De heilige Nicolaas;
Ikoon uit het eigen atelier,
Kerkwinkel Koinonia

PREEK GEHOUDEN OP 5 DECEMBER 2004 IN DE DIENST VAN DE REMONSTRANTSE GEMEENTE TE HENGELO

De lezingen waren:
Jesaja 46: 8-11
Matteüs 1: 1-18a
PREEK
"De afkomst van Jezus?"

Wie God wil ontmoeten en leeft uit zijn hoofd, komt niet ver. Om God in je leven te ontmoeten is het nodig om te leven uit het hart. Je zou dat wellicht kunnen demonstreren aan de opening van het evangelie volgens Matteùs. Als je deze tekst leest vanuit het hoofd lijkt het te gaan om een opsomming van droge feiten. Dorre geschiedenis. De vertalers zeggen dat het gaat om de afstamming van Jezus. Voer voor genealogen. Het woord afstamming is de vertaling van het griekse woord "genesis". Matteùs wil het hebben over de hand van God in de geschiedenis - en waar die toe leidt. Dit zou naar mijn idee dan ook beter uitkomen, wanneer de geachte bijbelvertalers de kop boven dit hoofdstuk haddeen vertaald met 'verwekking' of desnoods de 'schepping' van Jezus Christus.

===
De opsomming, die Matteùs ons aanbiedt, lijkt op repetitieve muziek: een eindeloze herhaling van hetzelfde thema, met hier en daar een kleine variatie. En tot slot een soort samenvatting: veertien generaties van Abraham tot David, veertien van David totaan de ballingschap, en nog eens veertien. Maar, net als bij repetitieve muziek komt het aan op die kleine varities: die trekken extra de aandacht. Het sleutelwoord is 'verwekken' - het griekse werkwoord 'gennan', waar ook het woord 'genesis' van is afgeleid. Waar het Matteùs om gaat is natuurlijk niet om een stamboom te geven, maar om zijn visie te geven op de heilsgeschiedenis: hoe God door alles heen verwekkend/scheppend bezig is - een gedachte die ook Jesaja uitspreekt: "zoals ik heb gesproken laat ik het komen, zoals ik mijn gedachten heb gevormd, zo zal ik het doen."

Dat dit door Mattheus zo bedoeld is blijkt uit de verassende details. Ik wil er enkele noemen. Nadat Matteùs 39 keer het woord 'verwekte' heeft laten klinken, is het de veertigste keer: 'werd verwekt.' De verwekker zelf wordt verzwegen. Eigenlijk, zo moeten wij beseffen, komt het uit de hemel. Ook wanneer je de lijst met namen kritisch bekijkt, val je van de ene verbazing in de andere: de eeuwige heeft dingen laten gebeuren, die je toch niet voor mogelijk zou houden! Neem bijvoorbeeld de vrouwen, die worden genoemd onder de voorouders van de koning - van David, Tamar, Rachab, en Ruth:
- Tamar, de schoondochter van Juda, die zich als hoer vermomt, om zo haar recht te halen; het verhaal is u denk ik wel bekend: ze verleidt haar schoonvader, omdat ze van zijn zoons geen kind kreeg.
- Rachab een hoer, die haar stad verraadt omwille van haar familie
- Ruth een buitenlandse vrouw, die brodeloos wordt en uit nood ervoor kiest om naar het haar onbekende Israël te trekken,risico's neemt, en uiteindelijk integreert; de tegenstem van haar schoonmoeder Naòmi, die verbitterd blijft staren op haar eigen lot.
Tegendraadse vrouwen.

Uit zulke mensen komt David voort - de koning. Zó vestigt God zijn koningschap in deze wereld: een koningschap dat gestalte zou moeten krijgen in die veelbelovende jonge herder. Maar, het zal anders lopen. Er volgt een opsomming van koningen. Wie bijbelvast is merkt, dat een aantal koningen niet wordt genoemd, en dat van anderen de naam wordt veranderd. Daar zal ik nu niet op ingaan. Maar het laat zien hoe Matteùs zijn verkondiging gestalte geeft. Zijn bedoeling komt tot uitdrukking in de samenvatting: door die drie maal veertien generaties loopt de rode draad van de heilsgeschiedenis. Denk vooral niet dat er sprake is van één opgaande lijn: eerst gaat het van Abraham tot David - de koning! Dat is geweldig. Maar de koningen bakken er niet veel van: hun geschiedenis loopt dan ook uit op de ballingschap. Maar dan gaat het opnieuw in stijgende lijn: tot de verwekking van Jezus: opnieuw - koning, bij de gratie van God. Een herkansing?

Jezus, die Christus wordt genoemd - zegt Matteùs er bij. Dat klinkt niet geruststellend. Dat hij Christus genoemd wordt wil nog niet zeggen dat hij als zodanig wordt herkend. Het lijkt alsof Matteùs wil zeggen: elk scheppend handelen van Godswege roept een tegenbeweging op van mensen. Betekent dit ook iets voor ons? Herkennen we daar iets van? Doet het ons iets? Daarover een paar gedachten:

God is koning: ook in ons leven geldt dat, ook al zijn we ons daarvan lang niet altijd bewust. Jij en ik: wij staan op een plaats waarop we eigenlijk niet kunnen staan: de plaats waar God ons in leven houdt. De dragende kracht onder onze voeten. We dragen niet ons eigen bestaan. Dikwijls dringt dat besef niet tot ons door: omdat we met onze gedachten doordaans niet hier en nu aanwezig zijn maar ver vooruit in de tijd, of we terug in verleden herinneringen - vervuld van weemoed om wat er al niet meer is. Wanneer we in gebed verstillen betekent dat ook dat we proberen om in het hier en nu te komen, en te ervaren wat een wonder het is dat we er zijn! Zou je de constatering, dat God koning wil zijn in ons leven, mogen opvatten als een aansporing om ons steeds bewust te zijn van zijn dragende kracht?

De Babylonische ballingschap: daar loopt het op uit, zo lijkt de evangelist te willen zeggen, wanneer we dit koningschap van God negeren. Dat gebeurt, óók in onze cultuur. Dat is ook heel menselijk. In onze cultuur is de nadruk komen te liggen op zaken zoals zelfredzaamheid, mondigheid, de maakbaarheid van de samenleving, en de kenniseconomie. We menen dat we met elkaar in staat zijn om ziekten uit te bannen, conflicten te beheersen, armoede te bestrijden, rampen te voorkomen en hongersnoden voorgoed tot het verleden te laten behoren. En als we spreken over zinloos geweld, suggereert dit dat het mogelijk moet zijn om - met gebruik making van het gezondverstand en slimme systemen - zulk destructief gedrag uit te bannen. Zó denken we. Maar al calculerend dreigen we God, het mysterie, te elimineren. Overschatten we daarmee onze eigen mogelijkheden niet? Ligt de oplossing van deze problemen in de rationaliteit? Of is het juist dit denken, dat uitloopt op een Babylonische Ballingschap? Komt veel ellende niet voort uit het feit dat we er moeite mee hebben om te accepteren dat we - alle wetenschap en techniek ten spijt - niet in staat zijn om de werkelijkheid naar onze hand te zetten? Er zijn mechanismen en betekenisvelden, die wij ruimer, groter zijn dan al wat wij kunnen zien. Is dat nu juist niet waar 'advent' ons toe uitnodigt: het openhouden van mogelijkheden, van kansen waaraan we voorbij gaan als we onszelf niet anders programmeren?

Advent betekent dan ook niet: afwachten - dat we nu maar werkeloos zouden moeten uitzien en hopen. Advent is plaats bereiden, ruimte maken: voor echte ontmoetingen; voor stilte; voor het ontdekken van de bronnen waaruit we zouden kunnen putten: de intimiteit; de veilige ruimte, waarin de mensen voor elkaar kunnen ontdooien; zichzelf worden en tot de erkenning komen dat ons grootste tekort vaak bestaat uit het voorbij lopen aan al het kostbaars dat onder handbereik ligt. In de taal van het geloof: open te staan voor epifanie - voor de wijze waarop de goddelijke werkelijkheid zich manifesteert, een werkelijkheid die hoger reikt en dieper is dan de breedte en de lengte van ons bestaan.

Je hoort het suizen,
er is betekenis
maar het is niet zegbaar

Er is een aanwezigheid
ook al kan het niet worden gezegd.

Eens is het gezegd

Het roept van heel ver
het is oneindig dringend

Het water weet ervan
nacht en dag weten ervan
maar het wordt niet gezegd

Is dit nu God?
Nooit wordt het gezegd.

(vrij naar: J.C. van Schagen)

DE LEZINGEN:

Jesaja 46: 8-11
Gedenkt dit en wordt weer mensen, -
overschrijders, laat het keren tot uw hart!
Gedenkt de eerste dingen van eeuwigheid af, -
want ik ben uw Godheid en anders geen,
God, en er is niemand zoals ik,
die sinds den beginne het einde al meldt,
sinds de oertijd al wat nog niet is gedaan, -
die zegt: mijn raadsbesluit houdt stand,
al wat mij behaagt zal ik doen! -
die uit het oosten een roofvogel roept,
uit een ver land de man van zijn raadslag, -
ja zoals ik heb gesproken laat ik het komen,
zoals ik heb gevormd, zo zal ik doen!

Matteùs 1: 1-18a
Overzicht van de afstamming van Jezus Christus, zoon van David, zoon van Abraham.

Abraham verwekte Isaak, Isaak verwekte Jacob, Jacob verwekte Juda en zijn broers. Juda verwekte Peres en Zerach bij Tamar, Peres verwekte Cherson, Cherson verwekte Aram, Aram verwekte Amminadab, Aminadab verwekte Nachson, Nachson verwekte Salmon, Salmon verwekte Boaz, bij Rachab, Boaz verwekte Obed bij Ruth, Obed verwekte Isaï, Isaï verwekte David, de koning.

David verwekte Salomo bij de vrouw van Uria, Salomo verwekte Rechabeam, Rechabeam verwekte Abia, Abia verwekte Asaf, Asaf verwekte Josafat, Josafat verwekte Joraam, Joram verwekte Uzzia, Uzzia verwekte Jotam, Jotam verwekte Achaz, Achaz verwekte Hizkia, Hizkia verwekte Manasse, Manasse verwekte Amos, Amos verwekte Josia, Josia verwekte Jechonja en zijn broers ten tijde van de Babylonische ballingschap.

Na de Babylonische ballingschap verwekte Jechonja Sealtiël, Sealtiël verwekte Zerubbabel, Zerubbabel verwekte Abiud, Abiud verwekte Eljakim, Eljakim verwekte Azor, Azor verwekte Sadok, Sadok verwekte Achim, Achim verwekte Eliud, Eliud verwekte Eleazar, Eleazar verwekte Mattan, Mattan verwekte Jacob, Jacob verwekte Jozef, de man van Maria. Bij haar werd jezus verwekt, die Christus genoemd wordt.

Van Abraham tot David telt de lijst dus veertien generaties, van David tot de Babylonische ballingschap veertien generaties, en van de Babylonische ballingschap tot Christus veertien generaties.

De afkomst van Jezus was als volgt...

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2004.