Soms denk je wel eens: in deze wereld valt toch niet te leven!
Roof, moord, doodslag, eenzaamheid, ziekte, aftakeling, en
noem het allemaal maar op. Rondom je heen zien we veel
ellende. En misschien draag je ook zelf een last met je mee,
die maar amper te torsen is. Vaak hoor ik oudere mensen,
terugkijkend op hun leven, zeggen: "Ik zou het niet nog eens
allemaal willen meemaken: zoveel verdriet, zoveel onbegrip,
zoveel eenzaamheid."
Het verhaal, dat Marcus ons vertelt, gaat over Jezus: hij
heeft medelijden met de mensen, omdat ze geen brood hebben
voor onderweg. Je zo'n uitspraak natuurlijk heel letterlijk
opvatten. Maar vrome mensen hebben altijd geweten, dat je
zulke woorden ook anders kunt opvatten.
Voorop de liturgie staat een afbeelding, die te vinden is in
een Middeleeuwse basiliek: de basiliek in Vézelay, een dorpje
in Frankrijk. Het is een stukje beeldhouwwerk uit de 12de
eeuw. "Le Moulin Mystique": zo wordt deze voorstelling wel
eens genoemd. Twee mannen, die bezig zijn bij een molen: de
een stort er de graankorrels in, en de ander vangt het meel op
in een zak. Wat heeft deze afbeelding te betekenen?
Dat is niet zondermeer duidelijk. Het graan zou wel eens Gods
woord kunnen zijn, dat steeds weer moet worden overdacht en
verwerkt. Het graan zou ook het zaad kunnen zijn dat wordt
gebroken - het lichaam van Christus, dat steeds opnieuw wordt
uitgedeeld. De meeste commentatoren identificeren de mannen op
deze voorstelling met Mozes en Paulus: Mozes vult de molen met
woorden, die hij van God heeft ontvangen; en Paulus verwerkt
de boodschap van het oude verbond tot het levensbrood van de
kerk.
Hoe het ook zij: vast staat wel dat deze voorstelling ons
eraan herinnert, dat het graan steeds weer opnieuw verwerkt
moet worden, het woord steeds weer doordacht moet worden. Dat
de verhalen steeds weer moeten worden gelezen en herlezen -
willen ze voor ons tot levensbrood kunnen zijn: leeftocht voor
onderweg.
Biedt de bijbel, biedt Christus, biedt een biddend leven ons
de mogelijkheid om anders tegen de werkelijkheid aan te
kijken? Om de werkelijkheid in een ander licht te bezien?
"Le Moulin mystique": het woord 'mystiek' verwijst naar de
verborgen omgang van God met mensen. Naar een werkelijkheid
aan woorden voorbij. Naar een wereld vol geheimen, die niet
zomaar zondermeer toegankelijk is. Niet alleen door ervaring
wordt een mens wijs; maar vooral ook door reflexie op wat er
in het leven met je gebeurt. Kunnen reflexie, meditatie en
gebed een ander mens van je maken, of - in de taal van het
geloof - een mens opnieuw tot leven brengen? Een dichter
schreef onlangs:
Waar geen woorden meer waren
voor wat ik moest worden
hoorde u mij,
trok mij uit de plaag van woorden
uw stilte in.
Van die stilte week zelfs de zee,
en vielen de bergen terug in uw schemer...
(Uit psalm 114 in de bewerking van Lloyd Haft).
Zulke woorden getuigen van de kracht, die mensen soms ontlenen
aan de stilte. Hebt U daar ervaring mee? Of: is het maar vrome
fantasie - om te denken, dat er zoiets bestaat als Gods Stem,
Gods hand die richting geeft aan ons leven?
Toen ik onlangs door Noord-Italië reisde ben ik me ineens weer
gaan realiseren, wat het betekent om op elk moment van de dag
een kerk te kunnen binnengaan. Om je te kunnen terugtrekken in
de heilige ruimte. En om je te laten aanspreken door die lange
traditie, die daar in hout en steen de eeuwen heeft doorstaan.
Wij verbeelden ons vaak, dat we ons eigen leven vorm moeten
geven en dat we onze eigen waarheid moeten scheppen. Dat we in
het leven zelf wijs moeten worden: door vallen en opstaan.
Maar wat we daarbij misschien wel over het hoofd zien
is, dat een mens niet alleen van binnenuit wordt gevormd.
Er is ook nog zoiets als heilige ruimte, heilige tijd en
traditie: binnen die heilige ruimte en tijd kunnen onze ogen
opengaan voor een andere werkelijkheid dan die van louter de
feiten. Binnen de heilige ruimte worden soms nieuwe
levensmogelijkheden zichtbaar. God is niet overal en altijd
aanwezig. De verhalen vertellen ons over het mysterie, dat de
wonderen juist daar gebeuren waar mensen zich bevinden binnen
de ruimte van het heilige. Dat klinkt mysterieus. Ja - dat ís
het mysterie van de godsdienst.
Misschien bestaat God, bestaat Christus wel alleen binnen de
heilige ruimte van het geloof. Maar daarmee is niet gezegd,
dat de heilige ruimte niet een heel concrete, tastbare,
ervaarbare werkelijkheid is, die opgeroepen wordt in verhalen,
in rituelen, in gebed.
Bestaat uw woord
buiten de tijd?
Worden wij nog een geslacht
dat u hoort, terwijl de aarde blijft staan?
Uw woord, uw aarde. En ik:
dienaar van beide.
Als er in uw waarheid
niet ook vreugde voorkwam
was ik allang vergaan.
Maar: ik kan niet vergeten
dat ik leef: ook dat
is uw waarheid.
Al hoor ik uw antwoorden niet:
ik zoek ze.
Zoveel is er
om mij te vernielen
maar ik ben op uw sporen bedacht.
Aan alles op aarde
kan ik mijn einde zien:
maar uw waarheid is wijder.
(Psalm 119: lamed - in de bewerking van Lloyd Haft).
Wat wij hier doen - als gemeente bij elkaar komen in de naam
van Christus - is niet alleen de uitdrukking van ons verlangen
naar inzicht; het drukt ook uit dat wij beseffen dat het tot
onze levensopdracht behoort, om door te geven dat er een
werkelijkheid is waarin begrippen als verzoening, aanvaarding,
roeping hun betekenis krijgen. En als er één ding is waar een
gemeente voor staat, dan is het wel de opdracht om steeds
opnieuw de ruimte te scheppen waarbinnen de mens de vreugde
kan zingen over de het bestaan, waarbinnen de mens zich kan
verzoenen met het lot, en waarbinnen de mens kan worden
bevrijd van alle zelfbeklag. Waarin de mens zèlf kan worden
tot het graan, dat wordt gezegend, gebroken en uitgedeeld.
I Koningen 17:2-16
Daarna kwam het woord van de Heer tot Elia: Ga van hier
oostwaarts, en verberg u bij de beek Krith, die in de Jordaan
uitmondt. Ge kunt uit die beek drinken, en ik heb de raven
geboden u daar van spijze te voorzien. Toen ging hij daarheen,
en deed wat de Heer hem had gezegd. Hij ging verblijf houden
bij de beek Krith, die in de Jordaan uitmondt. De raven
brachten hem 's ochtends brood en vlees, en hij dronk uit de
beek.
Maar na verloop van tijd droogde de beek uit, omdat er geen
regen in het land gevallen was. Toen kwam het woord van de
Heer tot Elia: Maak u gereed, ga naar Sarfath, dat aan Sidon
behoort, en houd daar verblijf. Zie, ik heb daar een weduwe
geboden u te verzorgen. Daarop maakte hij zich gereed en ging
naar Sarfath. Toen hij bij de stadspoort kwam, zie, daar was
een weduwe bezig hout te sprokkelen. En hij riep haar toe en
zei: Haal mij toch in een kruik wat water om te drinken. Toen
zij het ging halen riep hij haar na en zei: Breng mij ook wat
brood mee. Daarop zei zij: Zo waar de Heer, uw God, leeft - ik
heb geen brood, maar enkel een handvol meel in de pot en wat
olie in de kruik. En zie, ik ben bezig om wat hout te
sprokkelen. Dan wil ik het thuis voor mij en mijn zoon gaan
bereiden, en als wij het gegeten hebben, dan moeten wij maar
sterven. Maar Elia zei tot haar: Vrees niet, ga het thuis
bereiden zoals ge gezegd hebt, maar bereid mij daarvan eerst
een kleine koek en breng mij die hier; voor u en uw zoon kunt
gij het later bereiden. Want zo zegt de Heer, de God van
Israël: Het meel in de pot zal niet opraken, en de olie in de
kruik zal niet ontbreken tot op de dag, waarop de Heer regen
zal geven op de aardbodem.
Daarop ging zij heen en deed zoals Elia gezegd had, en een
tijd lang at zij, evenals hij, en haar huis. Het meel in de
pot raakte niet op , en de olie in de kruik ontbrak niet, naar
het woord van de Heer, dat Hij door de dienst van Elia had
gesproken.
Marcus 8:1-7
In die dagen, toen er weer eens veel mensen bijeen waren en
zij niets te eten hadden, riep Jezus zijn leerlingen bij zich
en sprak tot hen: "ik heb medelijden met deze mensen, omdat
zij al drie dagen bij mij blijven, zodat zij nu zonder voedsel
zijn. Wanneer ik hen zonder eten naar huis laat gaan, zullen
zij onderweg bezwijken; sommigen van hen zijn van ver
gekomen." Zijn leerlingen antwoordden hem: "Waar kan iemand
hier op een zo eenzame plaats brood vandaan halen om hen te
verzadigen?" Hij vroeg hun: "Hoeveel broden hebt ge dan?"
"Zeven", antwoordden zij. Hij gelastte het volk op de grond te
gaan zitten. Toen nam hij de zeven broden, en na het dankgebed
brak hij ze en gaf ze aan zijn leerlingen om ze voor te zetten
aan het volk; en dat deden ze. Ze hadden ook nog wat visjes;
na de zegen erover uitgesproken te hebben zei hij, dat ze ook
die moesten voorzetten. De mensen aten tot ze verzadigd waren;
en aan de overgebleven brokken haalde men zeven manden op. Er
waren ongeveer vierduizend personen. Toen zond hij hen naar
huis. Terstond ging hij met zijn leerlingen scheep en kwam in
de streek Dalmanuta.
Terug naar het begin van deze pagina
Terug naar de REGISTERS.
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2003.