"Le Moulin Mystique"
kapiteel uit de basiliek Ste.-Madeleine te Vezelay
"Le Moulin Mystique": zo wordt de voorstelling, die voorop de
liturgie te zien is, wel eens genoemd. Twee mannen, die bezig
zijn bij een molen: de een stort er de graankorrels in, en de
ander vangt het meel op in een zak. Wat heeft deze afbeelding
te betekenen?
Dat is niet zondermeer duidelijk. Het graan zou wel eens Gods
woord kunnen zijn, dat steeds weer moet worden overdacht en
verwerkt tot levensbrood. Het graan zou ook het zaad kunnen
zijn dat wordt gebroken - het lichaam van Christus, dat steeds
opnieuw wordt uitgedeeld als levensbrood voor mensen. De
meeste commentatoren identificeren de mannen op deze
voorstelling met Mozes en Paulus: Mozes vult de molen met
woorden, die hij van God heeft ontvangen; en Paulus verwerkt
de boodschap van het Oude Verbond tot het levensbrood van de
kerk.
Hoe het ook zij: vast staat wel dat deze voorstelling ons
eraan herinnert, dat het graan steeds weer opnieuw verwerkt
moet worden, het woord steeds weer doordacht moet worden, en
de mens steeds weer bevraagd op zijn betekenis voor de
heilsgeschiedenis. De verhalen moeten steeds weer worden
gelezen en herlezen - willen ze voor ons tot 'levensbrood'
kunnen zijn.
"Le Moulin mystique": het woord 'mystiek' verwijst naar de
verborgen omgang van God met mensen. Naar een werkelijkheid
aan woorden voorbij. Naar een wereld vol geheimen, die niet
zomaar zondermeer toegankelijk is. Vandaar dat de mystieke
molen door anderen ook wel is geduid als een verwijzing naar
de bekering. Niet alleen door ervaring wordt een mens wijs;
maar vooral ook door reflexie op wat het leven met je doet.
Reflexie, meditatie en gebed kunnen een ander mens
van je maken, of- in de taal van het geloof - een mens opnieuw
tot leven brengen.
Misschien gaat het daar ook wel om in de wonderverhalen, die
we vanochtend lazen. Het verhaal over Elia vertelt ons hoe God
altijd weer uitkomst brengt. De raven voeden Elia. Hoe dat
precies zit blijft een mysterie. De weduwe van Sarfath zal van
de honger niet sterven, nu ze heeft besloten het weinige wat
ze heeft te delen met Elia. De fles met olie raakt niet leeg,
en het meel raakt niet op. Wonderlijk! En hoe het mogelijk is,
blijft een mysterie. Het gaat om krachten die klaarblijkelijk
werkzaam zijn in de ruimte van de verborgen omgang met God.
God redt! Daarvoor staan Hem raven ter beschikking, en andere
geheimzinnige krachten die wij verder reiken dan wij kunnen
weten.
Ook in het verhaal, dat Marcus ons vertelt, gaat het over die
geheimzinnige krachten van het geloof. Men heeft dit verhaal
vaak geïnterpreteerd als louter een aansporing tot
ruimhartigheid: zelfs Jezus moet - zo legt men dan uit - over
een drempel heen, voordat hij zich kan ontfermen over de
Syrofenicische vrouw en haar dochter. Hij is er niet alleen
voor de kinderen van Israël. Jezus wordt daardoor wel veel
menselijker; maar deze uitleg gaat voorbij aan de kern van het
verhaal, het wonder - die genezing, die mogelijk wordt binnen
de ruimte die Jezus induceert. "Om dit woord...", zegt Jezus.
Begrijpt U het?
===
Waar alles om draait is de vraag hoe wij de werkelijkheid
zien. Valt de werkelijkheid samen met wat wij weten en denken?
Met wat wij lezen en op de televisie zien? Met de simpele
feiten en met de dingen die gebeuren? Of bestaat er zoiets als
een "goddelijk licht", waarin de dingen een ander aanzien
hebben? De werkelijke betekenis van bepaalde gebeurtenissen,
ook in ons eigen leven, zou wel eens heel anders kunnen zijn
dan wij die inschatten; vaak ontdek je dat pas na jaren. De
invloed, die bepaalde mensen op je hadden, ga je vaak pas ten
volle ervaren als die mensen er al lang niet meer zijn. Zo kan
ook het vermoeden, dat er zoiets bestaat als Gods hand die
richting geeft aan ons leven, groeien met de jaren en in de
mate waarin een mens 'bescheiden wordt' en gaat beseffen, dat
hij dikwijls nauwelijks oog heeft voor wat werkelijk van
belang is.
Toen ik onlangs door Noord-Italië reisde ben ik me ineens weer
gaan realiseren, wat het betekent om op elk moment van de dag
een kerk te kunnen binnengaan. Om je te kunnen terugtrekken in
de heilige ruimte. En om je te laten aanspreken door die lange
traditie, die daar in hout en steen de eeuwen heeft doorstaan.
Wij verbeelden ons vaak, dat we ons eigen leven vorm moeten
geven en dat we onze eigen waarheid moeten scheppen. Dat we in
het leven zelf wijs moeten worden: door vallen en opstaan.
Maar wat we daarbij misschien wel over het hoofd zien
is, dat een mens niet alleen van binnenuit wordt gevormd.
Er is ook nog zoiets als heilige ruimte, heilige tijd en
traditie: binnen die heilige ruimte en tijd kunnen onze ogen
opengaan voor een andere werkelijkheid dan die van louter de
feiten. Binnen de heilige ruimte worden soms nieuwe
levensmogelijkheden zichtbaar. God is niet overal en altijd
aanwezig. De verhalen vertellen ons over het mysterie, dat de
wonderen juist daar gebeuren waar mensen zich bevinden binnen
de ruimte van het heilige. Dat klinkt mysterieus. Ja - dat ís
het mysterie van de godsdienst.
Misschien bestaat God, bestaat Christus wel alleen binnen de
heilige ruimte van het geloof. Maar daarmee is niet gezegd,
dat de heilige ruimte niet een heel concrete, tastbare,
ervaarbare werkelijkheid is, die opgeroepen wordt in verhalen,
in rituelen, in gebed.
Wat wij hier doen - als gemeente bij elkaar komen in de naam
van Christus - is niet alleen de uitdrukking van ons verlangen
naar inzicht; ik denk dat het ook uitdrukt dat wij beseffen
dat het tot onze levensopdracht behoort, om door te geven dat
er hoogten en diepten zijn, dimensies van bestaan waarin
begrippen als verzoening, aanvaarding, roeping hun betekenis
krijgen. Als er één ding is waar een gemeente voor staat, dan
is het wel de opdracht om steeds opnieuw de ruimte te creëren
waarbinnen de mens kan worden verlost van onvrede met het
bestaan, waarbinnen de mens kan worden genezen van de
opstandigheid tegen het lot, en waarbinnen de mens kan bevrijd
van alle zelfbeklag. Waarin de mens kan worden tot het brood,
dat wordt gezegend, gebroken en uitgedeeld.
I Koningen 17:2-16
Daarna kwam het woord van de Heer tot Elia: Ga van hier
oostwaarts, en verberg u bij de beek Krith, die in de Jordaan
uitmondt. Ge kunt uit die beek drinken, en ik heb de raven
geboden u daar van spijze te voorzien. Toen ging hij daarheen,
en deed wat de Heer hem had gezegd. Hij ging verblijf houden
bij de beek Krith, die in de Jordaan uitmondt. De raven
brachten hem 's ochtends brood en vlees, en hij dronk uit de
beek.
Maar na verloop van tijd droogde de beek uit, omdat er geen
regen in het land gevallen was. Toen kwam het woord van de
Heer tot Elia: Maak u gereed, ga naar Sarfath, dat aan Sidon
behoort, en houd daar verblijf. Zie, ik heb daar een weduwe
geboden u te verzorgen. Daarop maakte hij zich gereed en ging
naar Sarfath. Toen hij bij de stadspoort kwam, zie, daar was
een weduwe bezig hout te sprokkelen. En hij riep haar toe en
zei: Haal mij toch in een kruik wat water om te drinken. Toen
zij het ging halen riep hij haar na en zei: Breng mij ook wat
brood mee. Daarop zei zij: Zo waar de Heer, uw God, leeft - ik
heb geen brood, maar enkel een handvol meel in de pot en wat
olie in de kruik. En zie, ik ben bezig om wat hout te
sprokkelen. Dan wil ik het thuis voor mij en mijn zoon gaan
bereiden, en als wij het gegeten hebben, dan moeten wij maar
sterven. Maar Elia zei tot haar: Vrees niet, ga het thuis
bereiden zoals ge gezegd hebt, maar bereid mij daarvan eerst
een kleine koek en breng mij die hier; voor u en uw zoon kunt
gij het later bereiden. Want zo zegt de Heer, de God van
Israël: Het meel in de pot zal niet opraken, en de olie in de
kruik zal niet ontbreken tot op de dag, waarop de Heer regen
zal geven op de aardbodem.
Daarop ging zij heen en deed zoals Elia gezegd had, en een
tijd lang at zij, evenals hij, en haar huis. Het meel in de
pot raakte niet op , en de olie in de kruik ontbrak niet, naar
het woord van de Heer, dat Hij door de dienst van Elia had
gesproken.
Marcus 7:24-30
En hij stond op en vertrok van daar naar het gebied van Tyrus.
En toen hij een huis was binnengegaan, wilde hij niet, dat
iemand het wist; maar hij kon niet verborgen blijven. Want
terstond hoorde van hem een vrouw, wier dochtertje een onreine
geest had; en zij kwam tot hem en viel hem te voet. Deze vrouw
was een Griekse, een Syro-Phenicische van geboorte. En zij
vroeg hem de boze geest uit haar dochter te drijven. En hij
zei tot haar: Laat eerst de kinderen verzadigd worden, want
het is niet goed het brood van de kinderen te nemen en het de
honden voor te werpen. Maar zij antwoordde en zei tot hem:
Zeker, Heer, de honden eten immers ook onder de tafel van de
kruimels van de kinderen. En hij zei tot haar: Om dit woord,
ga heen, de boze geest is uit uw dochter gevaren. En toen zij
naar huis gegaan was, vond zij het kind in bed liggen en de
boze geest uitgevaren.
Terug naar het begin van deze pagina
Terug naar de REGISTERS.
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2003.