PREEK GEHOUDEN TIJDENS DE DIENST OP 29 FEBRUARI 2004, DE EERSTE ZONDAG VAN DE VEERTIGDAGENTIJD, TIJDENS DE DIENST VAN DE REMONSTRANTSE GEMEENTE HOOGEVEEN

HET GELAAT VAN CHRISTUS:
Detail van 'de opwekking van Lazarus', zoals afgebeeld in de kathedraal van Chichester (ong. 1100 n. Chr.)


De lezingen waren:I Koningen 19: 1-8
Lucas 4: 1-13

Van de weg afraken: daarover gaan de verhalen, die we vanochtend hebben gelezen. Elia ontvlucht het tien-stammen-rijk, waar koning Achab de scepter zwaait. Hij heeft een daad gesteld, die hem zijn leven kan kosten. Dat dwingt hem ertoe, althans in zijn eigen ogen, om op te houden met waar hij mee bezig was. Om zijn levensopdracht te laten voor wat die was. Zijn levensopdracht ligt besloten in zijn naam: Elia. (El is JHWH, ofwel: God? Jahweh is God!). Zijn levenstaak is de strijd tegen afgoden.

En Jezus? Jezus is zojuist gedoopt in de Jordaan, de doodsrivier; en hij heeft een Stem gehoord, die riep: "Jij bent mijn zoon, mijn geliefde, in wie ik behagen heb". Die woorden vormen zijn levensopdracht: om te leven als een kind van God. Maar kort nadat die woorden hebben geklonken, klinkt er een tegenstem: weet je dat nu wel zeker? Is dat wat je met je leven wilt? Realiseer je je, wat je daarmee misloopt? Het is een tegenstem, misschien wel ons tweede "ik", die twijfel zaait, verwarring sticht, ons afhoudt van datgene wat we eigenlijk zouden moeten zijn. Lucas vertelt dit verhaal aan het begin van zijn evangelie: ook als een soort programma voor zijn evangelie-boek. Lucas schrijft zijn evangelie om te laten zien, dat Jezus zich niet laat afbrengen van zijn weg. "Ik ben tot het besluit gekomen, na alles van meet af aan nauwkeurig te hebben nagegaan, dit in geregelde volgorde voor u op te schrijven": zó begint Lucas zijn evangelie. De weg van Jezus: dat is de weg van Galilea naar Jeruzalem. Vandaar dan ook dat Jeruzalem ook wordt genoemd aan het slot van de reeks verzoekingen.

Op deze zondag begint de veertigdagentijd, de tijd die voorafgaat aan Pasen. Veertig jaar trok het volk Israël door de woestijn: een ware beproeving! Veertig dagen verbleef Elia in diezelfde woestijn, in het gebied rond de berg Sinaï: meer dood dan levend. Veertig dagen ook verkeerde Jezus in de gruwelijke eenzaamheid: waarin het leven eigenlijk niet mogelijk is. De woestijn: dat is het rijk van de chaos, van de verwarring en van de dood. De oude Egyptenaren wisten dat al. Het was een plaats van beproeving. Eeuwenlang hebben monniken - in navolging van Jezus - de woestijn opgezocht: om er zichzelf te peilen, hun krachten te beproeven, hun grenzen te verkennen, en hun ziel te zuiveren van alles wat schadelijk is voor een mens, van alles wat er niet toe doet.

Wat wil het toch zeggen, dat we worden beproefd? Wie is het, die beproeft: is dat God? Is het de duivel? Waarom bidden we: leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze? Is de beproeving dan alleen negatief? En riskant? Je kunt immers het spoor bijster raken; op plaatsen komen waar je geen uitweg meer ziet; alle zin verliezen?

Het getal veertig is een symbool: het wil zoveel zeggen als "een leven lang". Feitelijk is ons hele bestaan één grote beproeving. "Was het mij niet beter gegaan, als ik niet had gedacht, niet had verwacht dat U er was?" - dicht Lloyd Haft. Zijn gedicht brengt haarscherp in beeld waar de beproeving in wezen uit bestaat: de aanvechting om te menen dat een mens beter af is zonder het geloof. Dat het geloof niet anders is dan een bedrieglijke illusie, een grondhouding die ons weinig goeds brengt.

Die beproeving bestaat daaruit, dat een mens verleidbaar is met als gevolg dat je niet op je bestemming komt. Dat weten we sedert mensenheugenis: Eva werd verleid door de slang en Adam door Eva, en Kain: ga zo maar door. Zogenaamd ligt het altijd aan "de boze", "het kwaad", of hoe je het verlokkelijke ook wilt etiketteren. Maar we weten maar al te goed dat het een stem is, die we in onszelf met ons meedragen. We dragen nu eenmaal verschillende "ikken" in onszelf met ons mee. En de vraag is altijd: wie ben ik werkelijk? En wat wil ik met mijn leven: waar wil ik uitkomen?

Je kunt het verhaal, dat Lucas vertelt over de verzoeking, heel kort samenvatten. Volgens hem draait het in ons leven om drie vragen: Waarvan leef ik? Wie aanbid ik? Waarop vertrouw ik? De verzoekingen hangen samen met onze dubbelhartigheid. Wat doet een mens zoal voor geld en bezit? Hoe gemakkelijk raak je ergens aan verslaafd? Ja, nu even, maar ik ga mijn leven beteren! Hoe gemakkelijk zijn we te paaien? "Water in de wijn doen", noemen we dat vergoelijkend: en we hopen in ons hart dat de anderen het niet merken. Nog duidelijker wordt het, als het gaat om ons lichaam: wanneer dat wordt aangetast, zijn we vaak tot veel bereid! Dat kun je aflezen aan de gigantische bedragen, die we met zijn allen over hebben voor gezondheidszorg. Misschien moet je een tijdje in de derde wereld hebben verkeerd, om te kunnen zien hoe ver wij daarin zijn doorgeschoten. Als "broeder ezel" het dreigt te begeven, raken we in paniek: misschien is dat ook wel de grootste beproeving van het ouder worden: het ontwakend besef, dat we eindige wezens zijn.

Maar ook in het maatschappelijk verkeer blijken we kwetsbaar te zijn: denk aan de angst voor verlating en eenzaamheid; wat doe je zoal, om maar wat aardig gevonden te worden? Hoeveel houd je achter je kiezen, omdat je afhankelijk bent - omdat een ander macht over je heeft? We zijn vaak tot veel bereid: met als gevolg scheefgroei in relaties en chantage-achtige praktijken.

Toch: tóch hoeven al die beproevingen niet alleen maar negatief te zijn. Ze horen bij het leven. De beproevingen maken een mens ervaren. Je leert jezelf en je eigen mogelijkheden kennen. Beproevingen kunnen een zuiverende werking hebben: door een crisis ontdekt een mens soms hoogten en diepten van bestaan, die hem een ander zicht geven op de werkelijkheid. Beproevingen kunnen je ook in staat stellen om je grenzen te leren bewaken: "Dit accepteer ik niet! Dit gaat me te ver!" En je aan het denken zetten: "Hoever gaat mijn trouw? Hoe lang ben ik bereid om de ander te verdragen? Hoe lang kan ik iemand te vertrouwen? Hoe vaak geef ik iemand het voordeel van de twijfel?

Tegen deze achtergronden bezien, worden de verhalen die we vanochtend lazen, van betekenis. "Niet van de weg afraken": dat heeft te maken met menswording. Met worden die je worden moet. Met je bestemming: een mens worden uit één stuk, die zichzelf niet meer verloochent.

De bede uit het onze Vader "leid mij niet in verzoeking maar verlos mij van het kwaad" lijkt me een ongelukkige formulering. Het moet zoiets betekenen als: laat mij niet omkomen in de verzoeking. Laat de woestijn, of het moeras, niet het einde zijn van mijn weg. Niet de plaats zijn waarin ik omkom. Maar leid mij daar doorheen. Ik geloof ook niet dat het zo bijbels is, om te menen dat het God is, die ons verleidt. Omdat wij mensen zijn, zijn wij verleidbaar. Waar in de bijbel wel over wordt gesproken, is: over God die ons hart peilt. Peilen is: uitvinden wie je bent, waar je voor staat, of waar je uiteindelijk voor kiest. De vrije wil impliceert de mogelijkheid, dat wij kiezen voor de weg die ons thuis brengt.

Waarvan leef ik? Wie aanbid ik? Waarop vertrouw ik? Huub Oosterhuis dichtte:

Herschep ons hart
heradem ons verstand
dat wij elkaar behoeden
en doen leven.
Maak ons tot uw gemeente
wees de stem
die ons geweten wekt -
verberg u niet.

Zijn we in staat om te luisteren naar die Stem, die ons geweten wekt? We zijn daar doorgaans niet zo goed in, denk ik. We zijn niet zelden nogal opportunistisch. Een Stem, die ons wil zuiveren en oproept tot nieuw leven? Misschien kunnen we zo gemeente zijn dat we elkaar een handje helpen en elkaar behoeden om af te dwalen van de rechte weg. Of is dat te optimistisch? Dat kan alleen als wij die Stem vertrouwen, als wij bidden om wijsheid, als we ons realiseren dat het leven ons is geschonken om samen waardig mens te zijn.

DE LEZINGEN:

Uit het eerste boek Koningen, hoofdstuk 19: 1 - 8
Toen Achab aan Izebel verhaalde wat Elia had gedaan en hoe hij al de profeten met het zwaard gedood had, zond Izebel een bode naar Elia om te zeggen: Zo mogen de goden doen, ja nog erger, indien ik morgen om deze tijd uw ziel niet gelijk zal maken aan de ziel van een hunner! Toen hij dat had vernomen, maakte hij zich gereed en ging weg om zijn leven te redden; en gekomen te Bersheba, dat tot Juda behoort, liet hij zijn knecht daar achter. Zelf echter trok hij een dagreis ver de woestijn in, ging zitten onder een brem en begeerde te mogen sterven. En hij zei: het is genoeg. Neem nu, Heer, mijn leven want ik ben niet beter dan mijn vaderen. Daarop legde hij zich neer en sliep in, onder een brem. Maar zie, daar raakte een engel van de Heer hem aan en zei: Sta op en eet. Toen hij rondkeek was daar, aan zijn hoofdeinde, een koek op gloeiende stenen gebakken en een kruik water. Hij at en dronk en legde zich weer neer. Maar opnieuw, voor de tweede keer, raakte de engel van de Heer hem aan, en zei: Sta op, eet, want de reis zou voor U te ver zijn. Toen stond hij op, at en dronk, en ging door de kracht van de spijs veertig dagen en veertig nachten tot aan de berg van God, Horeb (= Sinai).

Lucas 4: 1-13

Vervuld van de heilige Geest ging Jezus weer weg van de Jordaan; hij werd door de Geest naar de woestijn gevoerd, waar hij veertig dagen verbleef en door de duivel op de proef werd gesteld. Gedurende die dagen at Hij niets en toen ze voorbij waren, kreeg Hij honger. De duivel zei nu tot Hem: "Als Gij de zoon van God zijt, beveel aan die steen daar, dat hij in brood verandert." Jezus gaf hem ten antwoord: "Er staat geschreven: De mens leeft niet van brood alleen." Daarop voerde de duivel Hem omhoog en toonde Hem in een oogwenk alle koninkrijken van de wereld, en de duivel sprak tot Hem: "Heel dat machtsgebied met zijn heerlijkheid zal ik U geven, want het is mij in handen gesteld en ik geef het aan wie ik wil. Als Gij dus in aanbidding voor mij neervalt, zal het in zijn geheel van U zijn." Toen antwoordde Jezus hem: "Er staat geschreven: De Heer uw God zult Gij aanbidden en Hem alleen dienen." Daarna bracht de duivel Hem naar Jeruzalem, plaatste Hem op de bovenbouw van een tempelpoort en sprak tot Hem: "Als Gij de zoon van God zijt, werp U dan vanaf deze plaats naar beneden; want er staat geschreven: Aan zijn engelen zal Hij omtrent U het bevel geven U te beschermen en zij zullen U op de handen nemen, opdat ge uw voet niet stoot aan een steen." Maar Jezus gaf hem ten antwoord: "Er is gezegd: Gij zult de Heer uw God niet op de proef stellen." Toen gaf de duivel al zijn pogingen op om Hem van de weg af te brengen en verwijderde zich van Hem tot de vastgestelde tijd.

Terug naar het begin van deze pagina

Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2004.