PREEK GEHOUDEN OP ZONDAG OP 25 JULI 2005 TE APELDOORN

"Uit het tijdloze ruist een grote beweging omhoog alsof een verborgenheid veroverd werd..."
(Citaat uit: De legende van de Baalsjem)

'De drie aartsvaders',
H.N. Werkman.


De lezingen waren:
Deuteronomium 8: 10-18
Lucas 11:1-13

LEER ONS BIDDEN


Als er één ding is, dat de kerk aan mensen zou moeten leren, dan is dat wel: het bidden. Wat eens een vanzelfsprekendheid was - het dagelijkse gebed - , zijn mensen kwijtgeraakt. Zó hoor je wel eens zeggen. Maar: mensen leren bidden, dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Bidden was ooit in het leven van veel mensen een vast ritueel: totdat er vraagtekens bij gezet werden. Bijvoorbeeld vanuit een rationele kijk: waar ben ik nu eigenlijk mee bezig? Is dit bidden niet een achterhaalde vorm van magie?
Maar ook onder invloed van sceptische buitenstaanders: J.H. van de Berg, de beroemde Leidse psycholoog die zich onder meer bezighield met verschijnselen, beschrijft in één van zijn boeken het ritueel dat 'bidden' wordt genoemd: "Iemand doet de ogen dicht, mompelt of murmelt woorden die kennelijk tot iemand gericht zijn, een onzichtbaar iemand. En komt er antwoord? Nee, je hoort niets terug. Kan iemand vertellen wat daar aan de hand is?"
Er bestaat een film (Buñuel), "La Voie Lacteé", die weer op een andere manier vraagtekens zet bij het gebed. De film gaat over een paar pelgrims die op weg zijn naar Santiago de Compostela. Stel je voor: zo'n tocht te voet van vele honderden kilometers, dwars door Europa. Wie aan zo'n monstertocht begint, hoopt natuurlijk altijd op mooi weer en op schilderachtige stille, veilige paden door de natuur. Zoals wij allen hopen op een rimpelloos bestaan. Maar deze twee pelgrims merken al gauw, dat je nogal eens gedwongen bent om genoegen te nemen met hinderlijk onveilige asfaltwegen. Als je niet oppast, word je daar van de sokken gereden. Eën keer is dat bijna het geval. Ze springen opzij voor een aanstormende auto, en één van de pelgrims uit een verwensing. En tot zijn grote schrik ziet hij, dat zijn gebed onmiddellijk wordt vervuld: de auto komt zo'n honderd meter verderop met een klap tot stilstand tegen een boom. De chauffeur is morsdood. Dat is even schrikken! Buñuel steekt hier de draak met het gebed. Het is alsof hij wil zeggen: je moet er toch niet aan denken, dat alle gebeden verhoord zouden worden!
Karl Barth zegt in zijn Kirchliche Dogmatiek over bidden, dat bidden in alle gevallen een vragen is. Is dat zó? Is bidden vragen? Komt elk gebed voort uit onvrede? Uit een besef van onvermogen? Uit verlangen naar wat niet maakbaar is? Ook daar kun je vraagtekens bij zetten.
LUCAS
Leer ons bidden. Wat zouden die woorden voor Lucas betekenen? Om zicht te krijgen op wat Lucas voor ogen staat bij dit 'leren bidden' is het verhelderend om een aantal parallellen te trekken tussen de gedachtegang in het boek Deuteronomium en het Lucasevangelie. Zoals in het Boek Deuteronomium het 'beloofde land' in het vooruitzicht wordt gesteld, zo stelt Lucas het rijk van God in het vooruitzicht. En wat is ervoor nodig om terecht te komen in dat beloofde land? We lazen dat het een voorwaarde is, dat een mens zich niet moet gaan verbeelden dat het heil maakbaar is. Het heil wordt ons geschonken. Mensen denken wel eens bij zichzelf - vooral als het hen goed gaat - : dat heb ik toch maar mooi voor elkaar gebokst. Maar de schrijvers van het boek Deuteronomium betitelen deze houding als hoogmoed; deze visie getuigt niet van het juiste inzicht. Rationeel gesproken klopt het misschien: maar de bijbelse traditie heeft het niet zo op rationaliteit. Kortom: het gaat om een bepaalde visie. Bij Lucas wordt het rijk van God in het vooruitzicht gesteld. Wat moet je je daarbij voorstellen? Hoe denkt hij zich dat? Daarover vinden we bij Lucas een paar belangrijke uitspraken:
- het rijk van God is niet iets wat je kunt aanwijzen: in de zin van "kijk, hier is het, of daar..."
- het rijk is ook niet iets wat je kunt berekenen; in de zin van "dan en dan komt het..."
- nee: het rijk van God is bij jullie/ in jullie (Lucas 17:21)
Wat moeten we hieruit begrijpen? Ik denk dat je kunt zeggen, dat het Godsrijk voor Lukas niet tijd- of plaatsbepaald is; het is een staat van ontwikkeling, een niveau dat de mens kan bereiken. Om die staat te bereiken moet je innerlijk veranderen, herboren worden, open worden, oog krijgen voor..., of beter gezegd: hart krijgen voor...! Daar vaart een mens wel bij. Zoals de Judeeër langs de weg in het verhaal over de barmhartige Samaritaan langs de kant van de weg er wèl bij voer, toen hij aan den lijve ervaren heeft dat een Samaritaan barmhartig kan zijn. Leer ons bidden... lijkt in de visie van Lucas zoiets te zijn als: leer ons hoe wij ons hart kunnen openen.
Wij zouden misschien zeggen: leren bidden is: eenvoudig worden, onbevangen; zó worden dat je wordt geraakt; leren kijken zoals een kind - zonder al die vooroordelen en etiketten, die we op de dingen zijn gaan plakken. Waar dat gebeurt, ontstaat de stilte - die zo wezenlijk is voor het gebed.
DE STILTE
Dat is een positieve stilte. Eigenlijk is dat de basis van alle religie: weet hebben van die positieve stilte. Dat is niet gegrond in rationaliteit, maar in een weten van het hart. Het woord bidden is behoorlijk misleidend omdat het in ons taaleigen onmiddellijk gekoppeld wordt aan 'vragen', aan een activiteit van de ratio, de 'reken'. In het Grieks wordt er voor bidden een woord gebruikt met de stam eu-charistos. Het betekent zoiets als 'aangenaam getroffen', 'dankbaar': dat verwijst naar een sentiment. "Sentire", waar het woord sentiment van is afgeleid, is een activiteit van het hart. Ons hart heeft zo zijn eigen redenen.
Het zoeken van de stilte wordt vaak beschouwd als een je afsluiten, een je afzonderen, om een goed te kunnen nadenken. Maar de stilte waarom het gaat in het gebed is het het tot zwijgen brengen van je eigen gedachten en oordelen: een opengaan voor de buitenwereld. Zodat er ruimte komt voor: tranen van ontroering, voor een glimlach van vertedering, voor vreugde om schoonheid, voor een schreeuw van ontsteltenis en voor dankbaarheid om het bestaan als zodanig en wat ons daarmee is geschonken. In psalm 97 heet het (v. 11): "het licht is voor de rechtvaardige gezaaid, en de vreugde voor de oprechten van hart..." Die rechtvaardigheid, waarom het hier gaat, heeft niets te maken met ons ethische begrip; het gaat om eerlijkheid t.o.v. God: het gaat om de gerechtigheid waarover we in Deuteronomium lazen: "zul je zeggen in je hart: míjn kracht, het gebeente van mijn hand heeft mij dit vermogen verschaft! - gedenk dan de AANWEZIGE, je God, - want Hij is het die je kracht heeft gegeven door je een vermogen te verschaffen; om zo zijn verbond gestand te doen."
HEILIGE GEEST
Lucas zegt dat het rijk van God, het heil niet ver weg is: maar onder handbereik: bij U/in U; de mens kan een beter mens worden, wanneer hij hart heeft voor de wereld. Is bidden altijd weer vragen? Uit wat Lucas ter toelichting toevoegt mag je concluderen, dat het volgens hem vooral gaat om de Heilige Geest: die wordt geschonken aan allen die dat verlangen. Vanzelfsprekend: want God is als een vader, misschien zou je moeten zeggen als een moeder. Ouders weten, wat hun kinderen nodig hebben. Vrouwen zijn daar beter in dan mannen. Zij hebben beter ontwikkelde antennes als het gaat om de wezenlijke dingen: je ziet dat aan een moeder, die tot haar kind kan zeggen: "Stil maar kind: je hoeft mij niets te zeggen. Ik had het al vermoed". Zij weet waaraan het ons ontbreekt en schenkt het ons, al vóór wij in staat zijn ons verlangen te formuleren.
Ik weet niet of dit een preek was: het waren een aantal gedachten over het gebed. Tot besluit het gedicht van een beeldhouwer over de stilte - want misschien is wel elk mens in wezen een beeldhouwer, en is beeldhouwen wel niet veel anders dan datgene wat wij zouden willen leren, bidden:

Stilte is:
hakkend in de steen
intens luisteren naar wie ik ben
en tegelijk
opletten wat de steen is:
want hij heeft het laatste woord.

Stilte is:
eerbied voor het materiaal
dat in mijn handen vorm krijgt
en eerbied voor mezelf
als bouwer van een brug
naar een nieuwe oever.

(Bruno-Paul de Roeck)

TOELICHTING OP DE LEZINGEN:

Inleiding op de lezingen:

De evangelielezing voor vandaag vormt de afsluiting van een drieluik. Centraal daarin staat het verhaal over Martha en Maria (emblemen van twee vormen van geloven; Martha verwijst naar een praktisch ingesteld Christendom dat, de handen uit de mouwen wil steken; en Maria naar een Christendom zoals dat door de eeuwen heen gestalte heeft gekregen in de kloosters: teruggetrokken, meer naar binnen gericht, als uitdrukking van het zoeken naar God). De ene zijvleugel van het drieluik vertelt het verhaal over de barmhartige Samaritaan; de andere wordt gevormd door het gedeelte, dat we vandaag lezen: daarin wordt ons verteld dat de leerlingen van Jezus hem vragen om hen te leren bidden.

De eerste lezing is uit het boek Deuteronomium: en wel omdat Lucas - bij het componeren van zijn evangelie - zich heeft laten leiden door het boek Deuteronomium. Dat boek is ontstaan in de tijd vlak voor de verwoesting van Jeruzalem - in de 6de eeuw voor Christus. Lucas schreef zijn epistel vlak na een andere verwoesting van Jeruzalem: in een periode, die ook wel wordt aangeduid als de tweede Babylonische ballingschap. Het leidmotief in het boek Deuteronomium is: wat moeten wij doen om te maken dat God zich weer naar ons toewendt? Je zou het ook anders kunnen formuleren: wat heeft gemaakt, dat God zich van ons heeft afgekeerd? Een voor de hand liggende vraag - zo vlak na de verwoesting van Jeruzalem. Maar ook vandaag de dag is er voldoende reden om je af te vragen, wat er allemaal is misgegaan. In het gedeelte uit het boek Deuteronomium, dat we vanochtend lezen, worden we herinnerd aan die legendarische tocht van de kinderen van Israël door de woestijn - en hoe we die moeten begrijpen.

De eerste lezing is uit het boek Deuteronomium, de tweede uit het evangelie volgens Lucas. Lucas heeft zich - bij het schrijven van zijn evangelie - laten leiden door het boek Deuteronomium. Waarom hij dat heeft gedaan, is niet helemaal duidelijk. Het boek Deuteronomium is ontstaan in de tijd vlak voor de verwoesting van Jeruzalem - in de 6de eeuw voor Christus. Lucas schreef zijn evangelie vlak na een andere verwoesting van Jeruzalem: in een periode, die ook wel wordt aangeduid als de tweede Babylonische ballingschap. Een belangrijk motief in het boek Deuteronomium is: wat moeten wij doen om te maken dat God zich weer naar ons toewendt? Een vraag, die wij ons misschien ook zouden moeten stellen. Hoe dit ook zij: mogelijk heeft ook Lucas zich door deze vraag laten leiden. Ten tijde van Jezus waren het met name de Farizeëen, die zich afvroegen, hoe de Mozaïsche voorschriften moesten worden begrepen en toegepast nu de politieke situatie zo heel anders was als destijds.

De evangelielezing gaat over een maaltijd: Jezus is te gast bij een van de vooraanstaande Farizeëen. Dat is opmerkelijk: van oudsher worden de Farizeëen beschouwd als wettische scherpslijpers en als vijanden van Jezus. Dat beeld is vooral gebaseerd op wat Mattheùs ons in zijn evangelie vertelt. Bij Lucas ligt het, zoals we nog zullen zien, toch wel wat anders. Lucas is dan ook de enige evangelist die vertelt dat Jezus bij de Farizeëen aan huis kwam om met hen de maaltijd te gebruiken.


DE LEZINGEN:
Deuteronomium 8: 10-18


Je zult zegenen de AANWEZIGE, je God,
om het goede land dat Hij je heeft gegeven.
Wees waakzaam,
anders vergeet je de AANWEZIGE, je God, -
en bewaar je niet meer zijn geboden,
Zijn rechtsregels en zijn inzettingen
die ik je heden gebied;
anders eet je en ben je verzadigd, -
schone huizen bouw je en bewoon je,
je ploegvee en je wolvee vermeerderen zich,
zilver en goud vermeerdert bij jou, -
ál het jouwe wordt meer,
maar je hart is hoogmoedig geworden
en je bent vergeten, de AANWEZIGE, je God
die je heeft uitgeleid uit het land van Mitsraïm (=Egypte),
uit het diensthuis, -
die je deed gaan door de woestijn, zo groot en geducht:
koperslang, brand-engel en schorpioen! -
een dorstland waar geen water is;
maar die voor jou water deed opspringen
uit de kiezelrots;
die je in de woestijn manna deed eten, -
dat je vaderen niet hebben gekend;
met het doel je te verootmoedigen en
met het doel je te beproeven,
om je in de toekomst goed te doen;
zul je zeggen in je hart:
míjn kracht, het gebeente van mijn hand
heeft mij dit vermogen verschaft! -
gedenk dan de AANWEZIGE, je God, -
want Hij is het
die je kracht heeft gegeven door je een vermogen te verschaffen;
om zo zijn verbond gestand te doen.
Dat heeft Hij gezworen aan je vaderen
(zo goed) als op deze dag.

Lucas 11: 1-13
Op een keer was Hij ergens aan het bidden. Toen Hij ophield, zei één van zijn leerlingen tot Hem: 'Heer, leer ons bidden, zoals Johannes het ook aan zijn leerlingen geleerd heeft.' Hij sprak tot hen: 'Wanneer ge bidt, zeg dan:
Vader,
Uw Naam worde geheiligd,
Uw Rijk kome,
geef ons iedere dag ons dagelijks brood,
en vergeef ons onze zonden,
want ook wijzelf vergeven
aan ieder die ons iets schuldig is,
en leid ons niet in bekoring.'
Hij vervolgde: 'Stel, iemand van u heeft een vriend. Midden in de nacht gaat hij naar hem toe en zegt: Vriend, leen mij drie broden, want een vriend van mij is van een reis bij mij aange-komen en ik heb niets om hem voor te zetten. Zou die ander van binnen uit dan antwoorden: Val me niet lastig; de deur is al op slot en mijn kinderen en ik liggen in bed; ik kan niet opstaan om het je te geven? Ik zeg u, als hij al niet opstaat en het hem geeft omdat hij zijn vriend is, zal hij toch opstaan en hem geven al wat hij nodig heeft, om zijn onbescheiden aandringen. Tot u zeg ik hetzelfde: Vraagt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en er zal worden opengedaan. Want al wie vraagt, verkrijgt; wie zoekt, vindt; en voor wie klopt, wordt opengedaan. Is er soms onder u een vader die aan zijn zoon een steen zal geven, als deze hem om brood vraagt? Of als hij om vis vraagt, zal hij hem toch in plaats van vis geen slang geven? Als gij dus, ofschoon ge slecht zijt, goede gaven aan uw kinderen weet te geven, hoeveel te meer zal uw Vader in de hemel de heilige Geest geven aan wie Hem erom vragen.'

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2004.