De lezingen van vanochtend hebben in elk geval één ding met
elkaar gemeen: er is sprake van woede, van verontwaardiging,
van toorn. God is verbolgen over de onmenselijke manier waarop
de kinderen van Israël worden behandeld door de Egyptenaren.
Daarom heft Hij zijn hand op tegen hen op. Het opheffen van de
hand is een uitdrukking van geweld. Er wordt gesproken over
een gericht: terwille van de gerechtigheid treft God de
Egyptenaren met harde hand.
In het evangelie van Johannes lazen we ook over woede:
verontwaardigd is Jezus over de wijze waarop de tempel wordt
ontheiligd. Jezus claimt het huis van zijn Vader om daar weer
ruimte te maken voor datgene, waarvoor het bedoeld is. Een
godshuis is immers bedoeld voor eredienst, voor inkeer en
gebed, voor bezinning op de vragen die het bestaan ons stelt,
en voor de ontmoeting van mensen die samen zoeken naar wegen
om te gaan in tijden van verwarring.
In die lijn is het dat de Raad van Kerken in Nederland
afgelopen Donderdag bij het uitbreken van de oorlog in Irak
een verkalring uitgegeven waarin kerken worden opgeroepen om
hun godshuizen open te stellen, zodat mensen uiting kunnen
geven aan hun pijn over het falen van alle pogingen om te
komen tot een vreedzame oplossing in de kwestie Irak, en aan
hun verlangen naar vrede.
Jezus is verbolgen over de wijze waarop de tempel wordt
misbruikt. Toen alles achter de rug was herinnerden de
leerlingen van Jezus zich, dat er geschreven staat: "De ijver
voor uw huis zal mij verteren". (Psalm 69). Het lijkt wel of
het hele Johannes-evangelie is geschreven rond Pasen en
passie: wie ijvert voor gerechtigheid en humaniteit loopt een
goede kans om geslachtofferd te worden.
===
De woorden ijver en toorn lijken hier vlak bij elkaar te
liggen. God is een naijverig God, maar dat impliceert ook dat
hij toornig kan zijn.
Wij kunnen met zo'n Godsbeeld toch eigenlijk niet meer leven.
We spreken veel liever over Gods goedheid, zijn liefde, zijn
vergevingsgezindheid, zijn bereidheid om zich te verzoenen.
Dat we nu en dan misschien wat verkeerd bezig zijn, willen we
best onder ogen zien: maar Gods toorn...? Spaar me!
Van Johannes XXIII wordt verteld dat hem eens gevraagd werd of
de hel bestaat. Zijn antwoord was: "ja, maar er zit niemand
in." Het aardige van dit antwoord is dat het tegemoet komt aan
ons verlangen naar een God die vriendelijk en menslievend is.
Maar tegelijkertijd laat het de gedachte niet los, dat er
grenzen zijn aan wat toelaatbaar is! Zonder het gericht is,
theologisch gesproken, alles toelaatbaar. En zó is het toch
ook weer niet! Het probleem is: waar moeten we de grenzen
trekken van het toelaatbare? Bijvoorbeeld: als het gaat om
mensenrechten? Als het gaat om de schending van de humaniteit?
Maar ook: als het gaat om de uitwassen van godsdienstigheid?
Om zgn. "heilige oorlog"? Om macht, die gebaseerd is op
goddelijk gezag? Op geweld, dat gerechtvaardigd wordt door te
wijzen op op dreigend gevaar? Waar liggen de grenzen? Wanneer is
ingrijpen legitiem? En welke middelen zijn daarbij geoorloofd?
===
Je hoeft helemaal niet gelovig te zijn om te beseffen, dat er
een moment kan komen waarop een duidelijk "ja" of een
duidelijk "nee" moet klinken. Een moment
waarop ook de kerk haar stem moet laten horen, - wil ze
geloofwaardig blijven. Zo heeft de Raad van Kerken dezer dagen
haar brief doen uitgaan: "De Raad van Kerken in Nederland
betreurt het uitbreken van de oorlog tegen Irak zeer. Het is
voor de kerken buitengewoon teleurstellend dat de Verenigde
Staten zonder duidelijk mandaat van de Verenigde Naties
overgegaan zijn tot een unilaterale aanval op Irak. (..) Naar
de mening van de kerken waren nog niet alle vreedzame middelen
uitgeput." En de Raad van Kerken heeft ook besloten om de
demonstratie, die gisteren in Amsterdam werd gehouden, te ondersteunen.
Toch ligt hier een probleem: kan de kerk zo spreken? Namens
wie is dat dan? Wat te denken van degenen, die in volle verantwoordelijkheid
en - naar je mag aannemen - naar beste weten gemeend hebben dat alle
vreedzame middelen wel waren uitgeput?
Het zijn moeilijke vragen.
===
Misschien is het grootste probleem daarbij wel, de menselijke
beperktheid. We beseffen doorgaans maar al te goed hoe
begrensd wij zijn:
- we weten vaak onvoldoende om ons een goed beeld te vormen
- ons oordeel is vaak ook heel voorlopig, zoals blijkt uit de
ervaring dat we ons later in ons leven gedwongen zien om terug
te komen op visies waar we ooit nog wel zó in geloofden
- we zijn soms ook laks, en laten het maar liever aan anderen
over om de stellingen in te nemen
- of het ontbreekt ons aan de moed om duidelijke kleur te
bekennen, beducht als we vaak zijn voor het oordeel van
anderen.
Zo zou er meer te noemen zijn.
"Velen begonnen er in hem te geloven. Maar Jezus van zijn kant
had geen vertrouwen in hen, omdat hij allen kende. Hij wist
wat er in de mens stak en daarom was het niet nodig dat iemand
hem daarover inlichtte."
===
Als je je bewust wordt van deze/onze kleinmenselijkheid, stemt
dit tot bescheidenheid. We moeten bekennen, dat we het allemaal
vaak ook niet zo precies weten - ongeacht of het nu gaat over
politieke kwesties, of over de opvoeding van kinderen, of over
spanningen in relaties, of over dilemma's als gevolg van onze
kwakkelende gezondheid. Hoe kom je tot keuzen? Hoe vindt de
mens een weg?
====
Het is goed om te beseffen, dat de kerk openstaat voor mensen
om elkaar daar te ontmoeten: - want de gemeente is nu juist de
plek is waar mensen, die het allemaal niet zo goed weten,
elkaar kunnen ontmoeten. Meester Eckhart schreef ooit: "Diep
in ons allen is een wonderlijk innerlijk heiligdom, dat van de
ziel, een heilige plaats, een goddelijk middelpunt, een Stem
die tot ons spreekt, waarheen wij allen kunnen terugkeren."
Ook daar worden de vragen van vanochtend niet beantwoord. Maar
daarmee wordt wel aangegeven dat uiteindelijk elk antwoord
alleen een persoonlijk antwoord kan zijn - een antwoord dat
een ander nooit voor jou kan geven.
Gods-dienst impliceert volgens Eckhart een wijze van leven,
gebaseerd op een steeds weer teruggaan naar het diepste eigen
innerlijk: om daar aanwijzingen te vinden voor de weg die wij
moeten gaan en hoe die verder loopt; om daar kracht te krijgen
om daarmee in staat te zijn ook de soms zware levensopdracht
te volbrengen, en om er inspiratie op te doen voor het vinden
van nieuwe oplossingen. Zo gezien zou de kerk misschien beter
kunnen oproepen tot gebed.
===
Hier niet zover vandaan, in Barchem, ligt een huis van
Woodbrookers. Daar heeft men al honderd jaar geleden als
vuistregel ingevoerd dat er - naast het gesproken woord - ook
steeds voldoende stilte moet zijn om dit woord de kans te geven
om op ons in te werken.
Daaruit spreekt
vertrouwen in - wat in de taal van het geloof heet - het geheim
van de Heilige Geest. De Geest, die
in mensen werkt en tot mensen spreekt. Klaarblijkelijk hoort
het tot de menselijke mogelijkheden om zoveel ruimte in
onszelf te maken, dat die STEM hoorbaar wordt.
Tot de duivenhandelaars zei Jezus: 'Weg met dit alles! Maakt van het huis van mijn Vader geen markthal!' Zijn wij niet zelf een huis van God? Scheppen wij in ons bestaan voldoende tijd en ruimte voor de Stem die ons zou kunnen leiden?
DE LEZINGEN:
Exodus 6:2-12
Dan zegt de AANWEZIGE tot Mozes:
nu zul je zien
wat ik aan Farao ga doen;
want door een sterke arm laat hij ze los,
door een sterke arm jaagt hij ze weg van zijn land!
Dan richt God zijn woord tot Mozes en zegt tot hem: Ik ben de
AANWEZIGE.
Verschenen ben ik aan Abraham, aan Izaäk, en aan Jacob als
God-de-Geweldige; mijn naam AANWEZIGE heb ik aan hen niet
bekend gemaakt.
Maar wèl heb ik opgericht een verbond van mij met hen om hun
te geven het land Kanaän; het land van hun omzwervingen, waar
zij zwervers zijn geweest! En ook ben Ik het die heeft gehoord
het kermen van de zonen van Israël nu de Egyptenaren hen laten
sloven; en ik gedenk mijn verbond! Daarom, zeg tot de zonen
van Israël: "Ik, de AANWEZIGE, - uitgeleid heb ik u allen
onder Egypte's lasten vandaan, gered heb ik u uit hun
slavernij: losgekocht heb ik u met uitgestrekte arm en met
grote gerichten; genomen heb ik u voor mij tot gemeente,
geweest ben ik er voor u tot God, erkend hebt ge dat ik de
AANWEZIGE uw God ben die u heeft uitgeleid onder Egypte's
lasten vandaan; doen komen heb ik u in het land waarvoor ik
mijn hand heb geheven om dat te geven aan Abraham, aan Izaäk
en aan Jacob, en gegeven heb ik het u als erfgoed, Ik de
AANWEZIGE!"
Zo spreekt Mozes tot de zonen van Israël; maar ze hebben niet
naar Mozes gehoord, door tekort aan adem, door de harde
slavendienst.
Johannes 2:13-23
Toen het Paasfeest der Joden nabij was, ging Jezus op naar
Jeruzalem. In de tempel trof hij de verkopers van runderen,
schapen en duiven aan en ook de geldwisselaars die daar
zaten. Hij maakte van touwen een gesel, dreef ze allemaal uit
de tempel, ook de schapen en de runderen; het kleingeld van de
wisselaars veegde hij van de tafels en wierp die omver. En tot
de duivenhandelaars zei hij: 'Weg met dit alles! Maakt van het
huis van mijn Vader geen markthal!' Zijn leerlingen
herinnerden zich dat geschreven staat: De ijver voor uw huis
zal mij verteren. De Joden richtten zich tot hem met de
woorden: 'Wat voor teken kunt gij ons laten zien, dat gij dit
moogt doen?' Waarop Jezus hun antwoordde: 'Breekt deze tempel
af, en in drie dagen zal ik hem doen herrijzen.' Maar de Joden
merkten op: 'Zesenveertig jaar is aan deze tempel gebouwd;
zult Gij hem dan in drie dagen doen herrijzen?' Jezus echter
sprak over de tempel van zijn lichaam. Toen hij dan ook
verrezen was uit de doden, herinnerden zijn leerlingen zich
dat hij dit gezegd had, en geloofden in de Schrift en in het
woord dat Jezus had gesproken. Terwijl hij bij gelegenheid van
het Paasfeest in Jeruzalem was, begonnen er velen in zijn naam
te geloven bij het zien van de tekens die hij deed. Maar Jezus
van zijn kant had geen vertrouwen in hen, omdat hij allen
kende. Hij wist wat er in de mens stak en daarom was het niet
nodig dat iemand hem daarover inlichtte.
Terug naar het begin van deze pagina
Terug naar de REGISTERS. ..
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2003.