Wat zijn eigenlijk 'gelijkenissen'? En hoe moet je die lezen?
Alleen al over die vraag hebben vele geleerden zich het hoofd
gebroken. En tot nu toe is daar eigenlijk geen bevredigend
antwoord op te geven.
Zo zou je kunnen denken dat het verhaal, dat we vanochtend
hebben gelezen, nooit door Jezus zelf zó kan zijn verteld:
want het is toch wel duidelijk dat het doden van de zoon van
de landeigenaar slaat op de kruisiging van Jezus? Is deze
gelijkenis dan bedacht door Mattheüs: om aan zijn lezers
duidelijk te maken, dat de dood van Jezus in feite de schuld
is van Joden - overpriesters en schriftgeleerden - die zich
door hem beledigd voelden? "Zij begrepen dat hij hen
bedoelde", zo lezen we. En ze wilden hem wel grijpen, maar ze
waren bang voor de menigte.
Wanneer we deze gelijkenis zó lezen, dan zijn we er snel mee
klaar: want het verhaal heeft ons dan nauwelijks nog iets te
zeggen. De gelijkenis is dan niet opgetekend uit de mond van
Jezus, maar een verhaal dat bedoeld is om duidelijk te maken
hoe het destijds heeft kunnen gebeuren dat Jezus uiteindelijk
aan het kruis werd genageld. Kijk eens wat Jeruzalem doet met
zijn profeten: die jagen ze daar allemaal de dood in. Omdat
wat die profeten zeggen hen niet welgevallig is.
"Daarom zeg ik jullie dat het Koninkrijk van God zal van
jullie zal worden afgenomen en gegeven worden aan een volk dat
de vruchten daarvan opbrengt", aldus de commentaarstem van
Mattheüs.
Zo kijkend, met de ogen van een geschiedschrijver, kun je
belerend zeggen: kijk, daar zien je al de eerste anti-Joodse
ressentimenten. Uit de verdere geschiedenis weten we hoe het
anti-semitisme altijd weer is gevoed door de gedachte dat het
de Joden zijn geweest, die Christus hebben gekruisigd. Zo'n
redenering ligt op de loer wanneer je kiest voor het zogenaamd
historiserende lezen van deze gelijkenis.
===
Maar zou het niet kunnen, dat de gelijkenis wèl zo door Jezus
is verteld? En dat het doden van de zoon van de Heer berust op
een heel oud motief dat verwijst naar de tragiek van ons mens-zijn:
namelijk dat we altijd weer de neiging hebben om ons
dingen toe te eigenen die ons niet toekomen, om te doden wat
nu juist het leven voor ons kan betekenen, en om te
vernietigen waar we het nu juist van moeten hebben?
"Er was een landeigenaar, die een wijngaard plantte, en er een
heg omheen zette, en er een wijnpers in groef en een
wachttoren bouwde". Dit is een beeld, ontleend aan de
profetieën van Jesaja. Het gaat om de wijngaard die aan het
volk Israël is toevertrouwd. Als we de gelijkenis willen
begrijpen als een verhaal van alle tijden, waarin het ook over
ons gaat, dan zouden we moeten bedenken dat de ziel van elk
mens een wijngaard is, prachtig aangelegd:
Van mij alleen
het land dat in mijn ziel ligt uitgestrekt
ik kom er zonder paspoort binnen
als in mijn eigen huis
het ziet mijn droefenis...
en mijn eenzaamheid
het wiegt me in slaap
en bedekt me met een steen die geurt
zo schrijft de franse schilder/dichter Chagall in één van zijn
gedichten. Elk mens draagt in zijn ziel een rijke tuin vol
herinneringen aan wat ons werd geschonken en vol dromen over
wat nog mogelijk is; een tuin, schitterend aangelegd. Maar die
tuin moet wel worden verzorgd. De tere planten moeten zich
kunnen koesteren in warmte. En al wat daarin uniek is moet de
nodige ruimte krijgen en moet zich kunnen verheugen in stille
aandacht, in respect en verwondering - om goed te kunnen
gedijen. We dachten misschien nog dat we zelf die tuin moesten
verzorgen: maar zijn het niet de anderen, die in feite bepalen
of zo'n tuin tot wasdom komt? Of zo'n tuin vruchten
voortbrengt? Is het niet veeleer zo dat tuin van onze naaste
aan ons is toevertrouwd? De wijze waarop wij naar de ander
kijken, hem of haar omzorgen, verwarmen, de ruimte geven en
koesteren in de zon van onze liefde bepaalt uiteindelijk of
zo'n leven vrucht voortbrengt.
Maar de realiteit wijst uit dat wij doorgaans anders zijn
ingesteld: wij zijn geneigd om ons de wereld toe te eigenen.
Vandaar denken in termen van 'mijn wereld', 'mijn toekomst',
'mijn leven', 'mijn kansen die ik moet grijpen', 'mijn
zekerheid, die ik moet kopen' en 'mijn geluk, dat ik moet
zoeken'. We voelen ons in de eerste plaats verantwoordelijk
voor onze eigen geestelijke groei en de zorg voor onze eigen
spiritualiteit. En als wij God willen zoeken, trekken we ons
bij voorkeur terug in de stilte en de eenzaamheid.
De gelijkenis te zeggen: je hebt geen eigendomsrechten. En je
eerste zorg dient uit te gaan naar wat jou is toevertrouwd.
Ze zijn ons maar geleend
de vele mooie dingen
die lief, vertrouwd en veilig
ons dagelijks omringen.
Het is ons maar geleend
gezondheid, welvaart, leven;
en wij pakken het aan
als was het ons gegeven.
aldus R. Asscher-v.d. Molen.
Hoe zou dat komen, dat we dikwijls zo op onszelf betrokken
zijn? Dat we vaak eigenlijk maar liever niet gestoord willen
worden in onze bezigheden? Terwijl, wat ons in de ander
gegeven wordt, voor ons misschien wel van levensbelang is?
Het is de Joodse filosoof Levinas, die dit thema centraal
heeft gemaakt in zijn werk: volgens hem zijn de ogen van de
ander die ons kunnen behoeden voor egocentrisme. Volgens hem
komen we God niet op het spoor in de eenzaamheid: God laat
zich zien in de confrontatie met andere mensen.
Wat alledaagser gezegd: we hebben elkaar nodig om menselijk te
worden; we hebben kinderen nodig om ons te corrigeren; we
hebben tegenspraak nodig om genuanceerd te leren denken; we
hebben een vijand nodig om ons te oefenen in verdraagzaamheid;
we hebben elkaar nodig - juist ook voor zover de ander ons
onder kritiek stelt en ons niet bevestigt in onze vaak al
gekoesterde ideeën. Maar het merkwaardige is, dat we ons vaak
het beste voelen onder gelijkgestemden. En dat we het liefst
de krant lezen, waarin ongeveer staat wat we zelf ook al
dachten.
Jezus stelt ons Gods Rijk in het vooruitzicht stelt, wanneer
we de zorg voor de wijngaard op ons nemen: waarbij er geen
sprake van kan zijn dat we ons iets toeëigenen: noch de
wijngaard, noch de vruchten komen ons toe. We moeten doen wat
de Heer van de wijngaard van ons verwacht. Wie leeft vanuit
dit weten, zal uiteindelijk het Rijk van God beërven: wat dat
dan ook maar precies moge betekenen.
DE LEZING
Mattheus 21: 33-43
Hoort een andere gelijkenis. "Er was een landeigenaar, die een
wijngaard plantte, en er een heg omheen zette, en er een
wijnpers in groef en een wachttoren bouwde; en hij verhuurde
die aan boeren en ging naar het buitenland. Toen nu de tijd
van de vruchten naderde, zond hij zijn dienaren naar de boeren
om de opbrengst in ontvangst te nemen. Maar de boeren grepen
zijn dienaren, sloegen de een, doodden de ander en stenigden
de derde. Hij zond weer andere dienaren, nog meer dan eerst,
en zij behandelden hen op dezelfde wijze. Tenslotte zond hij
zijn zoon tot hen, zeggende: mijn zoon zullen zij ontzien.
Maar toen de boeren de zoon zagen, zeiden ze tot elkaar: Dit
is de erfgenaam; kom, laten we hem doden om zijn erfenis aan
ons te brengen. En ze grepen hem vast, wierpen hem de
wijngaard uit en doodden hem. Wanneer nu de eigenaar van de
wijngaard komt, wat zal hij dan met die boeren doen?" Ze
antwoordden hem: "Hij zal die ellendelingen een ellendige dood
doen sterven en zijn wijngaard zal hij aan andere boeren
verpachten, die hem de vruchten op tijd zullen afleveren."
Toen sprak Jezus tot hen: "Hebt ge nooit in de Schriften
gelezen: 'De steen die de bouwlieden afgekeurd hadden, deze is
tot een hoeksteen geworden; van de Heer is dat gebeurd en het
is wonderlijk in onze ogen'? Daarom zeg ik u, het Koninkrijk
van God zal van u worden weggenomen en het zal gegeven worden
aan een volk dat de vruchten daarvan opbrengt. En wie op deze
steen valt zal verpletterd worden, en op wie hij valt, die zal
hij vermorzelen." En toen de overpriesters en Farizeeën zijn
gelijkenissen hadden gehoord, begrepen zij dat hij hen
bedoelde. En hoewel zij hem trachtten te grijpen, vreesden zij
de scharen, daar die hem voor een profeet hielden.
Terug naar het begin van deze pagina
Terug naar de REGISTERS.
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2002.