De lezingen waren:
Jesaja 60: 1- 6
Mattheus 2: 1-12
Hoe dit ook zij: Jeruzalem is tot het symbool geworden van
hemelse vrede; van de ultieme bestemming van de
mens, die op zoek is naar vrede met het bestaan, naar
verzoening met het lot, en naar de ultieme gerechtigheid.
En de vraag daarbij is: wat is ervoor nodig om ons - ondanks
alles - ertoe te bewegen om het loflied aan te heffen?
===
Mattheüs vertelt ons in dit kader die boeiende geschiedenis
over magiërs. In de tijd van Mattheüs zag men de hemel met
sterren als een spiegel van het bestaan: ons lot, ja, heel ons
leven wordt, zo dacht men, weerspiegeld in de verschijnselen
aan de hemel. Deze gedachte leeft tot op zekere hoogte voort
tot in onze tijd, voor zover we enig geloof hechten aan
horoscopen.
Magiërs die de hemel bestuderen zou je dan ook kunnen zien als
een verwijzing naar mensen die, net als wij, op zoek zijn naar
die helderheid: helderheid omtrent de zin van de geschiedenis,
helderheid omtrent onze kansen en mogelijkheden, helderheid
omtrent onze bestemming:
- waarom ben ik hier?
- waar moet ik mij op richten?
- wat moet ik aan met alle onvolmaaktheid, met alle
duisternis, en uitzichtloosheid? Enfin, vult u zelf maar in...
- hoe moet ik leven?
===
Toch zijn de hoofdrolspelers in het verhaal van Mattheüs niet
de magiërs. Om de hoofdrolspelers in het oog te krijgen moet
je ook het gedeelte lezen, dat vooraf gaat aan het stuk dat
wij vanochtend hebben gelezen. Dan ontdek je dat de
hoofdrolspelers Jozef en Herodes heten: beiden krijgen zij
dromen, heilige tekens, berichten van engelen. De wijze waarop
zij daarop reageren, is heel verschillend. Jozef stelt
vertrouwen in wat hem langs deze weg ter ore komt. Herodes is
geschokt. Van Jozef zou je misschien kunnen zeggen dat hij
vertrouwt op een zeker 'niet-weten' Hij is bedachtzaam.
Herodes vertrouwt op zijn macht: macht bouw je op! En zolang
hij alles in zijn macht heeft, voelt hij zich zeker. Maar o
wee - als het spookbeeld opdoemt dat er krachten zijn die
onbeheersbaar zijn, die hoger en dieper gaan dan wat
beheersbaar is. Dat zijn de krachten, die kunnen maken dat we
wakker liggen, die ons kunnen beangstigen, en zelfs -
uiteindelijk totaal kunnen ondermijnen.
Mattheus laat ons zien dat er een wezenlijk verschil is tussen
een Jozef en een Herodes: je zou kunnen zeggen dat Jozef leeft
uit 'genade', terwijl Herodes vertrouwt op de maakbaarheid van
het bestaan. Waar neigen wij toe?
Een vraag die je daarbij ook nog kunt stellen is, of er wel
iets is dat een leven uit 'genade' kan rechtvaardigen. Een
psalmdichter zegt daarover: "De goddeloze zegt in zijn hart:
er is geen God!"
Als ik mijn eigen weg in gedachten terugloop herken ik dit
eeuwige dilemma: moet je uitgaan van de maakbaarheid van het
leven? Moet je ferm en vastbesloten je leven in eigen hand
nemen? En steentje voor steentje het bouwwerk oprichten dat
jou voor ogen staat? 'Ja', denk je in je jonge jaren. Zó moet
dat! Maar vroeg of laat merk je dat het leven niet maakbaar
is, en beginnen de dingen je door de vingers te glippen. En
dat mensen van wie je veel verwachtte je teleurstellen. Zo
ontstaat er frustratie.
Hoe ga je om met die frustratie? Sommige mensen raken
verbitterd, teleurgesteld of depressief. Anderen dreigen een
stuk menswaardigheid te verliezen: in hun streven om alsnog
aan hun trekken te komen. Bij nog weer anderen groeit de
jaloezie op anderen, die méér geluk hebben. Als je dat bij
mensen in je omgeving ziet gebeuren kun je soms denken: dit
had ik maar liever niet gezien. Mensen, die je altijd hoog
hebt ingeschat, blijken soms tegen te vallen.
Maar er zijn ook mensen, die waardig hun lot dragen: hoe doen
die dat? Hebben zij stomweg méér geluk? Worden zij minder op
de proef gesteld? Of zijn het mensen, die kans zien de tekenen
van God te verstaan? Soms kom je hen tegen: mensen, die zwaar
beproefd worden, en die hun waardigheid niet verliezen. Die
kans zien om dankbaar te blijven voor elke levensdag. Hoe
kunnen zij dat? Wat is hun geheim? Hebben zij bronnen van
wijsheid ontdekt, die voor anderen verborgen zijn gebleven?
Vaak heb ik mezelf voorgehouden: "zoek niet naar antwoorden op
vragen, die je nu nog niet kunt begrijpen". Misschien is dat
wel de basis voor een leven uit genade, een leven in
vertrouwen. Een mens denkt wel eens dat alles begrepen kan
worden, als het maar duidelijk wordt uitgelegd. De waarheid is
evenwel, dat er veel is wat een mens pas leert begrijpen door
het leven zelf. Zo zou het wel eens kunnen zijn, dat het tot
de ware levenskunst behoort om vragen te laten 'staan'. Om
afwachtend te zijn. En om trouw de wegen te volgen die ons
zijn aangereikt door vrome mensen, geloofsgetuigen. Om te
erkennen dat ons zicht beperkt is.
Zouden we niet veel verdraagzamer zijn, wanneer we zouden
kunnen toegeven dat we het allemaal ook niet weten? Zouden we
niet beter naar elkaar luisteren, wanneer we er diep van
doordrongen zouden zijn, dat anderen mogelijk beschikken over
wijsheid, inzicht en levenservaring, die wij nog niet hebben?
Zouden jongeren niet veel meer respect hebben voor ouderen,
wanneer ze zich zouden realiseren, dat een mens pas durende de
tocht langzaam wordt ingewijd in de geheimen van het bestaan?
En daarmee ook in het mysterie, dat we God noemen?
Leven uit genade: daarin ligt het het sterke besef besloten
van een onbekendheid met de werkelijkheid, met een
onbeheersbaarheid van de werkelijkheid.
Leven uit genade impliceert dan ook: biddend door het leven
gaan.
In ons gebed spreken wij ons uit tegenover God. Wij laten
onszelf kennen. En mogelijkerwijze heeft dat als een bijkomend
effect dat wij onszelf beter leren kennen: onze verborgen
bronnen. Maar het meest verrassende is misschien wel: dat wij
zo ook God leren kennen als degene die ons voedt, die ons kent
- beter dan wij onszelf kennen -, en die ons draagt. Zo kan
het gebeuren dat er een omslag plaats vindt: hoe meer we
onszelf laten kennen, hoe meer wij zullen ervaren te worden
gedragen door een mysterie dat groter is dan wij kunnen
doorgronden. Zou dat niet een keerpunt zijn op onze levensweg?
"Zij keerden niet terug naar Herodes, maar trokken langs een
andere weg ... terug naar hun land".
DE LEZINGEN:
Jesaja 60: 1- 6
"Sta op en schitter, want uw licht is gekomen,
de glorie van de Eeuwige gaat over u op.
En zie, de duisternis bedekt de aarde
en donkerte de volken,
maar over u gaat de Eeuwige lichtend op,
zijn glorie verschijnt over u.
En volkeren komen kijken naar uw licht,
koningen naar de glans van uw dageraad.
Sla uw ogen op en zie om u heen,
allen verzamelen zich en komen naar u toe,
uw zonen komen aan uit de verte,
uw dochters worden op de heup aangedragen.
Gij zult het zien en stralen van vreugde,
uw hart zal trillen en zwellen,
de schatten der zee worden naar u gebracht,
de rijkdom der volkeren komt naar u toe.
Een vloed van kamelen zal u bedekken,
dromedarissen van Midian en Efa;
alle bewoners komen uit Seba,
met goud en wierook beladen;
zij verkondigen de lof van de Eeuwige."
Mattheus 2: 1-12
"Toen nu Jezus geboren was te Bethlehem in Juda, in de dagen
van koning Herodes, zie, wijzen uit het Oosten kwamen te
Jeruzalem, en vroegen: waar is de Koning der Joden, die
geboren is? Want wij hebben zijn ster in het Oosten gezien en
wij zijn gekomen om hem hulde te bewijzen. Toen koning Herodes
hiervan hoorde, ontstelde hij en geheel Jeruzalem met hem. En
hij liet al de overpriesters en schriftgeleerden van het volk
vergaderen en trachtte van hen te vernemen, waar de Christus
geboren zou worden. Zij zeiden tot hem: te Bethlehem in Judea,
want aldus staat geschreven door de profeet: 'En Gij,
Bethlehem, land van Juda, zijt geenszins de minste onder de
leiders van Juda, want uit u zal een leidsman voortkomen, die
mijn volk Israël weiden zal'. Toen riep Herodes de wijzen in
het geheim en deed bij hen nauwkeurig navraag naar de tijd dat
de ster geschenen had. En hij liet hen naar Bethlehem gaan en
zeide: Gaat en doet nauwkeurig onderzoek naar dat kind; en
zodra gij het vindt, bericht het mij opdat ook ik hem hulde ga
bewijzen. Zij hoorden de koning aan en reisden weg; en zie, de
ster die zij hadden gezien in het Oosten, ging hun voor,
totdat zij kwam en stond boven de plaats waar het kind was.
Toen zij de ster zagen, verheugden zij zich met zeer grote
vreugde. En zij gingen het huis binnen en zagen het kind met
Maria, zijn moeder, en zij vielen neder en bewezen hem hulde.
En zij ontsloten hun kostbaarheden en boden hem geschenken
aan: goud en wierook en mirre. En van Godswege in de droom
gewaarschuwd om niet tot Herodes terug te keren, trokken zij
langs een andere weg naar hun land terug."
Terug naar het begin van deze pagina
Terug naar de REGISTERS.
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2003.