Gaat het om de herinnering aan de geboorte van Jezus, en wat ons
in deze mens is geschonken? Dat zou je kunnen denken: maar
mogelijk is de boodschap van advent een héél andere. Uit de
liederen en de lezingen van vanochtend spreekt steeds dat het
gaat om de toekomst: om wat er van ons en van deze wereld moet
worden. Wat mogen we verwachten? Waarom worden we opgeroepen tot
waakzaamheid? Hoe kunnen we zo leven, dat het heil ons niet
ontgaat?
"Zijn onze lampen wel gereed? En branden ze wel goed?" De lamp
is een bijbels beeld, dat verwijst naar onze ogen. Het gaat er
daarbij om, of wij in alle duisternis wel in staat zijn om scherp
te 'zien'. In de evangelies wordt er regelmatig op gezinspeeld,
dat mensen ziende blind kunnen zijn: niet in staat om de tekenen
van de tijd waar te nemen.
De bezinning, waartoe de adventsliturgie ons oproept, draait
steeds om de alles beslissende vraag: hoe ziet de werkelijkheid
er uit? Wat noemen wij werkelijk? Valt de werkelijkheid samen met
datgene wat wij zien gebeuren? Of is er zoiets als een dieper
liggende structuur - een zin - een verband - een betekenis, die
schuil gaat onder de oppervlakte, achter de feiten en
gebeurtenissen? Zijn er kansen en mogelijkheden, die we over het
hoofd zien?
Tegen de achtergrond van deze vraag dringt zich het woord
'openbaring' op. Het woord 'openbaring' veronderstelt, dat er
sluier ligt over de wereld, die de werkelijkheid aan onze ogen
onttrekt; een sluier, die maakt dat het niet vanzelfsprekend is
dat ons helder voor ogen staat wat de kansen zijn en wat de zin
is van ons bestaan. En hoe we tegen onszelf en de mensen om ons
heen moeten aankijken.
PAULUS
Als je de tekst van Paulus herleest kan gemakkelijk de indruk
ontstaan, dat bij hem alles draait om ethiek; dat het hem te doen
is om een 'gode welgevallige' levenswijze, een naleven van de
voorschriften die "wij u op gezag van de Heer Jezus hebben
gegeven". Toch waag ik te betwijfelen of dat de kern is van zijn
boodschap aan de bewoners van Saloniki. Godsdienst valt immers
nooit samen met ethiek: in het geloof gaat het om iets volstrekt
anders dan in de ethiek.
Wat centraal staat in het denken van Paulus is het verschijnen
(de advent!) van de 'nieuwe Adam', van de nieuwe mens, en daarmee
van een nieuw zicht op onze werkelijkheid.
LUCAS
Lucas maakt gebruik van een ander woord: hij spreekt van
'mensenzoon'. Oók die term geeft uitdrukking aan een standaard
van mens-zijn. Het gaat daarbij om wat in een bekend lied van
Oosterhuis heet: 'een mens te zijn op aarde is ...?' En precies
dat is de vraag: wat betekent het, om mens te zijn op aarde, om
geboren te zijn, om deel uit te maken van deze wereld, om - zolas
het in de taal van het geloof heet - schepsel te zijn? De
lezingen van vanochtend reiken ons daarover, naar mijn idee, een
drietal gedachten aan.
DRIE GEDACHTEN
1. Heel wat mensen zijn in hun leven vooral op zoek naar geluk.
Gelukkig worden, daar gaat het toch om? Dat zou je maar denken!
De boodschap van advent lijkt een heel andere: de weg van de mens
is allerminst vrij van angst en schrik en schuldgevoel! Wie zou
niet gevrijwaard willen blijven voor de hardheid van het bestaan?
Maar de realiteit is anders. Het adventsevangelie roept ons op
om de rug te rechten. Om het lijden te aanvaarden. De tegenslagen
te verduren. En om ons te oefenen in het dragen van de last:
welke die ook moge zijn.
Moet dat dan? Kan dat dan? Is een mens daarop 'gebouwd'? Dat zijn
moeilijke vragen. Niettemin laat het verhaal over Jezus' leven
ons zien dat hij, de 'zoon des Mensen' bij uitstek, niet kiest
voor de gemakkelijke weg. En ontegenzeggelijk hangt dat samen met
het uitgangspunt: dat het bij 'een mens te zijn op aarde' niet
in de eerste plaats gaat om 'gelukkig te worden', maar om 'mens
te worden'. Wat te denken van woorden als roeping en
levensopdracht?
Klaarblijkelijk hoort bij 'mens-zijn' zoiets als: bescheiden
worden; je plaats weten; je gaan realiseren dat onze
mogelijkheden beperkt zijn. Bedacht zijn op onze eigen
kortzichtigheid. En onder ogen zien, dat we vaak veel te
ongeduldig zijn.
Zou er niet en last van onze schouders vallen, als we vrede
zouden kunnen hebben met het bestaan zoals het zich aandient? Het
evangelie van advent zegt ons, dat dit mogelijk is: om ondanks
alles vol verwachting in het leven te staan en uit te zien naar
wat ons nog wordt geschonken.
2. Een ander gezichtspunt van de adventsboodschap is, dat de mens
uniek is. Dat we tijd nodig hebben, een leven lang, om te
ontdekken wie we werkelijk zijn. En waar onze levensopdracht uit
bestaat. Misschien is het zelfs wel zo dat pas de mensen na ons
helder kunnen zien wat ons bestaan voorstelde. En wat onze
betekenis was voor hen.
Daarover bestaat een joodse anecdote: toen Rabbi Susha aan de
hemelpoort kwam, verontschuldigde hij zich met de woorden:
vergeef het me, ik ben geen Mozes geweest! Maar het antwoord
luidde: jij moest ook geen Mozes zijn; jouw levensopdracht was
het om rabbi Susha te zijn. Hebben we niet allemaal de neiging
om mensen na te volgen? Vandaag wordt ons verkondigd, dat het de
levensopdracht van elk mens is om uniek te zijn. Dit impliceert
een levenshouding, die gekenmerkt wordt door een zeker
zelfgevoel. Dat wordt door anderen niet altijd in dank afgenomen:
mensen, die hun eigen weg gaan, worden dikwijls ervaren als
tegendraads, moeilijk kneedbaar, lastig om mee om te gaan. Toch
betreft het vaak mensen, die willen zijn wie ze 'zijn'. De ethiek
zegt, dat we sociaal moeten zijn, dienstbaar aan anderen. Maar,
zou het niet zo zijn dat veel mensen eerst moeten leren van
zichzelf te houden, voordat ze werkelijk aan anderen de ruimte
kunnen geven om anders te zijn? En van die anderen te gaan
houden, juist in dat anders zijn?
3. Daarmee kom ik bij de derde gedachte: de gedachte die besloten
ligt in de woorden van Paulus - "hij sterke uw hart".
De gedachte dat een mens niet moet proberen zijn lot te ontlopen,
en de gedachte dat een mens - vaak tegen de verdrukking in - op
zoek moet gaan naar zijn eigenheid zijn misschien mooie en
aansprekende gedachten, maar gemakkelijk is noch het één, noch
het ander. Kan dat wel? Is een mens hiertoe in staat? Waar haal
je de kracht vandaan om dit op te brengen: komt het er niet op
neer dat je voortdurend bezig bent met een zekere strijd?
"Hij sterke uw hart" verwijst naar het wonder van de Geest. Eén
van de mysteries van ons bestaan is, dat er zoiets is als een
dragende kracht, een diep geloof, dat mensen soms in staat stelt
tot het schier onmogelijke. Ik denk aan mensen die hun hele leven
lang lijden onder ziekte, en niettemin in staat zijn om zich
daardoor niet te laten bepalen. Ik denk aan mensen, die boven
zichzelf uitstijgen, juist op momenten dat ze dreigen ten onder
te gaan. Ik denk aan mensen, die pas in de meest benarde
situaties konden laten zien wat ze waard waren. Vaak zijn het
mensen, die kracht en inspiratie putten uit het dagelijks gebed,
uit stille verwondering, en uit een onberedeneerde zekerheid dat
de mens - ongeacht hoe anderen daarover denken - geliefd is;
schepsel is; mag leven uit de zekerheid 'ik mag er zijn zoals ik
ben'.
'Een mens te zijn op aarde
is eens voorgoed geboren zijn
is levenslang geboortepijn
is leven van de wind.'
Advent. Waar draait het om? Misschien gaat het wel vooral om de
geboorte van het evangelie in ons hart: het evangelie, dat
spreekt over en God die wil wonen in deze wereld, die zich een
woning wil maken in ons hart. Zorg ervoor dat je geest niet
afstompt. Wees waakzaam. Bidt. En houd vast an de overlevering,
die ge hebt ontvangen: vertrouwend op de indaling van de Geest
die ons bemoedigt en die tenslotte het werk voltooit.
DE LEZINGEN WAREN:
I Thessalonicenzen 3:13 - 4:2
Hij sterke uw hart, zodat ge onberispelijk zijt in heiligheid
voor het aanschijn van God onze vader, bij de komst van onze Heer
Jezus met al zijn heiligen. Voor het overige, broeders, vragen
en vermanen wij u in de Heer Jezus, dat gij de overlevering die
ge van ons hebt ontvangen omtrent een aan God welgevallige
levenswandel nog trouwer naleeft dan ge al doet. Gij kent de
voorschriften die wij u op gezag van de Heer Jezus Christus
gegeven hebben.
Lucas 21: 25-28.34-36
Er zullen tekenen zijn aan zon en maan en sterren en op aarde
zullen volkeren in angst verkeren, radeloos door het gebulder van
de onstuimige zee. De mensen zullen het besterven van schrik, in
spanning om wat de wereld gaat overkomen, want de hemelse
heerscharen zullen in verwarring geraken... Dan zullen zij de
Mensenzoon zien komen op een wolk, met macht en grote
heerlijkheid. Wanneer zich dit alles begint te voltrekken, richt
u dan op en heft uw hoofden omhoog, want uw verlossing komt
nabij. <...> Zorgt ervoor dat uw geest niet afgestompt raakt door
een roes van dronkenschap en de zorgen van het leven; laat die
dag u niet als een strik onverhoeds grijpen; want hij zal komen
over allen, waar ook ter wereld. Weest dus te allen tijde
waakzaam en bidt, dat ge in staat moogt zijn te ontkomen aan al
die dingen die zich gaan voltrekken, en dat ge stand moogt houden
voor het aangezicht van de Mensenzoon.
Terug naar het begin van deze pagina
Terug naar de REGISTERS.
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2002.