Collage van H.N.
Werkman De maand November |
![]() |
De lezingen waren:
Prediker 1: 4-11
Hebreëen 11: 1-3
Een dag van gedenken. Stil staan bij hen die er niet meer bij
zijn is ook: bescheiden worden en stil staan bij de grenzen van
ons weten. Wat begrijpen wij van het bestaan? Oppervlakkig gezien
heeft de schrijver van het boek prediker misschien wel gelijk:
het is net of alles in deze wereld gewoon doorgaat. Of er geen
begin is en geen einde, maar alleen een eeuwige wederkeer. Nooit
iets nieuws onder de zon!
Voor sommigen is deze gedachte troostrijk: omdat ook de dood
niet in staat is, om het levensproces werkelijk te verstoren. Er
zijn ook mensen voor wie de zienswijze van prediker deprimerend
is. Wat is de zin van een mensenleven, van al ons doen en laten,
wanneer alles tóch gewoon doorgaat? Is een mens dan niet
uniek? Onherhaalbaar? Je zou haar woorden ook kunnen lezen als
uitdrukking van het niet-begrijpen: wat gaat er verborgen onder
de oppervlakte?
Als een geliefde sterft zou je eigenlijk willen, dat de hele
wereld stokt. Dat alles, al was het maar even, stil gaat staan
uit verbijstering. Maar zo is het niet: alles gaat gewoon door -
alsof er niets is gebeurd. Oppervlakkig gezien is de dood
doodnormaal. Tegelijkertijd ervaren we de dood als heel
ingrijpend; misschien ook wel, omdat die ander een stukje van
onszelf is geworden. En dat bepaalt ons bij onze eigen
sterfelijkheid.
Een oppervlakkige kijk op de wereld is dus bedriegelijk: net
zoals de oppervlakte van een stil meer bedriegelijk kan zijn.
Onbeweeglijk weerspiegelt het de helderheid van de lucht, en de
silouhetten van de huizen langs de oever en de bomen. Maar door
die weerspiegeling worden de geheimen van de duistere diepte,
worden de bronnen die het meer in stand houden aan het oog
onttrokken. Zo is het ook met de dood: oppervlakkig gezien is die
heel gewoon. Maar: welke geheimen zijn verborgen onder het
oppervlak? Wat maakt de dood duidelijk over het leven, over ons
leven? Waar komen woorden vandaan, zoals we die lazen in de brief
aan de Hebreëen? Die moeten toch opborrelen uit wat mensen
ervaren aan het leven en het sterven? Wat valt er in het licht
van God te zeggen over de eindigheid van ons bestaan?
Drie gedachten wil ik U daarover aanreiken.
1. GEDENKEN ALS BIJDRAGE AAN DE VOLTOOIING
1. We gedenken hen die zijn overleden. Hoe je ook betrokken bent
op hen, die er niet meer zijn: niet te ontkennen valt dat jij een
deel bent van het verhaal, dat bepaalt wie de overledene is en
hoe hij of zij de geschiedenis ingaat. Ons leven is dan wel
eindig. Maar met het bereiken van de grens is het nog niet
voltooid. Er wordt wel eens gezegd, dat het leven uiteindelijk
voltooid moet worden in Gods hand. Komt daarin niet ons diepste
verlangen tot uitdrukking, dat we niets liever zouden willen dan
dat ons verhaal ooit volledig gekend zal zijn?
Het doet me denken aan het sprookje over de prinses, die voor
straf in een herberg moet werken; maar nooit mag ze demaaltijd
opdienen, voordat ze aan de gast heeft gevraagd om zijn / haar
hele levensverhaal te vertellen. Zou dat een beeld van de hemel
zijn? De plaats waar een mens op verhaal komt, en waar
uiteindelijk alles wat gezegd moest worden wordt gezegd?
Als wij gedenken: doen wij dat dan niet ook om aan de overledene
recht te doen - en datgene woordeloos neer te leggen en toe te
voegen aan de geschiedenis, wat voorbij is aan woorden? Vaak is
wat niet gezegd kan worden juist het meest wezenlijke van wie die
ander was, is en ook altijd zal blijven. Zou ons gedenken dan
niet een bijdrage zijn aan de voltooiïng van een leven?
2. WE MOGEN WETEN DAT HET LEVEN BIJ GOD GEZEGEND IS.
Dat brengt mij bij een volgende gedachte. "Geloof viert de
werkelijkheid van wat wordt gehoopt, is het bewijs van
gebeurtenissen die niet waarneembaar zijn." In het geloof draait
alles om de onzichtbare werkelijkheid! Om datgene wat verborgen
is onder de oppervlakte, het mysterie: daarom kun je er eigenlijk
alleen maar in beelden, in verhalen over spreken. De maaltijd,
die in de herberg wordt aangericht, vormt het einde van de reis.
Ligt daarin niet het vertrouwen besloten, dat - hoe dan ook - ons
leven gezegend is?
Als wij straks met elkaar Jezus gedenken door de maaltijd te
houden, dan stellen wij daarmee present hoe hij aan het einde van
zijn leven zijn vrienden troostte: hij líet zijn leven in
het vertrouwen dat elk mensenleven bij God, de God die oplicht in
barmhartigheid, gezegend is.
3. HET GEDENKEN VAN GOD
Dit brengt mij bij een derde en laatste overweging. Ook in de
bijbel valt vaak het woord "gedenken". Met name in verhalen over
God. God gedenkt Abraham, God gedenkt Lot, God gedenkt Noach, God
gedenkt de kinderen van Israël in Egypte... Maar het
gedenken van God vormt in die verhalen altijd een nieuw begin:
God "ziet" - al gedenkend steeds nieuw mogelijkheden en kansen,
en schept daarmee toekomst.
Kunnen we dit zien als een appél? Gedenken is altijd ook:
beseffen, dat wij aan hen die ons voorgingen verplicht zijn om
voort te gaan op hun wegen - af te maken wat onvoltooid
bleef.
Zo ook als wij de maaltijd houden: door zo in de kring te zitten
mogen we weten dat we het visioen uitbeelden van een wereld
waarin plaats is voor iedereen: want allen zijn geroepen, allen
zijn genodigd tot het rijk waar God voor eeuwig zal zijn alles in
allen.
Ik wil eindigen met het lezen van een gedicht geschreven door
Loes Marijnissen - over de diepte, over het mysterie waar ons
hele leven om draait, over de wèrkelijkheid van de
onzichtbare dingen, het hart van de stilte:
Hart van de stilte
ben jij,
licht in de ogen
van mensen
en dieren,
adem van planten,
licht van mijn licht,
licht dat mijn schaduw draagt
ook als ik het niet zie
jij die in de stilte
zwijgt
fluistert
spreekt
mij brengt bij mijn diepste naam
jij die in de stilte
alle leven omvat
en liefde wil
dat mijn leven
jou mag eerbiedigen
in alles jouw adem mag voelen
vol eerbied mag zijn.
LEZINGEN:
DE LEZINGEN: Prediker: 1, 4-11
Hebreeën: 11, 1 - 3.
Geloof viert de werkelijkheid van wat wordt gehoopt, is het
bewijs van gebeurtenissen die niet waarneembaar zijn. Want
daardoor zijn de ouden tot getuigen geworden. In geloof verstaan
wij dat de werelden zijn gesticht door het spreken van God, zodat
wat waarneembaar is niet is ontstaan uit zichtbaarheden.
(Naardense bijbelvertaling)
Terug naar het begin van deze pagina
Terug naar de REGISTERS.
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2004.