"Christus (11de eeuw)
Abdij van Sto. Domingo de Silos
Bas-relief (detail)"



PREEK GEHOUDEN TIJDENS DE DIENST VAN DE REMONSTRANTSE GEMEENTE TE LOCHEM,
OP ZONDAG 3 OCTOBER 2004

De lezingen waren:

Deuteronomium 26: 16-19
Lucas 17: 1-10

PREEK

"Wij zijn onnutte dienstknechten"

Een moeilijke tekst vanochtend. "Wij zijn onnutte knechten". (??) Dat klinkt niet prettig. Wat moeten we ons daar nu bij voorstellen? Het is een dubbele boodschap: we zijn knechten! Dat moeten we weten. Er wordt iets van ons verwacht. Maar we zijn ook onnut: hoe moeten we dat begrijpen? Maakt het dan niets uit hoe wij ons leven leven? Dat lijkt me niet wat Lucas bedoelt te zeggen: in de tijd, waarover hij schrijft, was ieder het erover eens dat je diende te leven volgens de regels en voorschriften van Mozes.

LUCAS

Wie zich afvraagt wat wij moeten wij doen om te maken dat God zich weer naar ons toewendt, krijgt - zo lijkt het - van Lucas een duidelijk antwoord. We hoeven in feite niets te doen. Want God wendt zich niet af van mensen. God ís barmhartig. "Wees barmhartig zoals jullie Vader barmhartig is", zijn woorden die Lucas Jezus in de mond legt. (Lucas 6:36). Wat wij ook maar doen: we moeten ons niet inbeelden dat wij Gods barmhartigheid kunnen verdienen. En al evenmin, dat het kwaad van God af komt. "Aanstootgevende dingen zullen gebeuren: dat is onvermijdelijk".

Het gedeelte uit Lucas, dat wij vandaag lazen vormt een onderdeel van wat het zgn. "reisverhaal". Daarin beschrijft Lucas de tocht, die Jezus te voet maakt, samen met zijn volgelingen: de tocht van Galilea naar Jeruzalem. De bestemming is Jeruzalem. Dit reisverhaal beslaat ongeveer de helft van het Lucasevangelie. En zoals gezegd: Lucas heeft zich bij het schrijven ervan laten inspireren door het boek Deuteronomium. Daar is sprake van een tocht door de woestijn naar het beloofde land. Bij de berg krijgen de Israëlieten instructies voor onderweg. Naar analogie daarvan vinden we bij Lucas de "veldrede". We dienen het reisverhaal dan ook te zien als een metafoor, die betrekking heeft op de levensweg van Jezus' leerlingen. Dat zijn in eerste instantie natuurlijk de volgelingen van Jezus, en vervolgens ook degenen voor wie Lucas zijn boek heeft geschreven; en vandaag de dag zijn wij dat, die nog steeds zijn boek lezen. Het is de levensweg van mensen, die op zoek zijn naar hun bestemming. In het boek Deuteronomium wordt die bestemming aangeduid als "het beloofde land". Lucas spreekt over de maaltijd, of het koninkrijk der hemelen.

De leerlingen van Jezus zijn steeds met hem in gesprek. Zo wordt Jezus getekend als een gids op de levensweg. Het gedeelte van vandaag omvat een aantal flarden van die gesprekken. Op de achtergrond spelen steeds de hoofdthema's mee van het Lucas-evangelie: de barmhartigheid van God, de opdracht aan mensen om zelf ook barmhartig/vergevingsgezind te zijn - zodat God ons kan herkennen als zijn evenbeeld. Maar de leerlingen valt dat klaarblijkelijk moeilijk. Vandaar hun vraag: geef ons meer geloof - wat dat dan ook precies moge zijn.

"Wij zijn onnutte knechten": betekent zoveel als: 'het is een onjuiste voorstelling om te menen, dat wij Gods barmhartigheid zouden moeten verdienen". God is barmhartig. Hoe wij leven verandert daar niets aan. God zegent ons niet naar wat wij verdienen: er is altijd sprake van een surplus - een verrassend "méér dan al wat denkbaar is". De grote vraag is, of we daar ook oog voor hebben: voor dat mysterie, waarover we vanochtend zongen: "Gij zijt in alles diep verscholen, in al wat leeft en zich ontvouwt.... " Ervaart U daarvan in uw leven wel eens iets - van God verscholen, die zich ontvouwt?

TROOST

Misschien zou je daarbij kunnen denken bijzondere ervaringen: aan troost bijvoorbeeld, of aan schoonheid. Met troost is het wonderlijk gesteld. Troost is niet maakbaar: je kunt niet zeggen: 'nu ga ik iemand troosten'. Je kunt dat wel proberen, maar of dat ook zal lukken, dat weet je nooit. Als je naar iemand toegaat, die verdriet heeft, weet je nooit van tevoren of het goed uitpakt, of je de goede woorden weet te vinden. Vandaar ook de aarzeling, die mensen vaak bekruipt als ze naar iemand toe moeten die door het noodlot is getroffen. Wat moet je zeggen? Wat moet je doen? Soms zijn mensen ontroostbaar en ben je machteloos. Troost is eigenlijk altijd een wonder. Bij de dood van een geliefde zijn woorden soms troostend, omdat degene die er niet meer is, door die woorden nog even present wordt gesteld. Zo kan het oproepen van een herinnering troosrijk zijn. Maar dat is ook niet altijd waar: herinneringen kunnen ook juist pijnlijk zijn. In de taal van het geloof heet het dat het de Heilige Geest is, die troost. Wordt daarmee niet tot uitdrukking gebracht, dat troost eigenlijk altijd een geschenk is uit de hemel? Natuurlijk: we spannen ons in om te troosten, maar we kunnen uiteindelijk onmogelijk zeggen dat de troost ons werk is.

SCHOONHEID

Met schoonheid ligt het al niet veel anders: we spreken over schoonheid als het gaat om een landschap, of een lucht; maar het kan ook gaan om een schone kunsten: een beeld, een gedicht, een toneelstuk of een stuk muziek. Maar wat maakt, dat we geraakt worden? Hoe komt het dat dezelfde muziek ons het ene moment kan irriteren, en op een ander moment in vervoering kan brengen? Schoonheid, ontroering, en zoveel meer gewaarwordingen: het zijn allemaal zaken die in ons worden gewekt. Als je daarover nadenkt kun je je gaan realiseren dat we eigenlijk van moment tot moment tot leven gewekt worden. Heeft dat te maken met God, die verscholen, altijd aanwezig is en ervaarbaar voor die ervoor open staat?

Lucas zal hier wel niet aan hebben gedacht, toen hij het had over 'onnutte knechten'. Maar ontegenzeggelijk komen ook in zijn ogen de goede dingen van het leven als een geschenk uit de hemel. En de vraag is of we dat ook zo ervaren: dat vaak in heel alledaagse dingen zich het wonder van Gods verbondstrouw manifesteert.

TAAL

Zo'n klein wonder is ook de taal. Als ik een preek maak,gebeurt het nogal eens dat ik daar niet tevreden over ben. De volgende dag besluit ik dan om eraan te gaan sleutelen. Maar zodra je ergens een nieuw begin maakt, wordt alles anders. Het ene woord roept het andere op en het is net alsof de woorden jou gedachtengang gaan bepalen.Al heb je nog zo je best gedaan de dingen duidelijk onder woorden te brengen, tóch kun je niet volhouden dat het resultaat alleen jouw werk is! Niet toevallig is het, dat in de taal van het geloof wordt gesproken over de scheppende kracht van het woord: zouden we niet ook daarin iets kunnen herkennen, van Gods verborgenheid die zich ontvouwt?

OGEN VAN HET HART

Om Gods verborgenheid gewaar te kunnen worden, dienen we te beschikken over speciale antennes. Onze voorvaderen spraken in dit verband over de ogen van het hart: dat zijn klaarblijkelijk andere ogen dan die van ons hoofd. Misschien beschikt elk mens wel over zulke antennes, maar zijn we al bijna vergeten dat we die hadden. We hebben die antennes ook wel, maar zijn die ook afgestemd op de juiste golflengte? De oosterse kerken spreken in dit verband over schouwen - ze gebruiken bewust niet het woord zien: schouwen is een bewust opgaan in het nu met al zijn mysterie. In dat nu ligt ook de eeuwigheid besloten, omdat "nu" de enige tijdsaanduiding is die er altijd is. Om dat "nu" werkelijk te ervaren is het nodig dat we ons niet laten afleiden door een stroom van zorgen en gedachten over wat er was of nog komen moet. Misschien hangt daarmee ook wel samen dat we bij het ouder worden meer gevoel krijgen voor de wonderen van het leven. Loes Marijnissen dicht:

Het voorrecht
van het ouder worden
is
dat je dieper wortelt
als een boom
aan een beek
je moet wel
als de bedding
droog valt
zoek je naar water
raak je dieper geworteld
meer verbonden
met de aarde
als een boom
aan een beek.

Ik heb wel eens iemand horen zeggen: als er iets is dat de kerk mensen zou moeten bieden, dan is het wel het leren bidden. Maar wat maakt bidden tot BIDDEN? Wat maakt geluid tot muziek? Wat maakt de natuur tot schoonheid? Is dat niet dat we er Gods hand in herkennen? En stemt dat niet tot bescheidenheid, als het gaat om de maakbaarheiod van wat wij heil noemen? Misschien kunnen we dan ook die woorden van Lucas tot de onze maken en zeggen: wij zijn onnutte knechten. We zijn wel knechten, maar waar het uiteindelijk om gaat is niet het werk van onze handen.

De kerkvader Dionysius de Areopagiet sprak ooit woorden in de trant van: "Mens meen niet dat jij het bent die jezelf schept; je kunt nog zo je best doen, maar het is de hand van de Grote Kunstenaar die jou vormt."


DE LEZINGEN:

Deuteronomium 26: 16-19

Heden gebiedt de Heer uw God u deze voorschriften en bepalingen te volbrengen. Gij moet ze stipt ten uitvoer brengen, met heel uw hart en heel uw ziel. Ge hebt heden van de Heer de verzekering gekregen, dat Hij uw God zal zijn, als gij tenminste zijn wegen gaat, zijn voorschriften, geboden en bepalingen onderhoudt en naar Hem luistert. En de Heer heeft heden van u de verzekering gekregen, dat gij, zoals Hij beloofd heeft, zijn eigen volk zult zijn en al zijn geboden zult onderhouden. Daarom zal Hij aan u een groter eer, faam, en luister schenken dan aan de andere volken, die Hij geschapen heeft, en zult gij een volk zijn dat de Heer uw God is toegewijd, zoals Hij beloofd heeft.

Lucas 17: 1-10

Hij sprak tot zijn leerlingen: "Dat er aanstootgevende dingen zullen gebeuren is onvermijdelijk, maar wee de mens door wiens toedoen ze gebeuren. Het zou beter voor hem zijn als men hem een molensteen om de hals deed en in zee wierp, dan dat hij aan een van deze kleinen aanstoot geeft. Wacht u daarvoor. Als uw broeder gezondigd heeft, geeft hem een berisping; toont hij dan spijt, vergeef het hem. Al misdoet hij zeven maal per dag tegen u, maar zeven maal ook wendt hij zich tot u met de woorden : Het spijt me, dan moet ge hem vergeven".

De apostelen zeiden nu tot de Heer: "Geef ons meer geloof." De Heer antwoordde: "Als ge een geloof had als een mosterdzaadje, zoudt ge tot die moerbeiboom zeggen: Maak uw wortels los uit de grond en plant u in de zee, en hij zou u gehoorzamen.

Wie van U zal tot de knecht die hij in dienst heeft als ploeger of als veehoeder bij diens thuiskomst van het land zeggen: Kom meteen aan tafel en tast toe? Zal hij niet eerder zeggen: Maak mijn maaltijd klaar, omgord je en bedien mij terwijl ik eet en drink; daarna kun je zelf eten en drinken? Moet hij die knecht soms dankbaar zijn, omdat hij heeft uitgevoerd wat hem is opgedragen? Zo is het ook met u: wanneer ge alles hebt gedaan wat u opgedragen werd, zegt dan: wij zijn onnutte knechten; we hebben alleen maar onze plicht gedaan."

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2004.