"EEUWIGHEIDSZONDAG": EEN DAG VAN GEDENKEN

Eén maal per jaar gedenken we in een dienst de overledenen. In dankbaarheid voor wat ons werd geschonken in het leven van de lieve mensen die er niet meer zijn, en in verbondenheid met degenen die achterbleven en met hen die rouwen om het verlies van een naaste, willen wij vandaag stilstaan bij de betekenis van de dood. "Overal komt, waar het leven kwam, de Dood. Hij breekt het kostbare broze leven af", aldus het oude Remonstrantse liedboek, dat in 1943 verscheen. De dood vormt één van de grote mysteriën die ons bestaan bepalen. Hoe ervaren wij dit geheim? Valt er wel te leven met de dood? Hoe kan een mens ooit vrede hebben met het eindige bestaan? En wat valt er in het licht van God en van het evangelie over leven en dood te zeggen? Zulke vragen zijn het, waarover we vandaag onze gedachten willen laten gaan.

OVERWEGING GEHOUDEN TIJDENS DE DIENST
VAN DE REMONSTRANTSE GEMEENTE TE ZWOLLE OP 7 NOVEMBER 2003

De lezingen waren:
Prediker 1: 4-11
Hebreeën 11: 1-3

GEDENKEN?
Een dag van gedenken. Stil staan bij hen die er niet meer bij zijn is ook: stil staan bij de grenzen van ons weten. Wat begrijpen wij van het bestaan? Oppervlakkig gezien heeft de schrijver van het boek prediker misschien wel gelijk: het is net of alles in deze wereld gewoon doorgaat. Of er geen begin is en geen einde, maar alleen een eeuwige wederkeer. Nooit iets nieuws onder de zon! Voor sommigen is deze gedachte troostrijk: omdat ook de dood niet in staat is, om het levensproces werkelijk te verstoren. Er zijn ook mensen voor wie de zienswijze van prediker deprimerend is. Wat is de zin van een mensenleven, van al ons doen en laten, wanneer alles tóch gewoon doorgaat? Is een mens dan niet uniek? Onherhaalbaar? Je zou haar woorden ook kunnen lezen als uitdrukking van het niet-begrijpen: wat zit hier achter?

Als een geliefde sterft zou je eigenlijk willen, dat de hele wereld stokt. Dat alles, al was het maar even, stil gaat staan uit verbijstering. Maar zo is het niet: alles gaat gewoon door - alsof er niets is gebeurd. Oppervlakkig gezien is de dood doodnormaal. Tegelijkertijd ervaren we de dood en onze sterfelijkheid als heel ingrijpend; bepalend voor heel ons bestaan.

De oppervlakkige kijk op de wereld is dus bedriegelijk: net zoals de oppervlakte van een stil meer bedriegelijk kan zijn. Onbeweeglijk weerspiegelt het de helderheid van de lucht en de silouhetten van het landschap langs de oever. Maar door die weerspiegeling worden de geheimen van de duistere diepte, worden de bronnen die het meer in stand houden aan het oog onttrokken. Zo is het ook met de dood: oppervlakkig gezien is het heel gewoon. Maar: welke geheimen zijn verborgen onder de oppervlakte? Wat maakt de dood duidelijk over het leven? Waar komen woorden vandaan, zoals we die lazen in de brief aan de Hebreëen? Die moeten toch wel opborrelen uit wat mensen ervaren hebben aan het leven en het sterven? Wat valt er in het licht van God te zeggen over de eindigheid van ons bestaan?

Drie gedachten wil ik U daarover aanreiken.

GEDENKEN ALS BIJDRAGE AAN DE VOLTOOIING
We gedenken hen die zijn overleden. Hoe je ook betrokken bent op hen, die er niet meer zijn: niet te ontkennen valt dat jij een deel bent van het verhaal, dat bepaalt wie de overledene is en hoe hij of zij de geschiedenis ingaat. Ons leven is dan wel eindig. Maar met het bereiken van de grens is het nog niet voltooid. Er wordt wel eens gezegd, dat het leven uiteindelijk voltooid moet worden in Gods hand. Komt daarin niet ons diepste verlangen tot uitdrukking, dat we niets liever zouden willen dan dat ons verhaal ooit volledig gekend zal zijn?
Het doet denken aan het sprookje over de prinses, die voor straf in een herberg moet werken; maar nooit mag ze de maaltijd opdienen, voordat ze aan de gast heeft gevraagd om zijn/haar hele levensverhaal te vertellen. Zou dat een beeld van de hemel zijn? De plaats waar een mens op verhaal komt, en waar uiteindelijk alles wat gezegd moest worden wordt gezegd?
Als wij gedenken: doen wij dat dan niet ook om aan de overledene recht te doen - en al datgene woordeloos neer te leggen en toe te voegen aan de geschiedenis wat wij bewaren? Wat voorbij is aan woorden en niet gezegd kan worden is dikwijls juist datgene dat het meest wezenlijke is van wie die ander is, was en ook altijd zal blijven. Zou ons gedenken dan niet een bijdrage aan de voltooiïng van het leven? Dat brengt ons bij een volgende gedachte.

WE MOGEN WETEN DAT HET LEVEN BIJ GOD GEZEGEND IS.
"Het geloof is de vaste grond van wat wij hopen, het overtuigt ons van de wèrkelijkheid van de onzichtbare dingen." In het geloof draait alles om de onzichtbare werkelijkheid! Om datgene wat verborgen is onder de oppervlakte: daarom kun je er eigenlijk alleen maar in beelden, in verhalen over spreken. De maaltijd, die in de herberg wordt aangericht, vormt het einde van de reis. Ligt daarin niet het vertrouwen besloten, dat - hoe dan ook - ons leven gezegend is?
In de Remonstrantse geloofsbelijdenis van 1941 staat te lezen: "Jezus Christus, beeltenis van Gods heilig Wezen (...) brengt ons Gods eeuwige liefde nabij, die vergeeft en verzoent." Het woord "beeltenis" in het grieks terugvertaald is "ikoon". U ziet hier de beeltenis van Jezus Christus: teken van vergeving en verzoening, vergeving van alles wat niet goed was, wat inging tegen de intentie van de geest.
Hoe een leven ook liep, hoe ons leven ook loopt: de vraag alles om draait is waar ons leven in verankerd is. Niet in de logica. We weten maar al te goed, dat ons leven niet verloopt volgens de wetten van de causaliteit. We weten dan ook maar al te goed dat ons leven onvoorspelbaar is. En dat wij wel kunnen wikken en wegen...,
en toch maar al te vaak moeten vertrouwen op de 'voorzienigheid' - wat dat dan ook is. In tastend geloof spreken we uit dat dit wezenlijk hoort bij mens-zijn; dat het onze levensopdracht is om binnen dat kader te leven - ons biddend een weg te zoeken - op hoop van zegen. Wie dat aandurft en aanvaardt: aanvaardt die daarmee niet zijn levensopdracht? Is dat niet waar het om gaat als beleden wordt: Jezus Christus "brengt ons Gods eeuwige liefde nabij, die vergeeft en verzoent"? Leven uit vertrouwen is: een leven dat verankerd is in het geloof dat ons leven bij God, de God die oplicht in Jezus, is gezegend. Dit brengt ons bij een derde en laatste overweging.

HET GEDENKEN VAN GOD
Ook in de bijbel valt vaak het woord "gedenken". Met name in verhalen over God. God gedenkt Abraham, God gedenkt Lot, God gedenkt Noach, God gedenkt de kinderen van Israël in Egypte... Maar het gedenken van God vormt in die verhalen altijd het begin van een nieuwe geschiedenis: God "ziet" - al gedenkend steeds nieuw mogelijkheden en kansen, en schept daarmee toekomst. We geneigd te denken, dat onze herinneringen behoren bij het verleden, en dat onze fantasieën horen bij de toekomst: maar - zou het zo kunnen zijn dat we daarmee twee dingen uit elkaar halen, die bij elkaar horen? Wij zijn onze herinneringen: nu, hier, op dit moment. Zij vormen het verhaal, dat ons heeft gemaakt tot wie wij nú zijn. Maar daarmee is ook gezegd dat onze toekomst, onze kansen en mogelijkheden wezenlijk worden bepaald door wie wij zijn geworden - mede dankzij hen die er niet meer zijn en op wier schouders wij staan. Zo zullen ook wij ooit het fundament blijken te zijn voor hen die na ons komen. Wanneer God zich mensen te binnen brengt is dat steeds het begin van iets nieuws. Kan dit voor ons een bron zijn voor inspiratie? Kunnen wij voortzetten, wat werd afgebroken? Redden wat verloren dreigt te gaan?

TOT SLOT...
We besluiten deze overweging met een gedicht, geschreven door Loes Marijnissen: over de diepte, over het mysterie, over de wèrkelijkheid van de onzichtbare dingen, het hart van de stilte:

Hart van de stilte
ben jij,
licht in de ogen
van mensen
en dieren,
adem van planten,
licht van mijn licht,
licht dat mijn schaduw draagt
ook als ik het niet zie

jij die in de stilte
zwijgt
fluistert
spreekt
mij brengt bij mijn diepste naam
jij die in de stilte
alle leven omvat
en liefde wil

dat mijn leven
jou mag eerbiedigen
in alles jouw adem mag voelen
vol eerbied mag zijn.
AMEN.

DE LEZINGEN WAREN: Prediker: 1, 4-11

Geslachten gaan, geslachten komen, maar de aarde blijft altijd bestaan. De zon komt op, de zon gaat onder, en altijd snelt ze naar de plaats waar ze weer op zal gaan. De wind waait naar het zuiden, dan draait hij naar het noorden. Hij draait en waait en draait, en al draaiend waait de wind weer terug. Alle rivieren stromen naar de zee, en toch raakt de zee niet vol. De rivieren keren om, ze gaan weer naar de plaats vanwaar ze komen, en beginnen weer opnieuw te stromen. Alles is vermoeiend, zo zeer dat er geen woorden voor te vinden zijn. De ogen van een mens kijken, en vinden geen rust, zijn oren horen, en ze blijven horen. Wat er was, zal er altijd weer zijn, wat er is gedaan, zal altijd weer worden gedaan. Er is niets nieuws onder de zon. Wanneer men van iets zegt: "Kijk eens, iets nieuws," dan is het altijd iets dat er sinds lang vervlogen tijden is geweest. De vroegere geslachten zijn vergeten, en ook de komende geslachten zullen weer worden vergeten.

Hebreeën-brief: 11, 1 - 3.

Wat is het geloof? Het geloof is de vaste grond van wat wij hopen, het overtuigt ons van de wèrkelijkheid van de onzichtbare dingen. Om hun geloof zijn de ouden met ere vermeld. Geloof doet ons zien, dat het heelal tot stand is gekomen door Gods woord, zodat het zichtbare ontstaan is uit het onzichtbare.

Terug naar het begin van deze pagina

Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2003.