PREEK GEHOUDEN TIJDENS DE DIENST VAN DE REMONSTRANTSE GEMEENTE TE DOESBURG
OP ZONDAG, 10 AUGUSTUS 2003

De lezingen waren:
I Koningen 17:2-16
Marcus 7:24-30

"OM DIT WOORD..."



"Le Moulin Mystique"
kapiteel uit de basiliek Ste.-Madeleine te Vezelay


"Le Moulin Mystique": zo wordt de voorstelling, die voorop de liturgie te zien is, wel eens genoemd. Twee mannen, die bezig zijn bij een molen: de een stort er de graankorrels in, en de ander vangt het meel op in een zak. Wat heeft deze afbeelding te betekenen?

Dat is niet zondermeer duidelijk. Het graan zou wel eens Gods woord kunnen zijn, dat steeds weer moet worden overdacht en verwerkt tot levensbrood. Het graan zou ook het zaad kunnen zijn dat wordt gebroken - het lichaam van Christus, dat steeds opnieuw wordt uitgedeeld als levensbrood voor mensen. De meeste commentatoren identificeren de mannen op deze voorstelling met Mozes en Paulus: Mozes vult de molen met woorden, die hij van God heeft ontvangen; en Paulus verwerkt de boodschap van het Oude Verbond tot het levensbrood van de kerk.

Hoe het ook zij: vast staat wel dat deze voorstelling ons eraan herinnert, dat het graan steeds weer opnieuw verwerkt moet worden, het woord steeds weer doordacht moet worden, en de mens steeds weer bevraagd op zijn betekenis voor de heilsgeschiedenis. De verhalen moeten steeds weer worden gelezen en herlezen - willen ze voor ons tot 'levensbrood' kunnen zijn.

"Le Moulin mystique": het woord 'mystiek' verwijst naar de verborgen omgang van God met mensen. Naar een werkelijkheid aan woorden voorbij. Naar een wereld vol geheimen, die niet zomaar zondermeer toegankelijk is. Vandaar dat de mystieke molen door anderen ook wel is geduid als een verwijzing naar de bekering. Niet alleen door ervaring wordt een mens wijs; maar vooral ook door reflexie op wat het leven met je doet. Reflexie, meditatie en gebed kunnen een ander mens van je maken, of- in de taal van het geloof - een mens opnieuw tot leven brengen.

Misschien gaat het daar ook wel om in de wonderverhalen, die we vanochtend lazen. Het verhaal over Elia vertelt ons hoe God altijd weer uitkomst brengt. De raven voeden Elia. Hoe dat precies zit blijft een mysterie. De weduwe van Sarfath zal van de honger niet sterven, nu ze heeft besloten het weinige wat ze heeft te delen met Elia. De fles met olie raakt niet leeg, en het meel raakt niet op. Wonderlijk! En hoe het mogelijk is, blijft een mysterie. Het gaat om krachten die klaarblijkelijk werkzaam zijn in de ruimte van de verborgen omgang met God. God redt! Daarvoor staan Hem raven ter beschikking, en andere geheimzinnige krachten die wij verder reiken dan wij kunnen weten.

Ook in het verhaal, dat Marcus ons vertelt, gaat het over die geheimzinnige krachten van het geloof. Men heeft dit verhaal vaak geïnterpreteerd als louter een aansporing tot ruimhartigheid: zelfs Jezus moet - zo legt men dan uit - over een drempel heen, voordat hij zich kan ontfermen over de Syrofenicische vrouw en haar dochter. Hij is er niet alleen voor de kinderen van Israël. Jezus wordt daardoor wel veel menselijker; maar deze uitleg gaat voorbij aan de kern van het verhaal, het wonder - die genezing, die mogelijk wordt binnen de ruimte die Jezus induceert. "Om dit woord...", zegt Jezus. Begrijpt U het?
===

Waar alles om draait is de vraag hoe wij de werkelijkheid zien. Valt de werkelijkheid samen met wat wij weten en denken? Met wat wij lezen en op de televisie zien? Met de simpele feiten en met de dingen die gebeuren? Of bestaat er zoiets als een "goddelijk licht", waarin de dingen een ander aanzien hebben? De werkelijke betekenis van bepaalde gebeurtenissen, ook in ons eigen leven, zou wel eens heel anders kunnen zijn dan wij die inschatten; vaak ontdek je dat pas na jaren. De invloed, die bepaalde mensen op je hadden, ga je vaak pas ten volle ervaren als die mensen er al lang niet meer zijn. Zo kan ook het vermoeden, dat er zoiets bestaat als Gods hand die richting geeft aan ons leven, groeien met de jaren en in de mate waarin een mens 'bescheiden wordt' en gaat beseffen, dat hij dikwijls nauwelijks oog heeft voor wat werkelijk van belang is.

Toen ik onlangs door Noord-Italië reisde ben ik me ineens weer gaan realiseren, wat het betekent om op elk moment van de dag een kerk te kunnen binnengaan. Om je te kunnen terugtrekken in de heilige ruimte. En om je te laten aanspreken door die lange traditie, die daar in hout en steen de eeuwen heeft doorstaan. Wij verbeelden ons vaak, dat we ons eigen leven vorm moeten geven en dat we onze eigen waarheid moeten scheppen. Dat we in het leven zelf wijs moeten worden: door vallen en opstaan. Maar wat we daarbij misschien wel over het hoofd zien is, dat een mens niet alleen van binnenuit wordt gevormd. Er is ook nog zoiets als heilige ruimte, heilige tijd en traditie: binnen die heilige ruimte en tijd kunnen onze ogen opengaan voor een andere werkelijkheid dan die van louter de feiten. Binnen de heilige ruimte worden soms nieuwe levensmogelijkheden zichtbaar. God is niet overal en altijd aanwezig. De verhalen vertellen ons over het mysterie, dat de wonderen juist daar gebeuren waar mensen zich bevinden binnen de ruimte van het heilige. Dat klinkt mysterieus. Ja - dat ís het mysterie van de godsdienst.

Misschien bestaat God, bestaat Christus wel alleen binnen de heilige ruimte van het geloof. Maar daarmee is niet gezegd, dat de heilige ruimte niet een heel concrete, tastbare, ervaarbare werkelijkheid is, die opgeroepen wordt in verhalen, in rituelen, in gebed.

Wat wij hier doen - als gemeente bij elkaar komen in de naam van Christus - is niet alleen de uitdrukking van ons verlangen naar inzicht; ik denk dat het ook uitdrukt dat wij beseffen dat het tot onze levensopdracht behoort, om door te geven dat er hoogten en diepten zijn, dimensies van bestaan waarin begrippen als verzoening, aanvaarding, roeping hun betekenis krijgen. Als er één ding is waar een gemeente voor staat, dan is het wel de opdracht om steeds opnieuw de ruimte te creëren waarbinnen de mens kan worden verlost van onvrede met het bestaan, waarbinnen de mens kan worden genezen van de opstandigheid tegen het lot, en waarbinnen de mens kan bevrijd van alle zelfbeklag. Waarin de mens kan worden tot het brood, dat wordt gezegend, gebroken en uitgedeeld.


DE LEZINGEN:

I Koningen 17:2-16
Daarna kwam het woord van de Heer tot Elia: Ga van hier oostwaarts, en verberg u bij de beek Krith, die in de Jordaan uitmondt. Ge kunt uit die beek drinken, en ik heb de raven geboden u daar van spijze te voorzien. Toen ging hij daarheen, en deed wat de Heer hem had gezegd. Hij ging verblijf houden bij de beek Krith, die in de Jordaan uitmondt. De raven brachten hem 's ochtends brood en vlees, en hij dronk uit de beek.

Maar na verloop van tijd droogde de beek uit, omdat er geen regen in het land gevallen was. Toen kwam het woord van de Heer tot Elia: Maak u gereed, ga naar Sarfath, dat aan Sidon behoort, en houd daar verblijf. Zie, ik heb daar een weduwe geboden u te verzorgen. Daarop maakte hij zich gereed en ging naar Sarfath. Toen hij bij de stadspoort kwam, zie, daar was een weduwe bezig hout te sprokkelen. En hij riep haar toe en zei: Haal mij toch in een kruik wat water om te drinken. Toen zij het ging halen riep hij haar na en zei: Breng mij ook wat brood mee. Daarop zei zij: Zo waar de Heer, uw God, leeft - ik heb geen brood, maar enkel een handvol meel in de pot en wat olie in de kruik. En zie, ik ben bezig om wat hout te sprokkelen. Dan wil ik het thuis voor mij en mijn zoon gaan bereiden, en als wij het gegeten hebben, dan moeten wij maar sterven. Maar Elia zei tot haar: Vrees niet, ga het thuis bereiden zoals ge gezegd hebt, maar bereid mij daarvan eerst een kleine koek en breng mij die hier; voor u en uw zoon kunt gij het later bereiden. Want zo zegt de Heer, de God van Israël: Het meel in de pot zal niet opraken, en de olie in de kruik zal niet ontbreken tot op de dag, waarop de Heer regen zal geven op de aardbodem.

Daarop ging zij heen en deed zoals Elia gezegd had, en een tijd lang at zij, evenals hij, en haar huis. Het meel in de pot raakte niet op , en de olie in de kruik ontbrak niet, naar het woord van de Heer, dat Hij door de dienst van Elia had gesproken.

Marcus 7:24-30
En hij stond op en vertrok van daar naar het gebied van Tyrus. En toen hij een huis was binnengegaan, wilde hij niet, dat iemand het wist; maar hij kon niet verborgen blijven. Want terstond hoorde van hem een vrouw, wier dochtertje een onreine geest had; en zij kwam tot hem en viel hem te voet. Deze vrouw was een Griekse, een Syro-Phenicische van geboorte. En zij vroeg hem de boze geest uit haar dochter te drijven. En hij zei tot haar: Laat eerst de kinderen verzadigd worden, want het is niet goed het brood van de kinderen te nemen en het de honden voor te werpen. Maar zij antwoordde en zei tot hem:

Zeker, Heer, de honden eten immers ook onder de tafel van de kruimels van de kinderen. En hij zei tot haar: Om dit woord, ga heen, de boze geest is uit uw dochter gevaren. En toen zij naar huis gegaan was, vond zij het kind in bed liggen en de boze geest uitgevaren.

Terug naar het begin van deze pagina

Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2003.