PREEK GEHOUDEN TIJDENS DE DIENST VAN DE NPB TE RIJSSEN, OP ZONDAG 6 OKTOBER 2002.

De lezing was: Mattheus 21: 33-43

DE PREEK

Wat zijn eigenlijk 'gelijkenissen'? En hoe moet je die lezen? Alleen al over die vraag hebben vele geleerden zich het hoofd gebroken. En tot nu toe is daar eigenlijk geen bevredigend antwoord op te geven.

Zo zou je kunnen denken dat het verhaal, dat we vanochtend hebben gelezen, nooit door Jezus zelf zó kan zijn verteld: want het is toch wel duidelijk dat het doden van de zoon van de landeigenaar slaat op de kruisiging van Jezus? Is deze gelijkenis dan bedacht door Mattheüs: om aan zijn lezers duidelijk te maken, dat de dood van Jezus in feite de schuld is van Joden - overpriesters en schriftgeleerden - die zich door hem beledigd voelden? "Zij begrepen dat hij hen bedoelde", zo lezen we. En ze wilden hem wel grijpen, maar ze waren bang voor de menigte.

Wanneer we deze gelijkenis zó lezen, dan zijn we er snel mee klaar: want het verhaal heeft ons dan nauwelijks nog iets te zeggen. De gelijkenis is dan niet opgetekend uit de mond van Jezus, maar een verhaal dat bedoeld is om duidelijk te maken hoe het destijds heeft kunnen gebeuren dat Jezus uiteindelijk aan het kruis werd genageld. Kijk eens wat Jeruzalem doet met zijn profeten: die jagen ze daar allemaal de dood in. Omdat wat die profeten zeggen hen niet welgevallig is.

"Daarom zeg ik jullie dat het Koninkrijk van God zal van jullie zal worden afgenomen en gegeven worden aan een volk dat de vruchten daarvan opbrengt", aldus de commentaarstem van Mattheüs.

Zo kijkend, met de ogen van een geschiedschrijver, kun je belerend zeggen: kijk, daar zien je al de eerste anti-Joodse ressentimenten. Uit de verdere geschiedenis weten we hoe het anti-semitisme altijd weer is gevoed door de gedachte dat het de Joden zijn geweest, die Christus hebben gekruisigd. Zo'n redenering ligt op de loer wanneer je kiest voor het zogenaamd historiserende lezen van deze gelijkenis.
===
Maar zou het niet kunnen, dat de gelijkenis wèl zo door Jezus is verteld? En dat het doden van de zoon van de Heer berust op een heel oud motief dat verwijst naar de tragiek van ons mens-zijn: namelijk dat we altijd weer de neiging hebben om ons dingen toe te eigenen die ons niet toekomen, om te doden wat nu juist het leven voor ons kan betekenen, en om te vernietigen waar we het nu juist van moeten hebben?

"Er was een landeigenaar, die een wijngaard plantte, en er een heg omheen zette, en er een wijnpers in groef en een wachttoren bouwde". Dit is een beeld, ontleend aan de profetieën van Jesaja. Het gaat om de wijngaard die aan het volk Israël is toevertrouwd. Als we de gelijkenis willen begrijpen als een verhaal van alle tijden, waarin het ook over ons gaat, dan zouden we moeten bedenken dat de ziel van elk mens een wijngaard is, prachtig aangelegd:
    Van mij alleen
    het land dat in mijn ziel ligt uitgestrekt
    ik kom er zonder paspoort binnen

    als in mijn eigen huis
    het ziet mijn droefenis...
    en mijn eenzaamheid
    het wiegt me in slaap
    en bedekt me met een steen die geurt
zo schrijft de franse schilder/dichter Chagall in één van zijn gedichten. Elk mens draagt in zijn ziel een rijke tuin vol herinneringen aan wat ons werd geschonken en vol dromen over wat nog mogelijk is; een tuin, schitterend aangelegd. Maar die tuin moet wel worden verzorgd. De tere planten moeten zich kunnen koesteren in warmte. En al wat daarin uniek is moet de nodige ruimte krijgen en moet zich kunnen verheugen in stille aandacht, in respect en verwondering - om goed te kunnen gedijen. We dachten misschien nog dat we zelf die tuin moesten verzorgen: maar zijn het niet de anderen, die in feite bepalen of zo'n tuin tot wasdom komt? Of zo'n tuin vruchten voortbrengt? Is het niet veeleer zo dat tuin van onze naaste aan ons is toevertrouwd? De wijze waarop wij naar de ander kijken, hem of haar omzorgen, verwarmen, de ruimte geven en koesteren in de zon van onze liefde bepaalt uiteindelijk of zo'n leven vrucht voortbrengt.

Maar de realiteit wijst uit dat wij doorgaans anders zijn ingesteld: wij zijn geneigd om ons de wereld toe te eigenen. Vandaar denken in termen van 'mijn wereld', 'mijn toekomst', 'mijn leven', 'mijn kansen die ik moet grijpen', 'mijn zekerheid, die ik moet kopen' en 'mijn geluk, dat ik moet zoeken'. We voelen ons in de eerste plaats verantwoordelijk voor onze eigen geestelijke groei en de zorg voor onze eigen spiritualiteit. En als wij God willen zoeken, trekken we ons bij voorkeur terug in de stilte en de eenzaamheid.

De gelijkenis te zeggen: je hebt geen eigendomsrechten. En je eerste zorg dient uit te gaan naar wat jou is toevertrouwd.

Ze zijn ons maar geleend
de vele mooie dingen
die lief, vertrouwd en veilig
ons dagelijks omringen.

Het is ons maar geleend
gezondheid, welvaart, leven;
en wij pakken het aan
als was het ons gegeven.

aldus R. Asscher-v.d. Molen.

Hoe zou dat komen, dat we dikwijls zo op onszelf betrokken zijn? Dat we vaak eigenlijk maar liever niet gestoord willen worden in onze bezigheden? Terwijl, wat ons in de ander gegeven wordt, voor ons misschien wel van levensbelang is? Het is de Joodse filosoof Levinas, die dit thema centraal heeft gemaakt in zijn werk: volgens hem zijn de ogen van de ander die ons kunnen behoeden voor egocentrisme. Volgens hem komen we God niet op het spoor in de eenzaamheid: God laat zich zien in de confrontatie met andere mensen.

Wat alledaagser gezegd: we hebben elkaar nodig om menselijk te worden; we hebben kinderen nodig om ons te corrigeren; we hebben tegenspraak nodig om genuanceerd te leren denken; we hebben een vijand nodig om ons te oefenen in verdraagzaamheid; we hebben elkaar nodig - juist ook voor zover de ander ons onder kritiek stelt en ons niet bevestigt in onze vaak al gekoesterde ideeën. Maar het merkwaardige is, dat we ons vaak het beste voelen onder gelijkgestemden. En dat we het liefst de krant lezen, waarin ongeveer staat wat we zelf ook al dachten.

Jezus stelt ons Gods Rijk in het vooruitzicht stelt, wanneer we de zorg voor de wijngaard op ons nemen: waarbij er geen sprake van kan zijn dat we ons iets toeëigenen: noch de wijngaard, noch de vruchten komen ons toe. We moeten doen wat de Heer van de wijngaard van ons verwacht. Wie leeft vanuit dit weten, zal uiteindelijk het Rijk van God beërven: wat dat dan ook maar precies moge betekenen.

DE LEZING
Mattheus 21: 33-43

Hoort een andere gelijkenis. "Er was een landeigenaar, die een wijngaard plantte, en er een heg omheen zette, en er een wijnpers in groef en een wachttoren bouwde; en hij verhuurde die aan boeren en ging naar het buitenland. Toen nu de tijd van de vruchten naderde, zond hij zijn dienaren naar de boeren om de opbrengst in ontvangst te nemen. Maar de boeren grepen zijn dienaren, sloegen de een, doodden de ander en stenigden de derde. Hij zond weer andere dienaren, nog meer dan eerst, en zij behandelden hen op dezelfde wijze. Tenslotte zond hij zijn zoon tot hen, zeggende: mijn zoon zullen zij ontzien. Maar toen de boeren de zoon zagen, zeiden ze tot elkaar: Dit is de erfgenaam; kom, laten we hem doden om zijn erfenis aan ons te brengen. En ze grepen hem vast, wierpen hem de wijngaard uit en doodden hem. Wanneer nu de eigenaar van de wijngaard komt, wat zal hij dan met die boeren doen?" Ze antwoordden hem: "Hij zal die ellendelingen een ellendige dood doen sterven en zijn wijngaard zal hij aan andere boeren verpachten, die hem de vruchten op tijd zullen afleveren." Toen sprak Jezus tot hen: "Hebt ge nooit in de Schriften gelezen: 'De steen die de bouwlieden afgekeurd hadden, deze is tot een hoeksteen geworden; van de Heer is dat gebeurd en het is wonderlijk in onze ogen'? Daarom zeg ik u, het Koninkrijk van God zal van u worden weggenomen en het zal gegeven worden aan een volk dat de vruchten daarvan opbrengt. En wie op deze steen valt zal verpletterd worden, en op wie hij valt, die zal hij vermorzelen." En toen de overpriesters en Farizeeën zijn gelijkenissen hadden gehoord, begrepen zij dat hij hen bedoelde. En hoewel zij hem trachtten te grijpen, vreesden zij de scharen, daar die hem voor een profeet hielden.

Terug naar het begin van deze pagina

Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2002.