GEDENKEN?
Een dag van gedenken. Stil staan bij hen die er niet meer bij
zijn is ook: stil staan bij de grenzen van ons weten. Wat
begrijpen wij van het bestaan? Oppervlakkig gezien heeft de
schrijver van het boek prediker misschien wel gelijk: het is
net of alles in deze wereld gewoon doorgaat. Of er geen begin
is en geen einde, maar alleen een eeuwige wederkeer. Nooit
iets nieuws onder de zon! Voor sommigen is deze gedachte
troostrijk: omdat ook de dood niet in staat is, om het
levensproces werkelijk te verstoren. Er zijn ook mensen voor
wie de zienswijze van prediker deprimerend is. Wat is de zin
van een mensenleven, van al ons doen en laten, wanneer alles
tóch gewoon doorgaat? Is een mens dan niet uniek?
Onherhaalbaar? Je zou haar woorden ook kunnen lezen als
uitdrukking van het niet-begrijpen: wat zit hier achter?
Als een geliefde sterft zou je eigenlijk willen, dat de hele
wereld stokt. Dat alles, al was het maar even, stil gaat staan
uit verbijstering. Maar zo is het niet: alles gaat gewoon door
- alsof er niets is gebeurd. Oppervlakkig gezien is de dood
doodnormaal. Tegelijkertijd ervaren we de dood en onze
sterfelijkheid als heel ingrijpend; bepalend voor heel ons
bestaan.
De oppervlakkige kijk op de wereld is dus bedriegelijk: net
zoals de oppervlakte van een stil meer bedriegelijk kan zijn.
Onbeweeglijk weerspiegelt het de helderheid van de lucht en
de silouhetten van het landschap langs de oever. Maar
door die weerspiegeling worden de geheimen van de duistere
diepte, worden de bronnen die het meer in stand houden aan het
oog onttrokken. Zo is het ook met de dood: oppervlakkig gezien
is het heel gewoon. Maar: welke geheimen zijn verborgen onder
de oppervlakte? Wat maakt de dood duidelijk over het leven?
Waar komen woorden vandaan, zoals we die lazen in de brief aan
de Hebreëen? Die moeten toch wel opborrelen uit wat mensen
ervaren hebben aan het leven en het sterven? Wat valt er in het licht
van God te zeggen over de eindigheid van ons bestaan?
Drie gedachten wil ik U daarover aanreiken.
GEDENKEN ALS BIJDRAGE AAN DE VOLTOOIING
We gedenken hen die zijn overleden. Hoe je ook betrokken
bent op hen, die er niet meer zijn: niet te ontkennen valt dat
jij een deel bent van het verhaal, dat bepaalt wie de
overledene is en hoe hij of zij de geschiedenis ingaat. Ons
leven is dan wel eindig. Maar met het bereiken van de grens is
het nog niet voltooid. Er wordt wel eens gezegd, dat het leven
uiteindelijk voltooid moet worden in Gods hand. Komt daarin
niet ons diepste verlangen tot uitdrukking, dat we niets
liever zouden willen dan dat ons verhaal ooit volledig gekend
zal zijn?
Het doet denken aan het sprookje over de prinses, die voor
straf in een herberg moet werken; maar nooit mag ze de
maaltijd opdienen, voordat ze aan de gast heeft gevraagd om
zijn/haar hele levensverhaal te vertellen. Zou dat een beeld
van de hemel zijn? De plaats waar een mens op verhaal komt, en
waar uiteindelijk alles wat gezegd moest worden wordt gezegd?
Als wij gedenken: doen wij dat dan niet ook om aan de
overledene recht te doen - en al datgene woordeloos neer te
leggen en toe te voegen aan de geschiedenis wat wij bewaren?
Wat voorbij is aan woorden en niet gezegd kan worden is dikwijls juist
datgene dat het meest wezenlijke is van wie die ander is, was
en ook altijd zal blijven. Zou ons gedenken dan niet een
bijdrage aan de voltooiïng van het leven? Dat brengt
ons bij een volgende gedachte.
WE MOGEN WETEN DAT HET LEVEN BIJ GOD GEZEGEND IS.
"Het geloof is de
vaste grond van wat wij hopen, het overtuigt ons van de
wèrkelijkheid van de onzichtbare dingen." In het geloof draait
alles om de onzichtbare werkelijkheid! Om datgene wat
verborgen is onder de oppervlakte: daarom kun je er eigenlijk
alleen maar in beelden, in verhalen over spreken. De maaltijd,
die in de herberg wordt aangericht, vormt het einde van de
reis. Ligt daarin niet het vertrouwen besloten, dat - hoe dan
ook - ons leven gezegend is?
In de Remonstrantse geloofsbelijdenis van 1941 staat te lezen: "Jezus
Christus, beeltenis van Gods heilig Wezen (...) brengt
ons Gods eeuwige liefde nabij, die vergeeft en verzoent." Het
woord "beeltenis" in het grieks terugvertaald is "ikoon".
U ziet hier de beeltenis van Jezus Christus: teken van vergeving
en verzoening, vergeving van alles wat niet goed was, wat
inging tegen de intentie van de geest.
Hoe een leven ook liep, hoe ons leven ook loopt: de vraag alles om draait is
waar ons leven in verankerd is. Niet in de logica. We weten
maar al te goed, dat ons leven niet verloopt volgens de wetten
van de causaliteit. We weten dan ook maar al te goed dat ons
leven onvoorspelbaar is. En dat wij wel kunnen wikken en wegen...,
en toch maar al te vaak moeten vertrouwen op de 'voorzienigheid' -
wat dat dan ook is. In tastend geloof spreken we uit dat
dit wezenlijk hoort bij mens-zijn; dat het onze
levensopdracht is om binnen dat kader te leven - ons biddend
een weg te zoeken - op hoop van zegen. Wie dat aandurft en
aanvaardt: aanvaardt die daarmee niet zijn levensopdracht? Is
dat niet waar het om gaat als beleden wordt: Jezus Christus
"brengt ons Gods eeuwige liefde nabij, die vergeeft en
verzoent"? Leven uit vertrouwen is: een leven dat verankerd is
in het geloof dat ons leven bij God, de God die oplicht in
Jezus, is gezegend. Dit brengt ons bij een derde en laatste overweging.
HET GEDENKEN VAN GOD
Ook in de bijbel valt vaak het woord "gedenken". Met name in
verhalen over God. God gedenkt Abraham, God gedenkt Lot, God
gedenkt Noach, God gedenkt de kinderen van Israël in Egypte...
Maar het gedenken van God vormt in die verhalen altijd het
begin van een nieuwe geschiedenis: God "ziet" - al gedenkend
steeds nieuw mogelijkheden en kansen, en schept daarmee
toekomst. We geneigd te denken, dat onze herinneringen behoren
bij het verleden, en dat onze fantasieën horen bij de
toekomst: maar - zou het zo kunnen zijn dat we daarmee twee
dingen uit elkaar halen, die bij elkaar horen? Wij zijn onze
herinneringen: nu, hier, op dit moment. Zij vormen het
verhaal, dat ons heeft gemaakt tot wie wij nú zijn. Maar
daarmee is ook gezegd dat onze toekomst, onze kansen en
mogelijkheden wezenlijk worden bepaald door wie wij zijn
geworden - mede dankzij hen die er niet meer zijn en op wier
schouders wij staan. Zo zullen ook wij ooit het fundament
blijken te zijn voor hen die na ons komen. Wanneer God zich
mensen te binnen brengt is dat steeds het begin van iets
nieuws. Kan dit voor ons een bron zijn voor inspiratie? Kunnen
wij voortzetten, wat werd afgebroken? Redden wat verloren
dreigt te gaan?
TOT SLOT...
We besluiten deze overweging met een gedicht, geschreven door
Loes Marijnissen: over de diepte, over het mysterie, over de
wèrkelijkheid van de onzichtbare dingen, het hart van de
stilte:
Hart van de stilte
ben jij,
licht in de ogen
van mensen
en dieren,
adem van planten,
licht van mijn licht,
licht dat mijn schaduw draagt
ook als ik het niet zie
jij die in de stilte
zwijgt
fluistert
spreekt
mij brengt bij mijn diepste naam
jij die in de stilte
alle leven omvat
en liefde wil
dat mijn leven
jou mag eerbiedigen
in alles jouw adem mag voelen
vol eerbied mag zijn.
AMEN.
DE LEZINGEN WAREN:
Prediker: 1, 4-11
Geslachten gaan, geslachten komen, maar de aarde blijft altijd
bestaan. De zon komt op, de zon gaat onder, en altijd snelt ze
naar de plaats waar ze weer op zal gaan. De wind waait naar
het zuiden, dan draait hij naar het noorden. Hij draait en
waait en draait, en al draaiend waait de wind weer terug. Alle
rivieren stromen naar de zee, en toch raakt de zee niet vol.
De rivieren keren om, ze gaan weer naar de plaats vanwaar ze
komen, en beginnen weer opnieuw te stromen. Alles is
vermoeiend, zo zeer dat er geen woorden voor te vinden zijn.
De ogen van een mens kijken, en vinden geen rust, zijn oren
horen, en ze blijven horen. Wat er was, zal er altijd weer
zijn, wat er is gedaan, zal altijd weer worden gedaan. Er is
niets nieuws onder de zon. Wanneer men van iets zegt: "Kijk
eens, iets nieuws," dan is het altijd iets dat er sinds lang
vervlogen tijden is geweest. De vroegere geslachten zijn
vergeten, en ook de komende geslachten zullen weer worden
vergeten.
Hebreeën-brief: 11, 1 - 3.
Wat is het geloof? Het geloof is de vaste grond van wat wij
hopen, het overtuigt ons van de wèrkelijkheid van de
onzichtbare dingen. Om hun geloof zijn de ouden met ere
vermeld. Geloof doet ons zien, dat het heelal tot stand is
gekomen door Gods woord, zodat het zichtbare ontstaan is uit
het onzichtbare.
Terug naar het begin van deze pagina
Terug naar de REGISTERS.
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2003.