PREEK GEHOUDEN TIJDENS DE DIENST VAN DE VRIJZINNIGE GELOOFSGEMEENSCHAP N.P.B., AFDELING RIJSSEN, OP 24 AUGUSTUS 2003

De lezingen waren:
I Koningen 17:2-16
Marcus 8:1-7

"OM HET BROOD..."



Twee wonderverhalen. Gelooft U in wonderen? De KRO zendt al enige tijd een TV-programma uit onder de titel 'wonderen bestaan'. Het gaat over gebeurtenissen, die mensen als een wonder ervaren. Zo op het oog heeft het geloof in wonderen alles te maken met de wijze, waarop wij de werkelijkheid interpreteren. Hoe ziet de werkelijkheid eruit?

Soms denk je wel eens: in deze wereld valt toch niet te leven! Roof, moord, doodslag, eenzaamheid, ziekte, aftakeling, en noem het allemaal maar op. Rondom je heen zien we veel ellende. En misschien draag je ook zelf een last met je mee, die maar amper te torsen is. Vaak hoor ik oudere mensen, terugkijkend op hun leven, zeggen: "Ik zou het niet nog eens allemaal willen meemaken: zoveel verdriet, zoveel onbegrip, zoveel eenzaamheid."

Het verhaal, dat Marcus ons vertelt, gaat over Jezus: hij heeft medelijden met de mensen, omdat ze geen brood hebben voor onderweg. Je zo'n uitspraak natuurlijk heel letterlijk opvatten. Maar vrome mensen hebben altijd geweten, dat je zulke woorden ook anders kunt opvatten.

Voorop de liturgie staat een afbeelding, die te vinden is in een Middeleeuwse basiliek: de basiliek in Vézelay, een dorpje in Frankrijk. Het is een stukje beeldhouwwerk uit de 12de eeuw. "Le Moulin Mystique": zo wordt deze voorstelling wel eens genoemd. Twee mannen, die bezig zijn bij een molen: de een stort er de graankorrels in, en de ander vangt het meel op in een zak. Wat heeft deze afbeelding te betekenen?

Dat is niet zondermeer duidelijk. Het graan zou wel eens Gods woord kunnen zijn, dat steeds weer moet worden overdacht en verwerkt. Het graan zou ook het zaad kunnen zijn dat wordt gebroken - het lichaam van Christus, dat steeds opnieuw wordt uitgedeeld. De meeste commentatoren identificeren de mannen op deze voorstelling met Mozes en Paulus: Mozes vult de molen met woorden, die hij van God heeft ontvangen; en Paulus verwerkt de boodschap van het oude verbond tot het levensbrood van de kerk. Hoe het ook zij: vast staat wel dat deze voorstelling ons eraan herinnert, dat het graan steeds weer opnieuw verwerkt moet worden, het woord steeds weer doordacht moet worden. Dat de verhalen steeds weer moeten worden gelezen en herlezen - willen ze voor ons tot levensbrood kunnen zijn: leeftocht voor onderweg.

Biedt de bijbel, biedt Christus, biedt een biddend leven ons de mogelijkheid om anders tegen de werkelijkheid aan te kijken? Om de werkelijkheid in een ander licht te bezien? "Le Moulin mystique": het woord 'mystiek' verwijst naar de verborgen omgang van God met mensen. Naar een werkelijkheid aan woorden voorbij. Naar een wereld vol geheimen, die niet zomaar zondermeer toegankelijk is. Niet alleen door ervaring wordt een mens wijs; maar vooral ook door reflexie op wat er in het leven met je gebeurt. Kunnen reflexie, meditatie en gebed een ander mens van je maken, of - in de taal van het geloof - een mens opnieuw tot leven brengen? Een dichter schreef onlangs:

Waar geen woorden meer waren
voor wat ik moest worden
hoorde u mij,
trok mij uit de plaag van woorden
uw stilte in.
Van die stilte week zelfs de zee,
en vielen de bergen terug in uw schemer...

(Uit psalm 114 in de bewerking van Lloyd Haft).

Zulke woorden getuigen van de kracht, die mensen soms ontlenen aan de stilte. Hebt U daar ervaring mee? Of: is het maar vrome fantasie - om te denken, dat er zoiets bestaat als Gods Stem, Gods hand die richting geeft aan ons leven?

Toen ik onlangs door Noord-Italië reisde ben ik me ineens weer gaan realiseren, wat het betekent om op elk moment van de dag een kerk te kunnen binnengaan. Om je te kunnen terugtrekken in de heilige ruimte. En om je te laten aanspreken door die lange traditie, die daar in hout en steen de eeuwen heeft doorstaan.

Wij verbeelden ons vaak, dat we ons eigen leven vorm moeten geven en dat we onze eigen waarheid moeten scheppen. Dat we in het leven zelf wijs moeten worden: door vallen en opstaan. Maar wat we daarbij misschien wel over het hoofd zien is, dat een mens niet alleen van binnenuit wordt gevormd. Er is ook nog zoiets als heilige ruimte, heilige tijd en traditie: binnen die heilige ruimte en tijd kunnen onze ogen opengaan voor een andere werkelijkheid dan die van louter de feiten. Binnen de heilige ruimte worden soms nieuwe levensmogelijkheden zichtbaar. God is niet overal en altijd aanwezig. De verhalen vertellen ons over het mysterie, dat de wonderen juist daar gebeuren waar mensen zich bevinden binnen de ruimte van het heilige. Dat klinkt mysterieus. Ja - dat ís het mysterie van de godsdienst.

Misschien bestaat God, bestaat Christus wel alleen binnen de heilige ruimte van het geloof. Maar daarmee is niet gezegd, dat de heilige ruimte niet een heel concrete, tastbare, ervaarbare werkelijkheid is, die opgeroepen wordt in verhalen, in rituelen, in gebed.

Bestaat uw woord
buiten de tijd?
Worden wij nog een geslacht
dat u hoort, terwijl de aarde blijft staan?
Uw woord, uw aarde. En ik:
dienaar van beide.
Als er in uw waarheid
niet ook vreugde voorkwam
was ik allang vergaan.

Maar: ik kan niet vergeten
dat ik leef: ook dat
is uw waarheid.
Al hoor ik uw antwoorden niet:
ik zoek ze.
Zoveel is er
om mij te vernielen
maar ik ben op uw sporen bedacht.
Aan alles op aarde
kan ik mijn einde zien:
maar uw waarheid is wijder.

(Psalm 119: lamed - in de bewerking van Lloyd Haft).

Wat wij hier doen - als gemeente bij elkaar komen in de naam van Christus - is niet alleen de uitdrukking van ons verlangen naar inzicht; het drukt ook uit dat wij beseffen dat het tot onze levensopdracht behoort, om door te geven dat er een werkelijkheid is waarin begrippen als verzoening, aanvaarding, roeping hun betekenis krijgen. En als er één ding is waar een gemeente voor staat, dan is het wel de opdracht om steeds opnieuw de ruimte te scheppen waarbinnen de mens de vreugde kan zingen over de het bestaan, waarbinnen de mens zich kan verzoenen met het lot, en waarbinnen de mens kan worden bevrijd van alle zelfbeklag. Waarin de mens zèlf kan worden tot het graan, dat wordt gezegend, gebroken en uitgedeeld.


DE LEZINGEN:

I Koningen 17:2-16
Daarna kwam het woord van de Heer tot Elia: Ga van hier oostwaarts, en verberg u bij de beek Krith, die in de Jordaan uitmondt. Ge kunt uit die beek drinken, en ik heb de raven geboden u daar van spijze te voorzien. Toen ging hij daarheen, en deed wat de Heer hem had gezegd. Hij ging verblijf houden bij de beek Krith, die in de Jordaan uitmondt. De raven brachten hem 's ochtends brood en vlees, en hij dronk uit de beek.

Maar na verloop van tijd droogde de beek uit, omdat er geen regen in het land gevallen was. Toen kwam het woord van de Heer tot Elia: Maak u gereed, ga naar Sarfath, dat aan Sidon behoort, en houd daar verblijf. Zie, ik heb daar een weduwe geboden u te verzorgen. Daarop maakte hij zich gereed en ging naar Sarfath. Toen hij bij de stadspoort kwam, zie, daar was een weduwe bezig hout te sprokkelen. En hij riep haar toe en zei: Haal mij toch in een kruik wat water om te drinken. Toen zij het ging halen riep hij haar na en zei: Breng mij ook wat brood mee. Daarop zei zij: Zo waar de Heer, uw God, leeft - ik heb geen brood, maar enkel een handvol meel in de pot en wat olie in de kruik. En zie, ik ben bezig om wat hout te sprokkelen. Dan wil ik het thuis voor mij en mijn zoon gaan bereiden, en als wij het gegeten hebben, dan moeten wij maar sterven. Maar Elia zei tot haar: Vrees niet, ga het thuis bereiden zoals ge gezegd hebt, maar bereid mij daarvan eerst een kleine koek en breng mij die hier; voor u en uw zoon kunt gij het later bereiden. Want zo zegt de Heer, de God van Israël: Het meel in de pot zal niet opraken, en de olie in de kruik zal niet ontbreken tot op de dag, waarop de Heer regen zal geven op de aardbodem.

Daarop ging zij heen en deed zoals Elia gezegd had, en een tijd lang at zij, evenals hij, en haar huis. Het meel in de pot raakte niet op , en de olie in de kruik ontbrak niet, naar het woord van de Heer, dat Hij door de dienst van Elia had gesproken.

Marcus 8:1-7
In die dagen, toen er weer eens veel mensen bijeen waren en zij niets te eten hadden, riep Jezus zijn leerlingen bij zich en sprak tot hen: "ik heb medelijden met deze mensen, omdat zij al drie dagen bij mij blijven, zodat zij nu zonder voedsel zijn. Wanneer ik hen zonder eten naar huis laat gaan, zullen zij onderweg bezwijken; sommigen van hen zijn van ver gekomen." Zijn leerlingen antwoordden hem: "Waar kan iemand hier op een zo eenzame plaats brood vandaan halen om hen te verzadigen?" Hij vroeg hun: "Hoeveel broden hebt ge dan?" "Zeven", antwoordden zij. Hij gelastte het volk op de grond te gaan zitten. Toen nam hij de zeven broden, en na het dankgebed brak hij ze en gaf ze aan zijn leerlingen om ze voor te zetten aan het volk; en dat deden ze. Ze hadden ook nog wat visjes; na de zegen erover uitgesproken te hebben zei hij, dat ze ook die moesten voorzetten. De mensen aten tot ze verzadigd waren; en aan de overgebleven brokken haalde men zeven manden op. Er waren ongeveer vierduizend personen. Toen zond hij hen naar huis. Terstond ging hij met zijn leerlingen scheep en kwam in de streek Dalmanuta.

Terug naar het begin van deze pagina

Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2003.