Het lam Gods
Torcello (bij Venetië)
Het lam Gods geldt als het Christelijke symbool voor de verzoening tussen God en mensen


PREEK GEHOUDEN OP ZONDAG, 11 JULI 2004,
IN DE DIENST VAN DE REMONSTRANTSE GEMEENTE
TE DOESBURG

De lezingen waren:
Deuteronomium 30:9-14
Lucas: 10:25-37

PREEK

Gemeente,

"De AANWEZIGE zal terugkeren", aldus de schrijver van het boek Deuteronomium - wie die auteur dan ook maar geweest is. Waarschijnlijk was het iemand die leefde na de Babylonische ballingschap: in een tijd dat menigeen droomde over vroeger en over hoe het ooit was geweest; menigeen, die zich afvroeg of Jeruzalem ooit weer zou kunnen worden wat het eens was geweest. Lijkt die tijd op de onze? Dat valt altijd moeilijk te zeggen. Eén ding is wel duidelijk: dat ook in ons land nogal eens wordt teruggekeken naar tijden waarin nog niemand sprak over normen en waarden; waarin sociale zekerheid een vanzelfsprekendheid was. En waarin oorlog en geweld iets was, waarvan we dachten dat daar in Europa nooit geen sprake meer van zou kunnen zijn.

Maar de actualiteit laat iets anders zien: stromen mensen hierheen, met wie het niet goed gaat. Groeiende armoede. En een toename van geweld. Betrokkenheid bij oorlogen, met alle gevolgen van dien.

Je zou nog even kunnen denken dat alle ellende zich vertaalt in die toenemende armoede. Maar: het is ook niet alleen een kwestie van geld en goederen: wat met name zo zorgwekkend is, is dat de kloof toeneemt tussen mensen die het goed hebben en de mensen die het niet goed hebben. Bij die laatsten kun je denken aan ex-gevangenen, drugsverslaafden, psychisch zieken, vreemdelingen die zich gedwongen weten om zich onzichtbaar te maken, oude mensen die in een isolement raken, jonge mensen die het niet meer zien zitten en daarom kiezen voor een zwervend bestaan... In wat voor een wereld leven we?

"De AANWEZIGE zal terugkeren." Dat zijn profetische woorden, die hoop vertolken; woorden ook die getuigen van geloof, van vertrouwen in bronnen van heil - ook al zouden we niet weten hoe we die moeten aanboren. Maar ook woorden, die behoorlijk paradoxaal klinken. Enerzijds is daar de Godsnaam: de AANWEZIGE. Aanduiding van een dragende, bevrijdende krachtbron. Alsof het ondenkbaar is dat die er ooit niet zou zijn geweest! Maar tegelijkertijd de belofte: 'Hij zal terugkeren'. Zijn we dan iets kwijtgeraakt? Hebben we iets over het hoofd gezien?

"De AANWEZIGE zal terugkeren." Die woorden staan niet op zichzelf. Er staat nog iets bij: hij zal terugkeren, omdat wij terugkeren. Wat zou dat vandaag de dag kunnen betekenen? Wij zijn niet de Joden van toen, die letterlijk terugkeerden uit een ballingschap, om hun cultuur te restaureren. Onze situatie lijkt daar niet op. Of wel? "Terugkeren": heeft dat woord voor ons nog betekenis?

====

Er is een wetgeleerde: hij leeft al weer zo'n vierhonderd jaar later dan de schrijver van het boek Deuteronomium. Hij leeft in een tijd dat nog steeds wordt uitgezien naar wat de profeten beloofden. Want het is niet echt wat geworden met Jeruzalem. De ene verschrikking is gevolgd op de andere. En nog steeds wacht men op het heil. Er zijn mensen, die dat van Jezus van Nazareth verwachten. Maar onze wetgeleerde weet niet zo goed wat hij van deze Jezus moet denken. Jezus is vaak zo radicaal in zijn uitspraken. En dikwijls gaat hij in tegen de opvattingen van wat vrome Joden. Het volstrekte vertrouwen bijvoorbeeld in de heilzame werking van een bepaalde "way of life"; wij zouden misschien zeggen: je houden aan normen en waarden.

De wetgeleerde gaat met Jezus in gesprek. "Wat moet ik doen?" De reactie van Jezus komt erop neer, dat ook hij verwijst naar de Mozaïsche wet: je moet God liefhebben, en je naaste als jezelf. Het is net alsof Jezus tegen die schriftgeleerde wil zeggen: "Dat weet je toch wel? Is dit niet vragen naar de bekende weg?" Het gesprek tussen die twee lijkt zich te ontwikkelen op het niveau van spitsvondigheden. "Wie is dan mijn naaste?" - vraagt de wetgeleerde aan Jezus. Maar door het verhaal, dat Jezus dan vertelt, wordt deze dialoog diepzinnig.

Langs de weg ligt iemand die is beroofd en toegetakeld. Dan komen daar een priester en de Leviet - twee wetgeleerden - langs. Ze lopen met een boog om het slachtoffer heen. Dat zou je van hen niet verwachten. En dan komt daar die Samaritaan langs de plaats waar de toegetakelde man ligt. Hij gaat naar hem toe, en verzorgt en verbindt zijn wonden. Je moet je dat eens heel concreet voorstellen. Hij had vast geen EHBO-trommel bij zich. Verzorgen: dat betekent met je eigen handen en het beetje wijn dat je toevallig bij je hebt de wonden uitwassen. Verbinden: dat betekent stukken van je eigen kleding afscheuren, en het bloeden proberen te stelpen. Wie solidair is met een slachtoffer komt er zelf niet zonder kleerscheuren vanaf. Ik denk dat de Samaritaan uiteindelijk, toen hij een herberg bereikte, er ook doodmoe, bebloed, stoffig en verfomfaaid uitzag.

Het verhaal dat Jezus vertelt, dat verhaal over die Samaritaan, gaat in feite natuurlijk over hemzelf. Hij is zo'n gewantrouwde figuur - net als de Samaritanen in die tijd. Zijn boodschap aan de wetgeleerde is: wie solidair is met een ander wordt daarmee een naaste; maar weet wèl: als je solidair bent met mensen, dan kom je er zelf niet zonder kleerscheuren vanaf.

Ik moet wel weten wat ik doe
veilig en comfortabel leven is er
met U niet bij, Jezus.
Dakloos zijt Gij, een zwerver..
dichtte eens de dichter-theoloog Hans Bouma. De keuze valt ons moeilijk. De keuze voor solidariteit staat misschien ook wel op gespannen voet met onze cultuur - al beweren we misschien honderd maal dat we in een christelijke cultuur leven of een christelijke politiek voorstaan.

===

Een Russisch ortodox priester, Alexander Men die in 1990 bij Moskou werd vermoord, heeft eens gezegd: "Het zijn beperkte mensen, die menen dat het Christendom zijn tijd heeft gehad. In werkelijkheid heeft het Christendom pas zijn eerste stappen gezet. Veel woorden van Jezus zijn voor ons onbegrijpelijk".

Zou het verhaal over de barmhartige Samaritaan niet ook zo'n verhaal zijn, dat we maar al te gemakkelijk simplificeren? Is niet één van de oorzaken dat we Jezus niet begrijpen gelegen in het feit, dat we leven in een cultuur die er alles aan doet om het lijden en de zwakte uit de samenleving te bannen? In de hoop dat we daarmee de dromen uit onze jeugd - dat het in het leven gaat om geluk, voorspoed, en een rimpelloos bestaan - vast houden? Al heel lang geleden zei iemand eens tegen me: je denkt misschien dat het in het leven gaat om het geluk. Maar dat is toch maar zeer de vraag. Misschien zijn er wel andere zaken belangrijker: Solidariteit? Vriendschap? Verbondenheid? De bereidheid om de pijn van een ander tot de jouwe te maken?

====

Zou de ontkerkelijking mede veroorzaakt kunnen zijn, omdat we in onze samenleving veel te veel verwacht hebben van wet- en regelgeving, van sociaal beleid, van politiek van hogerhand, van professionele hulpverlening? Is onze samenleving misschien zijn doel voorbij geschoten, door zo sterk de nadruk te leggen op mondigheid, zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid? Om maar eens wat te noemen: steeds luider klinkt vandaag de dag de klacht dat de medische zorg is verbrokkeld; dat er een overvloed is aan loketten, waar zorg te koop is. Maar je er toch zelf je weg maar moet zien te vinden. Er zijn tal van kostbare voorzieningen, maar of dit systeem ook werkt?

Naast mensen gaan staan: je ontfermen over wie er op je pad komen. Daar komt het op aan. Wie in de vernieling raakt, moet worden opgezocht, bij de hand genomen, verzorgd, verbonden. Maar wie dat doet merkt: dit gaat je niet in de koude kleren zitten. En kiezen we daarvoor?

===

Maar er is nog iets. Wanneer je iemand vraagt hoe het met hem of haar gaat, dan klinkt het al gauw: "Oh, wel goed!" Soms vraag je je af: mag het ook slecht met iemand gaan? Of is dat in onze cultuur 'not done': zoiets zeg je niet. Het is ongeveer hetzelfde als jezelf een brevet van onvermogen geven. Een mens kan toch wel maken, dat het goed met hem gaat! Wat is dat nou? Het kost ons vaak moeite om te bekennen: 'het gaat slecht met me'.

===

Zou die Russische priester gelijk kunnen hebben, wanneer hij stelt dat het Christendom zijn tijd nog moet krijgen? Dat onze cultuur met het daarbij hooggehouden mensbeeld een bloei van het christendom in de weg staat? Wordt het lijden daardoor niet aan onze blik onttrokken? In zekere zin genegeerd?

Zó creëert onze samenleving mensen, die zó bezig zijn met presteren, produceren, consumeren, en zorgen voor hun eigen toekomst dat ze voorbij gaan aan hen met wie het niet goed gaat. In hoeverre betekent dat, dat ook wijzelf, broze mensen, op de vlucht zijn voor onze eigen kwetsbaarheid?

Het zou al heel wat zijn, als we ons zouden verzoenen met het gegeven, dat de levensweg niet over rozen gaat. En dat waarlijke menselijkheid opbloeit waar we bereid zijn om werkelijk solidair te zijn met hen, met wie het niet goed gaat - ook als ons dat niet in de koude kleren gaat zitten.

Overladen zal hij je, de AANWEZIGE, je God
in elke daad van je hand,
in de vrucht van je schoot,
omdat de AANWEZIGE zal terugkeren
naar plezier over jou, ten goede.

AMEN.

DE LEZINGEN:

Deuteronomium 30:9-14

Overladen zal hij je, de AANWEZIGE, je God
in elke daad van je hand,
in de vrucht van je schoot,
omdat de AANWEZIGE zal terugkeren
naar plezier over jou, ten goede,
zoals hij plezier heeft gehad in je vaderen.
Omdat je gehoorzaamt
aan de stem van de AANWEZIGE, je God,
door zijn geboden en zijn inzettingen te bewaren,
(al) wat geschreven staat
in de boekrol van deze Torah;
omdat je terugkeert tot de AANWEZIGE, je God,
met heel je hart en met heel je ziel!
Want dit gebod, dat ik je heden gebied:
het is niet te wonderlijk voor je
en niet te ver weg is het;
niet in de hemelen is het, -
om te zeggen
'wie zal voor ons opklimmen in de hemel, het voor ons halen
en het ons doen horen, zodat wij het kunnen doen?';
niet aan de overzijde van de zee is het, -
om te zeggen
'wie zal voor ons oversteken naar de overzijde van de zee,
het voor ons halen
en het ons doen horen, zodat wij het kunnen doen?';
nee, zeer dichtbij je is het woord:
in je mond en in je hart, zodat je het kunt doen!

Lucas 10:25-37

Daar trad een wetgeleerde naar voren om hem op de proef te stellen. Hij zei: 'Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te verwerven? Hij sprak tot hem: 'Wat staat er geschreven in de wet? Wat leest ge daar?' Hij gaf ten antwoord: "Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart en met geheel uw ziel, met al uw krachten en geheel uw verstand; en uw naaste gelijk uzelf." Jezus zei: 'Uw antwoord is juist, doe dat en ge zult leven.' Maar omdat hij zijn vraag wilde verantwoorden, sprak hij tot Jezus: 'En wie is dan mijn naaste?' Nu nam Jezus weer het woord en zei: 'Eens viel iemand, die op weg was van Jeruzalem naar Jericho, in handen van rovers. Ze plunderden en mishandelden hem en toen ze vertrokken, lieten ze hem half dood liggen. Bij toeval kwam er juist een priester langs die weg; hij zag hem wel, maar liep in een boog om hem heen. Zo deed ook een leviet: hij kwam daar langs, zag hem, maar liep in een boog om hem heen. Toen kwam een Samaritaan, die op reis was, bij hem: hij zag hem en kreeg medelijden; hij trad op hem toe, goot olie en wijn op zijn wonden en verbond ze; daarna tilde hij hem op zijn eigen rijdier, bracht hem naar een herberg en zorgde voor hem. De volgende morgen haalde hij twee denariën tevoorschijn, gaf ze aan de waard en zei: Zorg voor hem, en wat ge meer mocht besteden, zal ik u bij mijn terugkomst vergoeden. Wie van deze lijkt u de naaste te zijn van de man die in de handen van de rovers gevallen is?' Hij antwoordde: 'Die hem barmhartigheidbetoond heeft.' En Jezus sprak: 'Ga dan en doet gij evenzo.'

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2004.