Het lam Gods
Torcello (bij Venetië), mozaïek.
Het lam Gods geldt als het Christelijk symbool voor
de verzoening tussen God en mensen.

Preek gehouden tijdens de Paasdienst van de Remonstrantse Gemeente te Oosterbeek, op zondag 27 maart 2005
De lezingen waren:
Johannes 20: 1-18
Kolossenzen 3: 1-4

PREEK

Het is wat ongewoon om op de zondag van Pasen te preken over een tekst uit de brief aan de bewoners van Kolosse. Maar ik zei het u al: deze brief is naar alle waarschijnlijkheid ouder is dan het oudste van de evangeliën. De brief aan de Kolossenzen is waarschijnlijk zo'n twintig jaar eerder geschreven dan het Johannesevangelie. Reden genoeg, dunkt me, om eens te kijken naar het Paasgeloof waarvan in deze brief sprake is.

Opmerkelijk is dat in deze brief gesproken wordt over opwekking, en niet over opstanding. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Johannesevangelie. Daar lazen we: "Ze hadden uit de schrift nog niet begrepen dat hij uit de dood moest opstaan". Jezus is, volgens de Kolossenzenbrief, niet opgestaan - zoals ook wij het vanochtend al tweemaal hebben gezongen - maar hij is opgewekt. Het gaat dus - volgens de schrijver van de brief - om een daad van God!

Opvallend is ook dat het opgewekt worden van Jezus onmiddellijk gekoppeld wordt aan de betekenis daarvan voor ons - voor de wijze waarop we in het leven zouden moeten staan: "Richt u op wat boven is".

Het lijden en sterven van Jezus moet voor de mensen die hem volgden - leerlingen, vrienden en verwanten - onverteerbaar zijn geweest. Een zaak die men niet kon plaatsen. Ik waag de stelling dat alles, wat we over Jezus weten voortkomt uit dit rouwverwerkingsproces. Dat alles wat over Jezus is opgeschreven nooit zou zijn opgeschreven wanneer er daar in Jeruzalem niet zoveel verslagenheid zou zijn ontstaan rond zijn dood.

Alles wat Jezus in zijn leven heeft gezegd en gedaan heeft is pas achteraf opgeschreven, door mensen die niet uitgedacht raakten over de gebeurtenissen die zich in en rond Jeruzalem hebben afgespeeld.

Wat de evangelisten opschreven is dan ook geen geschiedenis in de eigenlijke betekenis: zij proberen om Jezus een plaats te geven in hun leven. Wie zeggen de mensen dat hij was? Wie is hij voor mij? Wat maakt zijn leven en sterven duidelijk over God? Dat zijn de vragen die hen bezig hielden. En het zijn de vragen doe ons bezig houden - tot op de dag van vandaag.

In het paasverhaal van Johannes vinden we een neerslag van dit proces. In de vragen van de engelen aan Maria - "Wie zoek je?" en "Waarom huil je?" - kun je nog steeds de vragen herkennen die elke Christen zich steeds weer stelt, als het gaat om Jezus, die trouwe en rechtvaardige dienstknecht, wiens leven op zo'n gruwelijke manier eindigde.

Maar ook in de brief aan de bewoners van Kolosse draait alles in wezen om het mysterie rond Jezus: om zijn verborgenheid; om zijn "verborgen zijn in God", zoals de schrijver het noemt.
Wat kan daarmee bedoeld zijn?

Wanneer zich in een mensenleven ingrijpende gebeurtenissen plaatsvinden, dan moeten die worden verwerkt: daarvoor is tijd en ruimte nodig; daarvoor is het nodig dat ze een plaats krijgen. Zo verwerken wij dingen: door ze te benoemen en ze een plaats te geven. Bijvoorbeeld: als het onrecht ons treft, of een ziekte; de voortijdige dood van een geliefde, of de trouweloosheid van iemand van wie we dat niet hadden verwacht; woordbreuk of verraad. Pas als we in staat zijn om zulke dingen een plaats te geven, kunnen we ermee leven. Kunnen we zulke zaken achter ons laten en verder gaan met leven.

Maar er zijn dingen, die we geen plaats kunnen geven. Die te groot zijn: waar we niet op zijn gebouwd; in onze geest bestaat daarvoor onvoldoende ruimte. Soms zijn er ervaringen, die zo enorm zijn, dat we daar geen passende woorden voor hebben, geen begrip voor kunnen hebben. Zoiets moet de marteldood van Jezus voor zijn leerlingen geweest zijn.

In een dergelijk geval worden mensen gedwongen zijn om verder te reizen door de tijd, terwijl ze nog helemaal niet klaar zijn met wat hen overkwam. Misschien maakt dat het leven wel zo moeilijk: het feit dat we soms verder moeten met een onverwerkt verleden.

En wat zegt nu de schrijver van de Kolossenzenbrief: vertrouw op God. Het is God die ruimte maakt. Bijv. in het gebed. Als we de stilte zoeken, en vinden, kan het gebeuren dat de tijd als het ware even stil staat; en dat we zicht krijgen op het grotere geheel. Zo kan het gebed een weg zijn waarin God ruimte maakt.
In de bijbel wordt deze gedachte in tal van verhalen beschreven. Een mooi voorbeeld daarvan is het verhaal over Elia. Elia is aan het einde van zijn krachten, en probeert aan zijn situatie te ontkomen. Hij vlucht de eenzaamheid in, en uit daar al zijn klachten. En wanneer hij helemaal is uitgesproken is daar God die ruimte maakt. God troost Elia niet maar vraagt hem terug te keren, en de draad weer op te nemen. Hetzelfde thema komt voor in de verhalen over Job, en over Jona. En ook Jezus trekt zich regelmatig terug in gebed om op verhaal te komen. In het gebed kan de mens de God ontmoeten, die ruimte maakt: die dingen een betekenis geeft waar wij daartoe zelf niet in staat zijn. God kan mensen ook de moed geven om terug te keren: naar hun levensopdracht. Is dat 'opgewekt worden'?

"Uw leven ligt met Christus verborgen in God". De schrijver van de brief aan de bewoners van Kolosse gaat nog een stap verder: het zijn niet alleen de grote gebeurtenissen in ons leven die we geen plaats kunnen geven. Nee: eigenlijk geldt het voor ons totale bestaan. Zoals het niemand zal lukken om ooit bevredigend te beantwoorden wie Jezus was, en is - zo geldt dat ook voor ons eigen leven: als het erop aankomt weten wij niet wie wij zijn en wat de zin is van ons leven. Dat is voor ons verborgen in God. Opvallend in die Kolossenzenbrief is het werkwoord-gebruik:
> streef naar wat boven is
> richt u op wat boven is
Dat zijn opdrachten.
> uw leven ligt verborgen
Dat is een constatering. Daarna volgt een futurum:
> u zult met hem in luister verschijnen...
Dit zijn woorden waaruit een diep vertrouwen spreekt in een toekomst die verder reikt dan wij kunnen overzien. Die te groot is voor een mens om te kunnen bevatten: namelijk dat ons leven zijn zin en betekenis krijgt op een niveau, dat wij niet overzien. Reden genoeg om ons leven te oriënteren op "wat boven is" - aldus de schrijver van de brief aan de Kolossenzen.

Natuurlijk: het zijn woorden uit een ver verleden, waarin men zich de werkelijkheid heel anders voorstelde dan dat wij dat vandaag de dag doen. Tóch blijft de vraag of het levensgevoel dat eruit spreekt voor ons van betekenis kan zijn. "Wat boven is", en waar we ons op zouden moeten oriënteren: is dat niet wat wij aanduiden met het woord spiritualiteit? Jezus heeft dat "gericht zijn op wat boven is" ooit verhelderd met het beeld van de leliën: "Leef als de leliën: zie hoe ze zijn bekleed! Ze groeien, bloeien en bestaan. Doe jullie evenzo: maak je geen zorg over hoe je je zult voeden of kleden. Maar vertrouw op je toe aan je schepper."

Ons leven reikt verder, hoger, dieper, dan wat wij kunnen overzien. Bij leven zul je nimmer weten, wat jouw bestaan betekent. Dat is verborgen in God. Wie kunnen leven uit dit vertrouwen - die kunnen ook leven op de wijze zoals een dichteres het verwoordde:

Sta met mij in de tuin van heden
vang het licht zolang het is
roep het donker niet, het komt
vanzelf. Spreek niet van verleden,

leg op de toekomst geen beslag.
Zie deze dag als aanvang,
belofte voor wellicht een nieuw
begin. Ontwaar de glans en kom

mij daarin nader, geef dit moment
tot in de kleinste ruimte zin.

(Marijke van Hooff)

Wie van ons kan, met de hand op het hart, zeggen dat hij al begonnen is zó te leven?


DE LEZINGEN: Johannes 20: 1-18
Vroeg op de eerste dag van de week, toen het nog donker was, kwam Maria uit Magdala bij het graf. Ze zag dat de steen van de opening van het graf was weggehaald. Ze liep snel terug naar Simon Petrus en de andere leerling van wie Jezus veel hield, en zei: 'Ze hebben de Heer uit het graf weggehaald en we weten niet waar ze hem nu neergelegd hebben.' Petrus en de andere leerling gingen op weg naar het graf. Ze liepen beiden snel, maar de andere leerling rende vooruit, sneller dan Petrus, en kwam als eerste bij het graf. Hij boog zich voorover en zag de linnen doeken liggen, maar hij ging niet naar binnen. Even later kwam Simon Petrus en hij ging het graf wèl in. Ook hij zag de linnen doeken, en hij zag dat de linnen doek die het gezicht van Jezus bedekt had niet bij de andere doeken lag, maar apart, opgerold, op een andere plek. Toen ging ook de andere leerling, die het eerst bij het graf gekomen was, het graf in. Hij zag het en geloofde. Want ze hadden uit de schrift nog niet begrepen dat hij uit de dood moest opstaan. De leerlingen gingen terug naar huis.

Maria stond nog bij het graf en huilde. Huilend boog ze zich naar het graf, en daar zag ze twee engelen in witte kleren zitten, één bij het hoofdeind en één bij het voeteneind van de plek waar Jezus had gelegen. 'Waarom huil je?' vroegen ze haar. Ze zei: 'Ze hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet waar ze hem naartoe gebracht hebben.' Na deze woorden keek ze om en zag ze Jezus staan, maar ze wist niet dat het Jezus was. 'Waarom huil je?' vroeg Jezus. 'Wie zoek je?' Maria dacht dat het de tuinman was en zei: 'Als u hem hebt weggehaald, vertel me dan waar u hem hebt neergelegd, dan kan ik hem meenemen.' Jezus zei tegen haar: 'Maria'. Ze draaide zich om en zei: '
'Rabboeni!' (Dat betekent 'meester'.) 'Houd me niet vast,' zei Jezus. 'Ik ben nog niet opgestegen naar de Vader. Ga naar mijn broeders en zusters en zeg tegen hen, dat ik opstijg naar mijn Vader, die ook jullie Vader is, naar mijn God, die ook jullie God is.' Maria uit Magdala ging naar de leerlingen en zei tegen hen: 'Ik heb de Heer gezien!' En ze vertelde alles wat hij tegen haar gezegd had.

Kolossenzen 3: 1-4

Als u nu met Christus uit de dood bent opgewekt, streef dan naar wat boven is, waar Christus zit aan de rechterhand van God. Richt u op wat boven is, niet op wat op aarde is. U bent immers gestorven, en uw leven ligt met Christus verborgen in God. Wanneer Christus verschijnt, ons leven, dan zult ook u met hem in luister verschijnen.


Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2005.