Lezingen:
EZECHIEL 37:1-14
JOHANNES 11:1-53 (ingekort)
* Preek: "Iudica me - verschaf mij recht!"
(Psalm 42/43: 43:1)
Deze zondag van de vastentijd, die aan Pasen vooraf gaat,
staat bekend als ZONDAG JUDICA, ofwel 'de eerste
passiezondag'. De naam is ontleend aan het eerste woord van de
psalm, die van oudsher op deze zondag werd gelezen: "Judica
me, Deus...": Schaf mij recht, o God, en kom tegen een
goddeloos volk voor mij op; verlos mij van de onrechtvaardige
en bedriegelijke mens; want Gij zijt mijn God en mijn sterkte.
De psalm is al heel oud. Waarschijnlijk is hij al geschreven
in de zevende eeuw vóór Chr., door iemand die zich ophield bij
de bronnen van de Jordaan, in wat wij nu Zuid-Libanon noemen.
Hoe hij daar kwam en wat hij er deed weten we niet. Mogelijk
was het iemand, die op de vlucht was.
"Schaf mij recht...": schuilt daar niet een aanklacht in? Het
lijken woorden van iemand, die zich tekort gedaan voelt. Van
iemand die in opstand komt tegen wat hem wordt aangedaan. Die
onvrede heeft met zijn lot. En dus ook onvrede met God.
Herkennen we in onszelf iets van die opstandigheid?
Je zou daarbij kunnen denken aan alle ellende die mensen
elkaar aandoen. En misschien ook wel aan wat mensen mogelijk
jou in je leven hebben aangedaan.
Je zou ook kunnen denken aan het bestaan meer in het algemeen,
aan de menselijke existentie: aan de situatie, die ons overkomt
vanaf het moment dat we geboren worden. Pascal bijvoorbeeld
vergeleek het bestaan met dat van iemand die, in zijn slaap,
door anderen op een onbewoond eiland was neergelegd. Waar ben
ik terecht gekomen - is dan de eerste vraag, waarmee je wakker
wordt. En: wat moet ik hier?
Je zou ook kunnen denken aan het scheppingsverhaal,
waarin beschreven staat hoe GOD de wereld schiep, en
vervolgens zag dat het goed was. Bij de vijfde dag, de dag
waarop de mens wordt geschapen, lezen we zelfs dat GOD zag dat
het zeer goed was! Maar ervaren we dat ook zo? Je moet toch
feitelijk regelmatig vaststellen, dat onze ervaringen daarmee
in tegenspraak zijn. In de twintig eeuwen, dat het Christendom
nu bestaat, is het er in feite niet in geslaagd om de vraag
van de gnostici op een bevredigende manier te beantwoorden: de
vraag namelijk naar de herkomst van het kwaad. En hoe het
kwaad in de wereld zich laat rijmen met de goede schepping.
En dan is er ook nog het Paasverhaal, waaraan je zou kunnen
denken: het onrecht dat Jezus wordt aangedaan staat model voor alle
bruut en wreed geweld en tegen onschuldige mensen, die het
slachtoffer worden van politieke intriges en geldingsdrang.
Al met al: reden genoeg voor gevoelens van opstandigheid.
"Schaf mij recht...!". Impliceren deze woorden niet een
aanklacht tegen God vergelijkbaar met die in het boek Job - waarin God
wordt beschreven als iemand die weddenschappen aangaat met de
duivel om zo de vrome Job op de proef te stellen? Tot op de
dag van vandaag bidden we het Onze Vader, met daarin de
woorden "leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de
boze/het kwaad". Is onze God een God, die mensen beproeft,
zoals Jung bijvoorbeeld het stelt: volgens hem heeft God ook het kwaad
geschapen om daarmee de mens werkelijk voor de keuze te
stellen? De duistere kanten van het bestaan zouden er zijn,
opdat wij in deze zo ambivalente wereld werkelijk de kans
krijgen om ons een eigen weg zoeken, zoals het ons behaagt.
"Schaf mij recht...! De woorden lijken te komen uit de mond
van iemand, die al zo'n 2500 jaar geleden in een geloofscrisis
verkeerde: waar blijft God? Dat is de problematiek die vandaag
aan de orde is.
===
BEELDEN VAN HOOP?
De lezingen, die ons worden aangereikt, zijn goed gekozen.
Beiden zou je kunnen zien als een reactie vanuit de bijbelse
traditie: als BEELDEN VAN HOOP. In verhaalvorm worden onze
gedachten bepaald bij de toekomst.
In het visioen van Ezechiël wordt het beeld beschreven van al
die doden die daar in het veld liggen. En dan klinkt er een
Stem: "Toen zei HIJ tot mij: Profeteer tot de levensgeest,
profeteer, mensenkind en zeg tot de levensgeest: Dit zegt JHWH
de Heer: Kom, van de vier windstreken, en blaas en deze
gevallenen - dat ze weer leven." De Stem ís in feite de
levensgeest!
En ook in het verhaal over Lazarus - een verhaal waarin al
evenzeer de dood centraal staat als een smartelijk en
huiveringwekkend symbool van zinloosheid - ook in dat verhaal
staat de Stem centraal: "Na deze woorden riep hij met luider
stem: Lazarus kom hier, eruit!" ADAM, kom tevoorschijn! Hier
is het Jezus die de Stem representeert, die sterker is dan de
dood, en sterker dan alles wat het bestaan zinloos,
uitzichtloos en vergeefs dreigt te maken. De dood wordt niet
ontkend: die hoort bij het leven. Zonder besef van de dood is
de mens geen mens. Maar dat betekent niet, dat het ons leven
noodzakelijkerwijze wordt beheerst door de dood.
Verhalenderwijze wordt ons uitgelegd dat de mens op vrijdag,
de dag voor de sabbath weliswaar is geschapen: maar dat het
tot Pasen duren voor we werkelijk begrijpen wat 'schepping'
wil zeggen. Tussen vrijdag en Paaszondag ligt de sabbat:
bedoeld om ons ervan te doordringen dat we ons over niets druk
hoeven te maken.
Moeten we hieruit begrijpen dat de schepping nog in volle gang
is? Dat het proces van menswording nog op geen stukken na is
voltooid?
===
Het zijn verhalen uit lang vervlogen tijden: tijden, waarin
men anders dacht over de wereld en de mens dan wij. Maar dat
hoeft niet te betekenen dat deze verhalen hun zeggingskracht
hebben verloren. Dat is het boeiende van verhalen: dat ze in
andere tijden andere betekenissen kunnen krijgen.
Ook vandaag de dag verkeert het geloof ook in een crisis. Maar
die is niet alleen het gevolg van de menselijke existentie; de
crisis van vandaag de dag is mede veroorzaakt door het de
cultuur waar wij in verkeren: een cultuur die gekenmerkt wordt
door een reductie van de werkelijkheid tot wat wij "de feiten"
noemen. Sedert de "Verlichting" dreigt onze werkelijkheid
samen te vallen met onze zintuigelijke waarneming. En wat we
waarnemen is dat de gebeurtenissen - met name tijdens de
tweede wereldoorlog het traditionele vertrouwen in een machtig
GOD die uiteindelijk alle onrecht zal recht zetten, heeft
ondermijnd. Tegen de achtergrond van al die miljoenen doden,
die tijdens ons leven zijn omgekomen door bruut geweld, is God
als een macht buiten en boven de werkelijkheid is een
voorstelling die ongeloofwaardig is geworden. Dit besef heeft
de de geloofscrisis veroorzaakt waarin de kerken zijn
terechtgekomen; een crisis die heeft gemaakt dat (sedert de
jaren '70) jaarlijks zo'n 100.000 mensen afstand hebben
genomen van al wat kerk heet.
Velen van hen hebben zich daarop gewend tot Oosten, waar
vanouds andere vormen van spiritualiteit worden aangetroffen;
zo bijvoorbeeld een spiritualiteit, die gekenmerkt wordt door
berusting: aanvaard het leven zoals het zich aandient. En heb
geen overspannen verwachtingen. Want er is een eeuwige strijd
gaande tussen goed en kwaad, licht en duisternis, die zich ook
in onszelf voltrekt. En verbeeld je niet dat iets of iemand in
deze situatie ooit verandering kan brengen! En ook wel een
spiritualiteit die gekenmerkt wordt door het besef, dat wij in
feite onwetend zijn: hoe zou een vis in de oceaan weten wat
een oceaan is? Zijn wij niet zo deel van het de werkelijkheid,
dat we over die werkelijkheid in feite niets weten.
===
"Verschaf mij recht...!" Het zijn ook woorden van de gelovige,
die vasthoudt aan de mythe. De mythe is: Daar klinkt een Stem,
en die Stem is gehoord; die stem noemt jou bij name en zegt:
een Stem die zegt "Noem mij". Noem mij, en ik zal er zijn. Dat
is de mythe van de Geest, waarvan de kerk belijdt dat die van
Godswege is, en dat die is geïncarneerd in Christus. Door de
eeuwen heen zijn er steeds mensen geweest die uit deze
inspiratie hebben geleefd: je zou bijna kunnen zeggen "als
betrof het een experiment". En het resultaat is verbluffend.
Het heeft gemaakt, dat wij hier nu zo bij elkaar zijn - om al
zingend, al luisterend en biddend dit mysterie tot ons te
laten doordringen: dat het pas werkelijk Pasen wordt wanneer
we de tocht door de wildernis volbrengen, volhardend te
luisteren naar de Stem die ons uitnodigt tot een waagstuk en
zegt: ga staan daar waar je niet kunt staan, en vertrouw op
mijn belofte - dan zul je ervaren hoe IK ER BEN.
DE LEZINGEN:
EZECHIEL 37:1-14.
De hand van JHWH kwam over mij; zijn geest nam mij mee en zette mij neer in een dal dat vol beenderen lag. Hij leidde mij er
in alle richtingen tussendoor, en ik zag hoeveel er over heel het dal wel lagen en hoe dor ze waren. Daarop vroeg hij mij:
Mensenkind, zouden deze beenderen nog tot leven kunnen komen? Ik antwoordde: JHWH, mijn Heer, dat weet Gij alleen. oen zei
hij: Profeteer over deze beenderen en zeg 'Dorre beenderen, luister naar het woord van JHWH. Dit zegt JHWH de Heer tot deze
beenderen: Ik ga de levensgeest in u brengen, en ge komt weer tot leven; ik leg pezen op u, bekleed u met vlees en overtrek u
met een huid; dan schenk ik u de levensgeest en ge komt weer tot leven. Dan zult ge erkennen dat ik JHWH ben.' Ik profeteerde
zoals mij was opgedragen. En zodra ik begon, ontstond er gedruis: de beenderen voegden zich aaneen, elk op zijn plaats. En ik
zag hoe er pezen op kwamen en vlees en hoe ze met een huid overtrokken werden. Maar de levensgeest was er nog niet. Toen zei
hij tot mij: 'Profeteer tot de levensgeest, profeteer, mensenkind en zeg tot de levensgeest: 'Dit zegt JHWH de Heer: Kom, van
de vier windstreken, en blaas en deze gevallenen - dat ze weer leven.'
Ik profeteerde zoals mij was opgedragen en de levensgeest kwam erin. Ze werden weer levend en gingen overeinde staan: een
onoverzichtbaar leger. Daarop zei JHWH tegen mij: 'Mensenkind, deze beenderen zijn het volk Israël; bij hen leeft de
gedachte: Onze beenderen zijn verdord, onze hoop is vervlogen, het is met ons gedaan. Profeteer daarom en zeg tegen hen: 'Dit
zegt JHWH de Heer: Ik ga uw graven openen; ik wek u in groten getale daaruit en voer u terug naar Israëls grond. En als ik uw
graven open en u in groten getale daaruit opwek, dan zult ge erkennen dat ik JHWH ben. Ik schenk u mijn geest, zodat ge weer
leeft, en laat u op uw eigen grond gaan wonen. Dan zult ge erkennen dat ik, JHWH, doe wat ik zeg', luidt de godsspraak van
JHWH.
JOHANNES 11:ingekort (1.6-8.11-14.17.34.41.43-44.53)
Er was iemand ziek, een zekere Lazarus uit Betanië. (..) Toen Jezus hoorde dat hij ziek was, bleef hij weliswaar nog twee
dagen ter plaatse, maar daarna zei hij tot zijn leerlingen: laat ons weer naar Judea gaan. De leerlingen zeiden: Rabbi, nog
pas probeerden de Judaeers u te stenigen en gaat gij daar nu weer heen? (..) Jezus sprak: onze vriend Lazarus is ingeslapen,
maar ik ga er heen om hem te wekken. Zijn leerlingen merkten op: Heer, als hij slaapt zal hij beter worden. Jezus echter had
van zijn dood gesproken, terwijl zij meenden dat hij over de rust van de slaap sprak. Daarom zei Jezus hun toen ronduit:
Lazarus is gestorven. (..) Bij zijn aankomst bevond Jezus dat hij al vier dagen in het graf lag, en hij vroeg: Waar hebt gij
hem neergelegd? Zij zeiden: Kom en zie, Heer. Bij het graf gekomen overviel Jezus een huivering. Het was een rotsgraf en er
lag een steen voor. Jezus zei: neem de steen weg. Toen namen ze de steen weg. Jezus sloeg de ogen ten hemel en sprak: Vader
ik dank u dat ge mij verhoord hebt. Na deze woorden riep hij met luider stem: Lazarus kom uit! De gestorvene kwam naar
buiten, voeten en handen met zwachtels omwonden en met een zweetdoek om zijn gezicht. Jezus beval hun: Maakt hem los en laat
hem gaan. (..) Van die dag af waren zij (de hogepriesters en schriftgeleerden) besloten om hem te doden.
Terug naar HET BEGIN VAN DEZE PAGINA
Terug naar de REGISTERS
© A.E.J. Kaal, 2001.