Het lam Gods Torcello (bij Venetië), mozaïek. Het lam Gods geldt als het Christelijk symbool voor de verzoening tussen God en mensen. |
![]() |
PREEK
Het is wat ongewoon om op de zondag van Pasen te preken over
een tekst uit de brief aan de bewoners van Kolosse. Maar ik
zei het u al: deze brief is naar alle waarschijnlijkheid ouder
is dan het oudste van de evangeliën. De brief aan de
Kolossenzen is waarschijnlijk zo'n twintig jaar eerder
geschreven dan het Johannesevangelie. Reden genoeg, dunkt me,
om eens te kijken naar het Paasgeloof waarvan in deze brief
sprake is.
Opmerkelijk is dat in deze brief gesproken wordt over
opwekking, en niet over opstanding. Dit in tegenstelling tot
bijvoorbeeld het Johannesevangelie. Daar lazen we: "Ze hadden
uit de schrift nog niet begrepen dat hij uit de dood moest
opstaan". Jezus is, volgens de Kolossenzenbrief, niet
opgestaan - zoals ook wij het vanochtend al tweemaal hebben
gezongen - maar hij is opgewekt. Het gaat dus - volgens de
schrijver van de brief - om een daad van God!
Opvallend is ook dat het opgewekt worden van Jezus
onmiddellijk gekoppeld wordt aan de betekenis daarvan voor ons
- voor de wijze waarop we in het leven zouden moeten staan:
"Richt u op wat boven is".
Het lijden en sterven van Jezus moet voor de mensen die hem
volgden - leerlingen, vrienden en verwanten - onverteerbaar
zijn geweest. Een zaak die men niet kon plaatsen. Ik waag de
stelling dat alles, wat we over Jezus weten voortkomt uit dit
rouwverwerkingsproces. Dat alles wat over Jezus is
opgeschreven nooit zou zijn opgeschreven wanneer er daar in
Jeruzalem niet zoveel verslagenheid zou zijn ontstaan rond
zijn dood.
Alles wat Jezus in zijn leven heeft gezegd en gedaan heeft is
pas achteraf opgeschreven, door mensen die niet uitgedacht
raakten over de gebeurtenissen die zich in en rond Jeruzalem
hebben afgespeeld.
Wat de evangelisten opschreven is dan ook geen geschiedenis in
de eigenlijke betekenis: zij proberen om Jezus een plaats te
geven in hun leven. Wie zeggen de mensen dat hij was? Wie is
hij voor mij? Wat maakt zijn leven en sterven duidelijk over
God? Dat zijn de vragen die hen bezig hielden. En het zijn de
vragen doe ons bezig houden - tot op de dag van vandaag.
In het paasverhaal van Johannes vinden we een neerslag van dit
proces. In de vragen van de engelen aan Maria - "Wie zoek je?"
en "Waarom huil je?" - kun je nog steeds de vragen herkennen
die elke Christen zich steeds weer stelt, als het gaat om
Jezus, die trouwe en rechtvaardige dienstknecht, wiens leven
op zo'n gruwelijke manier eindigde.
Maar ook in de brief aan de bewoners van Kolosse draait alles
in wezen om het mysterie rond Jezus: om zijn verborgenheid; om
zijn "verborgen zijn in God", zoals de schrijver het noemt.
Wat kan daarmee bedoeld zijn?
Wanneer zich in een mensenleven ingrijpende gebeurtenissen
plaatsvinden, dan moeten die worden verwerkt: daarvoor is tijd
en ruimte nodig; daarvoor is het nodig dat ze een plaats
krijgen. Zo verwerken wij dingen: door ze te benoemen en ze
een plaats te geven. Bijvoorbeeld: als het onrecht ons treft,
of een ziekte; de voortijdige dood van een geliefde, of de
trouweloosheid van iemand van wie we dat niet hadden verwacht;
woordbreuk of verraad. Pas als we in staat zijn om zulke
dingen een plaats te geven, kunnen we ermee leven. Kunnen we
zulke zaken achter ons laten en verder gaan met leven.
Maar er zijn dingen, die we geen plaats kunnen geven. Die te
groot zijn: waar we niet op zijn gebouwd; in onze geest
bestaat daarvoor onvoldoende ruimte. Soms zijn er ervaringen,
die zo enorm zijn, dat we daar geen passende woorden voor
hebben, geen begrip voor kunnen hebben. Zoiets moet de
marteldood van Jezus voor zijn leerlingen geweest zijn.
In een dergelijk geval worden mensen gedwongen zijn om verder
te reizen door de tijd, terwijl ze nog helemaal niet klaar
zijn met wat hen overkwam. Misschien maakt dat het leven wel
zo moeilijk: het feit dat we soms verder moeten met een
onverwerkt verleden.
En wat zegt nu de schrijver van de Kolossenzenbrief: vertrouw
op God. Het is God die ruimte maakt. Bijv. in het gebed. Als
we de stilte zoeken, en vinden, kan het gebeuren dat de tijd
als het ware even stil staat; en dat we zicht krijgen op het
grotere geheel. Zo kan het gebed een weg zijn waarin God
ruimte maakt.
In de bijbel wordt deze gedachte in tal van verhalen
beschreven. Een mooi voorbeeld daarvan is het verhaal over
Elia. Elia is aan het einde van zijn krachten, en probeert aan
zijn situatie te ontkomen. Hij vlucht de eenzaamheid in, en
uit daar al zijn klachten. En wanneer hij helemaal is
uitgesproken is daar God die ruimte maakt. God troost Elia
niet maar vraagt hem terug te keren, en de draad weer op te
nemen. Hetzelfde thema komt voor in de verhalen over Job, en
over Jona. En ook Jezus trekt zich regelmatig terug in gebed
om op verhaal te komen. In het gebed kan de mens de God
ontmoeten, die ruimte maakt: die dingen een betekenis geeft
waar wij daartoe zelf niet in staat zijn. God kan mensen ook
de moed geven om terug te keren: naar hun levensopdracht. Is
dat 'opgewekt worden'?
"Uw leven ligt met Christus verborgen in God". De schrijver
van de brief aan de bewoners van Kolosse gaat nog een stap verder:
het zijn niet alleen de grote gebeurtenissen in ons
leven die we geen plaats kunnen geven. Nee: eigenlijk geldt
het voor ons totale bestaan. Zoals het niemand zal lukken om
ooit bevredigend te beantwoorden wie Jezus was, en is - zo
geldt dat ook voor ons eigen leven: als het erop aankomt weten
wij niet wie wij zijn en wat de zin is van ons leven. Dat is
voor ons verborgen in God. Opvallend in die Kolossenzenbrief
is het werkwoord-gebruik:
> streef naar wat boven is
> richt u op wat boven is
Dat zijn opdrachten.
> uw leven ligt verborgen
Dat is een constatering. Daarna volgt een futurum:
> u zult met hem in luister verschijnen...
Dit zijn woorden waaruit een diep vertrouwen spreekt in een
toekomst die verder reikt dan wij kunnen overzien. Die te
groot is voor een mens om te kunnen bevatten: namelijk dat ons
leven zijn zin en betekenis krijgt op een niveau, dat wij niet
overzien. Reden genoeg om ons leven te oriënteren op "wat
boven is" - aldus de schrijver van de brief aan de
Kolossenzen.
Natuurlijk: het zijn woorden uit een ver verleden, waarin men
zich de werkelijkheid heel anders voorstelde dan dat wij dat
vandaag de dag doen. Tóch blijft de vraag of het levensgevoel
dat eruit spreekt voor ons van betekenis kan zijn. "Wat boven
is", en waar we ons op zouden moeten oriënteren: is dat niet
wat wij aanduiden met het woord spiritualiteit? Jezus heeft
dat "gericht zijn op wat boven is" ooit verhelderd met het
beeld van de leliën: "Leef als de leliën: zie hoe ze zijn
bekleed! Ze groeien, bloeien en bestaan. Doe jullie evenzo:
maak je geen zorg over hoe je je zult voeden of kleden. Maar
vertrouw op je toe aan je schepper."
Ons leven reikt verder, hoger, dieper, dan wat wij kunnen
overzien. Bij leven zul je nimmer weten, wat jouw bestaan
betekent. Dat is verborgen in God. Wie kunnen leven uit dit
vertrouwen - die kunnen ook leven op de wijze zoals een
dichteres het verwoordde:
Sta met mij in de tuin van heden
vang het licht zolang het is
roep het donker niet, het komt
vanzelf. Spreek niet van verleden,
leg op de toekomst geen beslag.
Zie deze dag als aanvang,
belofte voor wellicht een nieuw
begin. Ontwaar de glans en kom
mij daarin nader, geef dit moment
tot in de kleinste ruimte zin.
(Marijke van Hooff)
Wie van ons kan, met de hand op het hart, zeggen dat hij al
begonnen is zó te leven?
Maria stond nog bij het graf en huilde. Huilend boog ze zich
naar het graf, en daar zag ze twee engelen in witte kleren
zitten, één bij het hoofdeind en één bij het voeteneind van de
plek waar Jezus had gelegen. 'Waarom huil je?' vroegen ze
haar. Ze zei: 'Ze hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet
waar ze hem naartoe gebracht hebben.' Na deze woorden keek ze
om en zag ze Jezus staan, maar ze wist niet dat het Jezus was.
'Waarom huil je?' vroeg Jezus. 'Wie zoek je?' Maria dacht dat
het de tuinman was en zei: 'Als u hem hebt weggehaald, vertel
me dan waar u hem hebt neergelegd, dan kan ik hem meenemen.'
Jezus zei tegen haar: 'Maria'. Ze draaide zich om en zei: '
'Rabboeni!' (Dat betekent 'meester'.) 'Houd me niet vast,' zei
Jezus. 'Ik ben nog niet opgestegen naar de Vader. Ga naar mijn
broeders en zusters en zeg tegen hen, dat ik opstijg naar mijn
Vader, die ook jullie Vader is, naar mijn God, die ook jullie
God is.' Maria uit Magdala ging naar de leerlingen en zei
tegen hen: 'Ik heb de Heer gezien!' En ze vertelde alles wat
hij tegen haar gezegd had.
Kolossenzen 3: 1-4
Als u nu met Christus uit de dood bent opgewekt, streef dan
naar wat boven is, waar Christus zit aan de rechterhand van
God. Richt u op wat boven is, niet op wat op aarde is. U bent
immers gestorven, en uw leven ligt met Christus verborgen in
God. Wanneer Christus verschijnt, ons leven, dan zult ook u
met hem in luister verschijnen.
Terug naar het begin van deze pagina
Terug naar de REGISTERS.
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2005.