OVERDENKING
'Hoe lang zult ge nog treuren over Saul, terwijl ik hem heb
verworpen en hij geen koning meer zal zijn over Israël?' Met
deze woorden begint het verhaal over Samuël, de ziener, die de
goddelijke opdracht krijgt om op zoek te gaan naar een nieuwe
koning. Het zijn woorden, die al onmiddellijk tot denken
uitnodigen.
Om "ziener" te zijn blijkt niet zo eenvoudig. "Zien" heeft -
blijkens dit verhaal - te maken met het zien zoals God ziet.
Dat impliceert: niet terugzien; een kreatief zien; een uitzien
naar nieuwe kansen, nieuwe mogelijkheden, nieuwe
ontwikkelingen. Blijven staren naar wat er was, want zie: Ik
ga nieuwe dingen doen. Zien op die manier, dat is doorgaans
niet ons sterkste punt. Wij zijn - zeker naarmate we ouder
worden - eerder geneigd om terug te kijken. Om wel stil te
staan bij wat er was, bij wat ons ontviel. Om te evalueren hoe
onze wegen liepen, waarbij we maar al te vaak geneigd zijn om
ons wat te beklagen over al de pijn en moeite van onderweg.
Want het leven valt toch vaak niet mee!
Het goddelijke zien is ook "scherp zien"; dat heeft te maken
met de waarheid: wat is er wèrkelijk aan de hand? Wat wordt er
van mij verlangd? Samuël moet een nieuw koning zoeken. 'Hoe
kan ik dat doen?' - zegt Samuël. 'Als Saul het hoort,
vermoordt hij mij.' De waarheid wordt ons vaak niet in dank
afgenomen. Wie scherp ziet, wordt dikwijls als bedreigend
ervaren. Wie zou zich graag impopulair maken? Liever worden we
aardig gevonden. En misschien hebben we ook wel de neiging om
de ogen te sluiten voor de waarheid omtrent onszelf; willen we
maar liever niet onder ogen zien, wat er in onszelf - vaak
verborgen onder het stof van jaren - nog ligt aan onbetaalde
rekeningen. Of wat er onder de oppervlakte van van ons
dagbewustzijn schuilgaat: aan negatieve gevoelens, verwijten,
driften, aan egocentrisme, en aan overlevingsdrang. Willen we
wel wèrkelijk doorzien en doorzien worden? Zijn we bereid om
ons te laten kennen? Of alleen maar voorzover we eigenlijk wel
tevreden kunnen zijn over onszelf?
Maar de belangrijkste moeilijkheid voor wie "ziener" zou
willen zijn is toch wel om te kunnen "zien"! In het verhaal
over Samuël wordt ons gesuggereerd dat het een goddelijke gave
is. Bij het lezen van het verhaal over Samuël moest ik denken
aan een ander verhaal: het verhaal over de twee reuzen, die
een strijd uitvechten. De ene reus is zwakker dan de andere.
Maar desondanks ziet hij kans om steeds aan de winnende hand
te zijn. Dat komt, omdat hij een dwerg in zijn oor heeft, die
hem steeds nieuwe mogelijkheden influistert om weerstand te
kunnen blijven bieden. Het is, alsof ook Samuel zo'n dwerg in
zijn oor heeft, die hem behoedt voor misstappen.
'Ga niet af op zijn voorkomen of op zijn rijzige gestalte' -
zegt de stem. 'Hem wil ik niet. Want God ziet niet zoals een
mens ziet; een mens kijkt naar het uiterlijk, maar God naar
het hart.' En even later behoedt die mysterieuze stem hem
opnieuw: 'Zijn dit al uw jongens?' - vraagt Samuël aan Isaï.
Zó komt het, dat hij uiteindelijk alle broers te zien krijgt.
Hadden wij ook maar zo'n dwerg in ons oor!
====
Kunnen zien: daarover gaat ook Het andere verhaal van
vanochtend. De blinde, die graag zou graag willen zien! Een
moedig mens! Wie wil er nu zien!? Want zien is toch:
- niet blijven staren op wat er was
- gespitst zijn op je kansen en mogelijkheden
- je laten kennen, en niet onderduiken in de grauwe menigte.
Niet: je onzichtbaar maken.
Bar-Timaeus heeft de moed om te roepen! Hij roept het uit:
kijk mij! De volgelingen van Jezus zijn verstoord: zij zijn
daar niet van gediend. Daarom spreken ze hem bestraffend toe
en proberen hem het zwijgen op te leggen.
De bijbel is soms wonderlijk tegenstrijdig: nu eens lees je,
dat je je niet op de voorgrond moet plaatsen: je moet niet op
een stoel vooraan willen zitten. Stel je maar liever
bescheiden op: dan zal de goede gastheer vroeg of laat vanzelf
bij je komen en je de plaats wijzen die je toekomt. Maar in
dit verhaal ligt het anders: de blinde roept - en zijn roepen
heeft effect. De boodschap lijkt te zijn, dat een mens mag
roepen! Het kan van levensbelang zijn. Laat je zien! Maak
kenbaar wie je bent, waar je zo aan lijdt! Die
tegenstrijdigheden in de bijbel maken ook duidelijk dat het
Christendom niet samenvalt met een ethiek, een moraal. Waar
het steeds om draait is: de vraag naar het mysterie - het
geheim.
'Jezus stond stil en zei: roept hem.' Zit er niet een
geheimzinnig verband tussen dat roepen van de blinde en
geroepen worden door Jezus? De roepende wordt geroepen. Wie
roept, wordt zelf ook geroepen. Dit valt niet uit te leggen.
Hier wordt een tipje opgelicht van de sluier van het mysterie
van het geloof: in het roepen ligt het geroepen zijn als het
ware besloten. Waar komt dat roepen uit voort? Abel Herzberg
zegt ergens: "Er zijn mensen die zingen, niet omdat zij willen
zingen, maar omdat er een stem in hen oprijst - zo zijn er ook
mensen die geloven, niet uit angst, niet uit hoop op beloning,
maar omdat zij krachtens hun wezen niet anders kunnen."
De bronnen van ons bestaan zijn dieper dan wij kunnen
bevatten. Religieuze ervaringen zijn niet in te passen in de
wet van oorzaak en gevolg. Wij denken vaak dat zo ongeveer
alles te begrijpen is - als het maar duidelijk wordt
uitgelegd. Maar dát is een vergissing, zeker waar het het
geloof betreft. Er zijn heel veel dingen, die niet uit te
leggen vallen. Waar komt ons willen vandaan? Hoe kan het dat
muziek ons soms kan bevrijden en als het ware kan uittillen
boven alle pijn en zorg? Wie kan verklaren, dat je soms zo
heel anders, als herboren uit een gebed tevoorschijn kan
komen? Hoe kan het dat mensen vredig sterven? Ja, wie kan
uitleggen dat het ons vrij staat om iets te willen, terwijl we
ook in staat zijn om het niet te willen? Psychologen,
wetenschappers, filosofen: allen proberen om op zulke vragen
antwoorden op te geven. Maar zijn die antwoorden ooit de
laatste waarheid? In het beste geval zijn het denkmodellen,
generalisaties die ons mogelijk kunnen helpen om de
werkelijkheid wat te ordenen. Maar waarom ik iets wil, voel of
ervaar: dat wordt er niet mee verklaard.
Het roepen van de blinde zet alles in gang: Jezus staat stil
en ziet de blinde. Nog eens wordt naar het mysterie verwezen:
wie wordt gezien, wordt ziende! Gemeente: ook dat klinkt
paradoxaal. Tóch zijn het zulke ongerijmdheden, waar het
geloof op stoelt. Het geloof wortelt in ervaring: de
onverklaarbare ervaring van mensen door de eeuwen heen. Soms
komt het me voor dat de kerk in de loop der eeuwen de schat,
die zij moest bewaren, is kwijtgeraakt. Men is er al te zeer
van overtuigd geraakt dat alles moet kunnen worden verwoord,
dat alles moet kunnen worden verklaard en uitgelegd. Ja, de
hele werkelijkheid dreigt op die manier te worden gereduceerd
tot wat we kunnen snappen. Maar wordt daarmee juist dat wat
van het grootste belang, een onmiskenbaar deel van de
ervaarbare werkelijkheid, niet miskend, genegeerd? Zou niet
veel kerkverlating daardoor zijn veroorzaakt? Zou de groeiende
belangstelling voor oosterse wijsheid, new age, en zoveel
andere vormen van spiritualiteit niet kunnen samenhangen met
het feit dat de kerk het mysterie heeft verdonkeremaand?
Het roepen van Bar-Timaeus zet alles in gang. Iets in hem zegt
dat hij het recht heeft om te roepen: bidden, zingen, uiting
geven aan het diepe verlangen, stem geven aan het lijden,
vragend uitzien naar vrede, naar harmonie, naar een verzoend
raken met het aangevochten bestaan. Het roepen om God. God,
onze God, is een God die ons uitleidt, die bevrijdt. Die
deuren opent waar wij die niet zouden hebben verwacht, deuren
waarover Leo Vroman het heeft ervaren:
Er zijn reusachtige deuren
die alleen in gedachten bestaan
maar waarachter dingen gebeuren
die geen mens kan hebben gedaan.
Daar glanzen de marmeren zalen
afwezigheden komen daar voor en
echo's die niets herhalen
maar stemloos stijgen en dalen
en geen geluid laten horen.
Eeuwige: maak ons tot zieners,
ruim van geest,
open voor uw heilige nabijheid.
AMEN.
* De eerste lezing: I Samuël 16, 1-13.
Daarom sprak God tot Samuël: 'Hoe lang zult ge nog treuren
over Saul, terwijl ik hem heb verworpen en hij geen koning
meer zal zijn over Israël? Vul een hoorn met olie: ik zend u
naar Isaï de Bethlehemiet, want één van diens zonen heb ik
voor het koningschap bestemd.' Maar Samuël zei: 'Hoe kan ik
dat doen? Als Saul het hoort, vermoordt hij mij.' God
antwoordde: 'Gij neemt een kalf mee en gij zegt dat ge komt om
aan God te offeren. Gij moet Isaï bij het offer uitnodigen en
ik zal u dan wel te kennen geven wat ge moet doen: degene die
ik aanwijs moet ge zalven.' Samuël deed wat God bevolen had.
Toen hij in Bethlehem kwam liepen de oudsten van de stad
hem ontsteld tegemoet en vroegen: 'Uw komst betekent toch
niets kwaads?' Hij antwoordde: 'Niets dan goeds. Ik ben
gekomen om aan God te offeren: zorgt dat u heilig bent en komt
dan met mij ten offer.' Hij droeg er zorg voor dat Isaï en
zijn zonen zich heiligden en riep hen bijeen voor het offer.
Toen zij aankwamen viel zijn blik op Eliab en hij dacht: 'Die
daar voor God staat is ongetwijfeld zijn gezalfde!' Maar God
zei tot Samuël: 'Ga niet af op zijn voorkomen of zijn rijzige
gestalte; hem wil ik niet. Want God ziet niet zoals een mens
ziet; een mens kijkt naar het uiterlijk, maar God naar het
hart.' Toen riep Isaï Abinadab en stelde hem aan Samuël voor,
maar Samuël zei: 'Ook hem heeft God niet uitverkoren.' Toen
stelde Isaï Samma voor maar Samuël zei: 'Ook hem heeft God
niet uitverkoren.' Zo stelde Isaï zeven van zijn zonen aan
Samuël voor, maar Samuël zei tot Isaï: 'Geen van hen heeft God
uitverkoren.' Daarop vroeg hij aan Isaï: 'Zijn dat al uw
jongens?' Hij antwoordde: 'Alleen de jongste ontbreekt; die
hoedt de schapen.' Toen zei Samuël tot Isaï: 'Laat die dan
halen, want we gaan niet aan tafel voordat hij hier is.' Isaï
liet hem dus halen. De jongen was rossig, had mooie ogen en
een prettig voorkomen. Nu zei God: 'Hem moet ge zalven: hij is
het.' Samuël nam dus de hoorn met olie en zalfde hem temidden
van zijn broers. Sedert die dag was de geest van God vaardig
over David. Daarna vertrok Samuël en ging naar Rama.
Evangelielezing: Marcus 10, 46-52.
En zij kwamen te Jericho. En toen hij (Jezus) met zijn
discipelen en een talrijke schare uit Jericho vertrok, zat de
zoon van Timaeus, Bartimaeus, een blinde bedelaar, aan de weg.
En toen hij hoorde, dat het Jezus van Nazareth was, begon hij
te roepen en te zeggen: Zoon van David, Jezus, heb medelijden
met mij! En velen bestraften hem, opdat hij zwijgen zou. Doch
hij riep deste meer: Zoon van David, heb medelijden met mij!
En Jezus stond stil en zei: roept hem. En zij riepen de blinde
en zeiden tot hem: houd moed, sta op, hij roept u. Toen wierp
hij zijn mantel af, sprong op en ging naar Jezus. En Jezus
antwoordde en zei tot hem: wat wilt gij dat ik u doen zal? De
blinde zei tot hem: Rabboeni dat ik ziende worde! En Jezus zei
tot hem: ga heen, uw geloof heeft u behouden. En terstond werd
hij ziende en volgde hem op de weg.
Terug naar het begin van deze pagina
Terug naar de REGISTERS.
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2003.