PREEK GEHOUDEN TIJDENS DE DIENST VAN DE REMONSTRANTSE GEMEENTE TE HOOGEVEEN, OP DE EERSTE ZONDAG VAN ADVENT 2002.

De lezingen waren:
I Thessalonicenzen 3:13 - 4:2
Lucas 21: 25-28.34-36

PREEK
OVERWEGING
Advent: dat wil zeggen "aankomst". Wat komt er aan? Vroeger waren de weken voorafgaand aan het Kerstfeest vastenweken: daarmee werden mensen uitgenodigd om zich te bezinnen op het Kerstfeest dat op handen is: wat betekent dat? Wat gaan we vieren?

Gaat het om de herinnering aan de geboorte van Jezus, en wat ons in deze mens is geschonken? Dat zou je kunnen denken: maar mogelijk is de boodschap van advent een héél andere. Uit de liederen en de lezingen van vanochtend spreekt steeds dat het gaat om de toekomst: om wat er van ons en van deze wereld moet worden. Wat mogen we verwachten? Waarom worden we opgeroepen tot waakzaamheid? Hoe kunnen we zo leven, dat het heil ons niet ontgaat?

"Zijn onze lampen wel gereed? En branden ze wel goed?" De lamp is een bijbels beeld, dat verwijst naar onze ogen. Het gaat er daarbij om, of wij in alle duisternis wel in staat zijn om scherp te 'zien'. In de evangelies wordt er regelmatig op gezinspeeld, dat mensen ziende blind kunnen zijn: niet in staat om de tekenen van de tijd waar te nemen.

De bezinning, waartoe de adventsliturgie ons oproept, draait steeds om de alles beslissende vraag: hoe ziet de werkelijkheid er uit? Wat noemen wij werkelijk? Valt de werkelijkheid samen met datgene wat wij zien gebeuren? Of is er zoiets als een dieper liggende structuur - een zin - een verband - een betekenis, die schuil gaat onder de oppervlakte, achter de feiten en gebeurtenissen? Zijn er kansen en mogelijkheden, die we over het hoofd zien?

Tegen de achtergrond van deze vraag dringt zich het woord 'openbaring' op. Het woord 'openbaring' veronderstelt, dat er sluier ligt over de wereld, die de werkelijkheid aan onze ogen onttrekt; een sluier, die maakt dat het niet vanzelfsprekend is dat ons helder voor ogen staat wat de kansen zijn en wat de zin is van ons bestaan. En hoe we tegen onszelf en de mensen om ons heen moeten aankijken.

PAULUS
Als je de tekst van Paulus herleest kan gemakkelijk de indruk ontstaan, dat bij hem alles draait om ethiek; dat het hem te doen is om een 'gode welgevallige' levenswijze, een naleven van de voorschriften die "wij u op gezag van de Heer Jezus hebben gegeven". Toch waag ik te betwijfelen of dat de kern is van zijn boodschap aan de bewoners van Saloniki. Godsdienst valt immers nooit samen met ethiek: in het geloof gaat het om iets volstrekt anders dan in de ethiek.

Wat centraal staat in het denken van Paulus is het verschijnen (de advent!) van de 'nieuwe Adam', van de nieuwe mens, en daarmee van een nieuw zicht op onze werkelijkheid.

LUCAS

Lucas maakt gebruik van een ander woord: hij spreekt van 'mensenzoon'. Oók die term geeft uitdrukking aan een standaard van mens-zijn. Het gaat daarbij om wat in een bekend lied van Oosterhuis heet: 'een mens te zijn op aarde is ...?' En precies dat is de vraag: wat betekent het, om mens te zijn op aarde, om geboren te zijn, om deel uit te maken van deze wereld, om - zolas het in de taal van het geloof heet - schepsel te zijn? De lezingen van vanochtend reiken ons daarover, naar mijn idee, een drietal gedachten aan.

DRIE GEDACHTEN
1. Heel wat mensen zijn in hun leven vooral op zoek naar geluk. Gelukkig worden, daar gaat het toch om? Dat zou je maar denken! De boodschap van advent lijkt een heel andere: de weg van de mens is allerminst vrij van angst en schrik en schuldgevoel! Wie zou niet gevrijwaard willen blijven voor de hardheid van het bestaan? Maar de realiteit is anders. Het adventsevangelie roept ons op om de rug te rechten. Om het lijden te aanvaarden. De tegenslagen te verduren. En om ons te oefenen in het dragen van de last: welke die ook moge zijn.

Moet dat dan? Kan dat dan? Is een mens daarop 'gebouwd'? Dat zijn moeilijke vragen. Niettemin laat het verhaal over Jezus' leven ons zien dat hij, de 'zoon des Mensen' bij uitstek, niet kiest voor de gemakkelijke weg. En ontegenzeggelijk hangt dat samen met het uitgangspunt: dat het bij 'een mens te zijn op aarde' niet in de eerste plaats gaat om 'gelukkig te worden', maar om 'mens te worden'. Wat te denken van woorden als roeping en levensopdracht?

Klaarblijkelijk hoort bij 'mens-zijn' zoiets als: bescheiden worden; je plaats weten; je gaan realiseren dat onze mogelijkheden beperkt zijn. Bedacht zijn op onze eigen kortzichtigheid. En onder ogen zien, dat we vaak veel te ongeduldig zijn.
Zou er niet en last van onze schouders vallen, als we vrede zouden kunnen hebben met het bestaan zoals het zich aandient? Het evangelie van advent zegt ons, dat dit mogelijk is: om ondanks alles vol verwachting in het leven te staan en uit te zien naar wat ons nog wordt geschonken.

2. Een ander gezichtspunt van de adventsboodschap is, dat de mens uniek is. Dat we tijd nodig hebben, een leven lang, om te ontdekken wie we werkelijk zijn. En waar onze levensopdracht uit bestaat. Misschien is het zelfs wel zo dat pas de mensen na ons helder kunnen zien wat ons bestaan voorstelde. En wat onze betekenis was voor hen.

Daarover bestaat een joodse anecdote: toen Rabbi Susha aan de hemelpoort kwam, verontschuldigde hij zich met de woorden: vergeef het me, ik ben geen Mozes geweest! Maar het antwoord luidde: jij moest ook geen Mozes zijn; jouw levensopdracht was het om rabbi Susha te zijn. Hebben we niet allemaal de neiging om mensen na te volgen? Vandaag wordt ons verkondigd, dat het de levensopdracht van elk mens is om uniek te zijn. Dit impliceert een levenshouding, die gekenmerkt wordt door een zeker zelfgevoel. Dat wordt door anderen niet altijd in dank afgenomen: mensen, die hun eigen weg gaan, worden dikwijls ervaren als tegendraads, moeilijk kneedbaar, lastig om mee om te gaan. Toch betreft het vaak mensen, die willen zijn wie ze 'zijn'. De ethiek zegt, dat we sociaal moeten zijn, dienstbaar aan anderen. Maar, zou het niet zo zijn dat veel mensen eerst moeten leren van zichzelf te houden, voordat ze werkelijk aan anderen de ruimte kunnen geven om anders te zijn? En van die anderen te gaan houden, juist in dat anders zijn?

3. Daarmee kom ik bij de derde gedachte: de gedachte die besloten ligt in de woorden van Paulus - "hij sterke uw hart".

De gedachte dat een mens niet moet proberen zijn lot te ontlopen, en de gedachte dat een mens - vaak tegen de verdrukking in - op zoek moet gaan naar zijn eigenheid zijn misschien mooie en aansprekende gedachten, maar gemakkelijk is noch het één, noch het ander. Kan dat wel? Is een mens hiertoe in staat? Waar haal je de kracht vandaan om dit op te brengen: komt het er niet op neer dat je voortdurend bezig bent met een zekere strijd?

"Hij sterke uw hart" verwijst naar het wonder van de Geest. Eén van de mysteries van ons bestaan is, dat er zoiets is als een dragende kracht, een diep geloof, dat mensen soms in staat stelt tot het schier onmogelijke. Ik denk aan mensen die hun hele leven lang lijden onder ziekte, en niettemin in staat zijn om zich daardoor niet te laten bepalen. Ik denk aan mensen, die boven zichzelf uitstijgen, juist op momenten dat ze dreigen ten onder te gaan. Ik denk aan mensen, die pas in de meest benarde situaties konden laten zien wat ze waard waren. Vaak zijn het mensen, die kracht en inspiratie putten uit het dagelijks gebed, uit stille verwondering, en uit een onberedeneerde zekerheid dat de mens - ongeacht hoe anderen daarover denken - geliefd is; schepsel is; mag leven uit de zekerheid 'ik mag er zijn zoals ik ben'.
'Een mens te zijn op aarde
is eens voorgoed geboren zijn
is levenslang geboortepijn
is leven van de wind.'

Advent. Waar draait het om? Misschien gaat het wel vooral om de geboorte van het evangelie in ons hart: het evangelie, dat spreekt over en God die wil wonen in deze wereld, die zich een woning wil maken in ons hart. Zorg ervoor dat je geest niet afstompt. Wees waakzaam. Bidt. En houd vast an de overlevering, die ge hebt ontvangen: vertrouwend op de indaling van de Geest die ons bemoedigt en die tenslotte het werk voltooit.

DE LEZINGEN WAREN:
I Thessalonicenzen 3:13 - 4:2
Hij sterke uw hart, zodat ge onberispelijk zijt in heiligheid voor het aanschijn van God onze vader, bij de komst van onze Heer Jezus met al zijn heiligen. Voor het overige, broeders, vragen en vermanen wij u in de Heer Jezus, dat gij de overlevering die ge van ons hebt ontvangen omtrent een aan God welgevallige levenswandel nog trouwer naleeft dan ge al doet. Gij kent de voorschriften die wij u op gezag van de Heer Jezus Christus gegeven hebben.

Lucas 21: 25-28.34-36
Er zullen tekenen zijn aan zon en maan en sterren en op aarde

zullen volkeren in angst verkeren, radeloos door het gebulder van de onstuimige zee. De mensen zullen het besterven van schrik, in spanning om wat de wereld gaat overkomen, want de hemelse heerscharen zullen in verwarring geraken... Dan zullen zij de Mensenzoon zien komen op een wolk, met macht en grote heerlijkheid. Wanneer zich dit alles begint te voltrekken, richt u dan op en heft uw hoofden omhoog, want uw verlossing komt nabij. <...> Zorgt ervoor dat uw geest niet afgestompt raakt door een roes van dronkenschap en de zorgen van het leven; laat die dag u niet als een strik onverhoeds grijpen; want hij zal komen over allen, waar ook ter wereld. Weest dus te allen tijde waakzaam en bidt, dat ge in staat moogt zijn te ontkomen aan al die dingen die zich gaan voltrekken, en dat ge stand moogt houden voor het aangezicht van de Mensenzoon.

Terug naar het begin van deze pagina

Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2002.