lijken te zien aan hun heilige opdracht om het volk te hoeden. Omdat Jezus hen onder kritiek stelt zien zijn in hem een bedreiging. Hij confronteert hen met hun ongeloofwaardigheid. Lucas vertelt dan ook uitvoerig over hoe zij zinnen op zijn ondergang; terwijl ze tegelijkertijd ook beducht zijn voor de gevolgen, omdat Jezus heel wat sympathisanten heeft onder het gewone volk.

Maar je kunt het verhaal ook lezen als een stuk heilsgeschiedenis: als een verhaal over hoe God ook in tijden van diepe duisternis zijn beloften niet breekt maar trouw houdt. Wie zo leest ontdekt heel andere aspecten. Het meest kenmerkende van het evangelie is dan misschien wel dat het niet zozeer is gericht op de vraag hoe het zo is gekomen, als wel op wat er staat te gebeuren. Het ware geloof is toekomstgericht. Want, wat er ook gebeurt en wat er van de wereld ook terecht komt: de belofte van Gods trouw blijft overeind. Zo gezien wijst alles in het verhaal over de laatste dingen vooruit naar het mysterie van Pasen en opstanding.

De vraag daarbij is natuurlijk of wij vandaag de dag nog kunnen leven uit dit geloof in een trouwe God? Kunnen wij de woorden van de psalmist "Ik zal niet sterven maar leven en de daden van de Heer verhalen" nog beamen? In onze jonge jaren lijkt de toekomst misschien nog ongecompliceerd; en is het niet zo moeilijk om te leven uit de verwachting dat het leven mooi en goed is. En lukt het ons nog wel om heil te verwachten. Als zich aan de horizon een donkere wolk aandient lukt het ons ook nog wel om te denken dat ook die wel weer zal overtrekken. Ja: stellen we er zelfs niet een zekere eer in om ervan uit te gaan, dat het leven goed is? Dat mensen te vertrouwen zijn? En dat uiteindelijk zegen ons deel zal zijn? Maar naar mate we ouder worden raken we ervan doordrongen dat de werkelijkheid vaak minder rooskleurig is dan we zouden wensen. Dat de wegen niet altijd geëffend zijn. Dat er altijd sprake is van goed en kwaad dooreen! Verwijzen niet ook de tranen van Jezus naar zijn ontgoocheling? Naar een teleurgesteld zijn in de stad, die maar niet inziet wat haar tot vrede strekt? Een diep medelijden ook met al die mensen, die daar de cultuur bepalen en die altijd maar weer ontevreden zijn en meer willen dan wat hen toekomt? In de wijze waarop Lucas het leven van Jezus beschrijft ligt dan ook een levensopdracht besloten. Lucas laat zien dat elk leven een pelgrimage hoort te zijn naar het heiligdom. Het leven moet geheiligd worden: dat wil zeggen dat we moeten leren zien dat de wereld, die ons leven draagt, in wezen een tempel waar een voortdurende lofzang zou moeten klinken. Maar dat is een hele opgave: om te ontdekken dat er alle reden is voor dankbaarheid. Er is wel gezegd: het is een oefening van de ziel om zelfs in het diepste duister het licht te ontdekken. Volgens de kloostertraditie is daar een biddend leven voor nodig. Het veronderstelt de bereidheid om te erkennen dat heel ons leven louter op genade berust. Of - zoals we het vanochtend nog zingend beleden: " Niemand heeft u ooit gezien, maar wij vermoeden en geloven, dat Gij ons draagt, dat Gij ons dient."

Maar wij leven niet in een kloostercultuur, maar in een wereld waarin dit Godsvertrouwen maar al te vaak wordt afgedaan als iets dat niet meer realistisch is en niet meer van onze tijd. Als nuchtere, weldenkende mensen kun je toch niet werkelijk uitzien naar Gods goedheid? Hoe heeft het zover kunnen komen? Het heeft zover kunnen komen omdat ons met de paplepel is ingegeven dat we van deze wereld zelf iets moois moeten maken. En dat we ons daarin zelf een plaats moeten zien te verwerven. De grondslag voor dit denken is dat de werkelijkheid een grote blokkendoos, die ons ter beschikking staat om er iets van te maken. Dat impliceert dat de werkelijkheid een object is, een tegenover. Dit patroon van denken heeft ook grote invloed gehad op de theologie: eerst moest maar eens bewezen worden dat God bestaat; en zolang dat niet bewezen is kunnen we ook niets met God. Maar daarbij wordt iets wezenlijks over het hoofd gezien: dat God ons raakt van binnenuit. Er ligt in het diepst van onze ziel een bron waaruit liefde, inspiratie en hang naar kennis opborrelen. Maar om dat gewaar te worden is het nodig dat de mens zich omkeert, inkeert, de blik naar binnen richt. Alleen wie dat doen zullen gewaar kunnen worden dat wij onder alle omstandigheden gevoed worden, gedragen worden door de stroom, kracht ontvangen om de weg te gaan die we moeten gaan. Er is een filosoof, die dat goed begrepen heeft. En - het zal u misschien verbazen - dat is Nietzsche. Dat verbaast u misschien omdat uitgerekend deze filosoof bekend staat als de filosoof van het ongeloof; de filosoof, die de basis heeft gelegd voor de God-is-dood"-theologie. Hij was het die met kracht verklaard heeft dat wij met onze cultuur God hebben vermoord. Maar: van deze Nietzsche is het volgende late gebed bewaard gebleven:

Nog eenmaal, voor ik verder trek
en uitzie voor mij uit,
hef ik vereenzaamd mijn handen naar U omhoog naar wie ik vlucht,
aan wie ik in de diepste diepten van mijn hart
plechtig altaren heb gewijd,
opdat te allen tijde
mij uw stem weer roepen zou.

Daarop ontgloeit diep ingegrift het woord:
voor de onbekende God. Hem hoor ik toe,
al bleef ik tot op dit uur
samenzweren met het kwaad.
Hem hoor ik toe, en ik voel de strikken
die me in de strijd omlaag trekken
en, ook al vlucht ik,
me toch dwingen tot zijn dienst.

U wil ik kennen, Onbekende,
Gij die mij grijpt diep in mijn ziel,
Gij die mijn leven als een storm doorzwerft,
Gij Onbegrijpelijke, mij verwant
ik wil U kennen, ja zelfs U dienen.

De lezingen waren:
Lezing uit psalm 118: 16-17 . 26-29

16 De rechterhand van de HEER verheft mij,
de rechterhand van de HEER doet machtige daden.
17 Ik zal niet sterven, maar leven
en de daden van de HEER verhalen.

26 Gezegend wie komt met de naam van de HEER.
Wij zegenen u vanuit het huis van de HEER.
27 De HEER is God, hij heeft ons licht gebracht.
Vier feest en ga met groene twijgen
tot aan de horens van het altaar.
28 U bent mijn God, u zal ik loven,
hoog zal ik u prijzen, mijn God.
29 Loof de HEER, want hij is goed,
eeuwig duurt zijn trouw.

Lucas 19:41-48
41 Toen hij Jeruzalem voor zich zag liggen, begon hij te huilen over het lot van de stad. 42 Hij zei: 'Had ook jij op deze dag maar geweten wat vrede kan brengen! Maar dat blijft voor je verborgen, ook nu. 43 Want er zal een tijd komen dat je vijanden belegeringswerken tegen je oprichten, je omsingelen en je van alle kanten insluiten. 44 Ze zullen je met de grond gelijkmaken en je kinderen verdelgen, en ze zullen geen steen op de andere laten, omdat je de tijd van Gods ontferming niet hebt herkend.' 45 Hij ging naar de tempel, waar hij de handelaars begon weg te jagen, 46 terwijl hij hun toevoegde: 'Er staat geschreven: "Mijn huis moet een huis van gebed zijn," maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt!' 47 Dagelijks gaf hij onderricht in de tempel. De hogepriesters, de schriftgeleerden en de leiders van het volk wilden hem uit de weg ruimen, 48 maar ze wisten niet hoe ze dat moesten doen, want het hele volk hing aan zijn lippen.
Terug naar het
begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2013.