Thomas legt zijn hand in de zijde van Christus
Abdij van Santo Domingo de Silos,
Spanje, XIIde eeuw.

Preek gehouden op 3 april 2005 tijdens de dienst
van de Remonstrantse Gemeente Twente
De lezingen waren: I Petrus 1: 3-9
Johannes 20: 19-31


Hoe moeten we dit verhaal, dit slot van het evangelie volgens Johannes begrijpen? Er is wel gezegd: wat hier wordt verteld is om mensen die - net als Tomas - er geen spaan van geloven dat er leven is uit de dood - ondubbelzinnig te laten weten dat je je de opstanding van Christus niet concreet genoeg kunt voorstellen. Christus is opgestaan! En daarmee uit. Daar hoef je niet aan te twijfelen. Dat staat vast.

Deze interpretatie lijkt mij niet goed passen bij de schrijver van het vierde evangelie: er is immers geen ander evangelie zó doordrongen van het mysterie, van het raadselachtige geheim rond lijden, dood en opstanding als het evangelie van Johannes.

Het slot dat wij lazen beschrijft dan ook veeleer hoe moeilijk het voor mensen kan zijn om het geloof in het leven vast te houden. En dat is ook niet zo vreemd. Immers: altijd zijn er die lastige nuchtere vragen, die je maar beter niet te snel kunt vergeten. Wat te denken van zo'n Tsunami, die zomaar in één klap duizenden mensen wegvaagt. Spoorloos maakt. Wat te denken van die moorden, die zomaar zonder enig pardon worden gepleegd? Wat te denken van ziekte en dood, die dierbaren troffen, terwijl we ze toch iets anders hadden gegund? En wat als het noodlot jezelf treft: hoe groot zou de kans zijn dat een mens dan zijn geloof kwijtraakt? Wat is ervoor nodig om fiducie hebben in een bestaan, dat vaak zo wreed is?

Tomas heeft daar moeite mee. Tomas denkt er zo het zijne van wanneer daar wordt gezegd dat Jezus is verschenen, dat Jezus leeft! En het is toch waarachtig ook niet zo gek, dat een mens sceptisch wordt wanneer er wordt geroepen dat God van mensen houdt, dat je je vijanden moet vergeven, en dat je je maar moet verzoenen met de mensen die onrecht doen. Bestaat er dan niet zoiets als gerechtigheid, vergelding en 'het verdiende loon'?

===
Tomas was er niet bij toen de Heer verscheen. Waar was hij? Wat deed hij? Was hij nog gedompeld in rouw? Toefde hij nog bij het graf?
Hij wordt de 'tweeling' genoemd: Tomas Dydimus. Waarom zou Johannes dat erbij zetten? Gewoon maar als mededeling: Tomas betekent tweeling? Of met een bedoeling; vanuit de gedachte dat een naam nooit toevallig is. Ik houd het op dat laatste: kijk maar naar de slotzin, waarin de naam van Jezus wordt genoemd als bron om uit te leven. Tomas/tweeling: zou het verwijzen naar zijn dubbelheid? Naar de dialectiek in het geloof? Wie leven zegt, mag de dood niet vergeten. Wie over vergeving spreekt mag de schuld niet buiten beschouwing laten: vergeven kan misschien wel alleen als je ook weet hebt van schuld. Leven kan misschien wel alleen als je ook weet hebt van dood. En je verzoenen kan misschien wel alleen als je hebt ervaren wat het is om verguisd te worden, verworpen te worden, afgedankt te worden.

Tomas, de tweeling, komt bij Johannes al eerder in het evangelie voor: in het verhaal over de opwekking van Lazarus. Als Jezus naar het graf van Lazarus gaat om hem op te wekken zegt Tomas: "Laten ook wij maar gaan om met hem te sterven". (Joh. 11:16). En op de avond voor het sterven van Jezus had Tomas gevraagd: "Wij weten niet eens waar u naartoe gaat, Heer, hoe zouden we dan de weg daarheen kunnen weten?" (Joh. 14:5). Klaarblijkelijk is hij iemand die de twee brandpunten van de ellips, waarbinnen ons bestaan zich afspeelt, ziet.

===
Het ongeloof van Tomas is niet alleen herkenbaar: het is misschien ook wel onmisbaar als correctie op een al te hoog gestemd geloof. Het mag dan ook een wonder heten, dat deze Tomas uiteindelijk toch tot het geloof komt. Is dat wat Johannes op het oog heeft wanneer hij schrijft: "Jezus heeft nog veel meer wonderen gedaan, die niet in dit boek staan, maar deze zijn opgeschreven opdat u gelooft dat Jezus de messias is, de zoon van God, en opdat u door te geloven leeft door zijn naam."?

Wat is ervoor nodig om een scepticus tot geloof te brengen? Zou de schrijver, de leerling dien Jezus liefhad, één van die mannen zijn die voorop de liturgie staan? Eén van de twaalf, die er wèl bij waren toen Jezus aan hen verscheen? Je zou verwachten dat zij, die door Jezus tot leven zijn gekomen (wat dat dan ook betekent) in staat zouden moeten zijn om iets van hun eigen Paasgeloof over te dragen op zo'n scepticus als Tomas. Als je hebt ervaren dat de pijn die voortvloeit uit het lijden, uit het onrecht, uit verlies overwonnen kan worden - als je Jezus hebt herkend als verlosser en bevrijder, die zijn vrede op jou legt, dan zou je toch in staat moeten zijn om dat door te geven?

Maar dat blijkt niet uit het verhaal. Dat is treffend: de leerlingen in wier leven Jezus als bevrijder is verschenen, doen zelfs geen poging om Tomas tot andere gedachten te brengen. Beseffen zij dat wie in de put zit niet gebaat is met al die vaak zo gemakkelijke goedbedoelde raadgevingen? In de trant van: 'probeer het ook eens anders te zien'; 'er is nog altijd zoveel over om van te genieten'; 'tel toch je zegeningen'; 'wees dankbaar om wat je allemaal nog wèl kunt'; 'geniet toch van het leven'. Beseffen de leerlingen dat alleen God zèlf ruimte kan scheppen waar een mens niet in staat is om de dingen die hij ervaart een plaats te geven?

"Als ik niet zèlf zie', zegt Tomas, 'de wonden; als ik niet zèlf voel de littekens: kan ik niet geloven." Zou het dan waar zijn, wat er in die Petrusbrief staat: dat alleen pijn, die we zelf ervaren, ons kan zuiveren; dat alleen onze eigen verlieservaringen ons de ogen kunnen openen voor Gods barmhartigheid?

Ik denk dat we allen uit ervaring weten, hoe beperkt we zijn in onze mogelijkheden om te troosten; en hoe weinig je maar kunt overbrengen van je eigen geloof op anderen - op je kinderen - op mensen, die gebukt gaan onder een last die ze met zich meedragen.

===
Alleen God zèlf kan ons bevrijden: dat willen we misschien maar liever niet weten. Het liefst geloven we in autonomie, in zelfredzaamheid. Maar, wie niet helemaal blind is laat zich maar moeilijk leiden door de blindengeleider. Zolang we ook nog maar enigszins vertrouwen op ons eigen compas, is het onmogelijk om onbezorgd te leven. Is dat misschien wat een scepticus zoals Tomas parten speelt? Verwijst 'de tweeling' misschien ook naar de mens, die steeds weer hinkt op twee gedachten? Zou ongeloof ook de vrucht kunnen zijn van ons diepe verlangen naar autonomie?

Dat zou betekenen dat we terug moeten, naar het begin: naar het besef dat we schepsel zijn. Dat al wat we zijn en wie we geworden zijn, niet van onszelf hebben? Is het omdat Tomas in Jezus zijn schepper herkent, die hem heeft gevormd, dat hij kan zeggen "Mijn Heer en mijn God"?

"Wijden wij onze dienst aan de Eeuwige,
die door Zijn Geest hemel en aarde schept,
die trouw houdt, en nooit laat varen
wat Zijn hand, ook aan elk van ons, begon.

Vreugde zij u en vrede van God onze Vader,
die wij kennen door Jezus Christus zijn zoon"

Is dat het geloof dat ons de ruimte biedt om fiducie te hebben in het leven en om in te kunnen gaan op de uitnodigende woorden van Marijke van Hooff, als zij dicht:

Sta met mij in de tuin van heden
vang het licht zolang het is
roep het donker niet, het komt
vanzelf. Spreek niet van verleden,

leg op de toekomst geen beslag.
Zie deze dag als aanvang,
belofte voor wellicht een nieuw
begin. Ontwaar de glans en kom

mij daarin nader, geef dit moment
tot in de kleinste ruimte zin.

(Marijke van Hooff)

DE LEZINGEN: I Petrus 1: 3-9
Geprezen zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus: in zijn grote barmhartigheid heeft hij ons opnieuw geboren doen worden door de opstanding van Jezus Christus uit de dood, waardoor wij leven in hoop. Er wacht u, die door Gods kracht wordt beschermd omdat u gelooft, in de hemel een onvergankelijke, ongerepte erfenis die nooit verwelkt. U ziet de redding tegemoet, die aan het eind van de tijd zeker geopenbaard zal worden. Verheug u hierover, ook al moet u nu tot uw verdriet nog een korte tijd allerlei beproevingen verduren. Zo kan de echtheid blijken van uw geloof - zoveel kostbaarder dan vergankelijk goud, dat toch ook in het vuur wordt getoetst - en zo verwerft u lof en eer en roem wanneer Jezus Christus zich zal openbaren. U hebt hem lief zonder hem ooit gezien te hebben; en zonder hem nu te zien gelooft u in hem en ervaart u een onuitsprekelijke hemelse vreugde omdat u het einddoel van uw geloof bereikt: uw redding.

Johannes 20: 19-31
Op de avond van die eerste dag van de week waren de leerlingen bij elkaar; ze hadden de deuren afgesloten omdat ze bang waren voor de Joden. Jezus kwam in hun midden staan en zei: 'Ik wens jullie vrede!' Na deze woorden toonde hij hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren blij omdat ze de Heer zagen. Nog eens zei Jezus: 'Ik wens jullie vrede! Zoals de Vader mij heeft uitgezonden, zo zend ik jullie uit.' Na deze woorden blies hij over hen heen en zei: 'Ontvang de Heilige Geest. Als jullie iemands zonden vergeven, dan zijn ze vergeven; vergeven jullie ze niet, dan zijn ze niet vergeven.'
Een van de twaalf, Tomas (dat betekent 'tweeling'), was er niet bij toen Jezus kwam. Toen de andere leerlingen hem vertelden: 'Wij hebben de Heer gezien!' zei hij: 'Alleen als ik de wonden van de spijkers in zijn handen zie en met mijn vingers kan voelen, en als ik mijn hand in zijn zij kan leggen, zal ik het geloven.' Een week later waren de leerlingen weer bij elkaar en Tomas was er nu ook bij. Terwijl de deuren gesloten waren, kwam Jezus in hun midden staan. 'Ik wens jullie vrede!' zei hij, en daarna richtte hij zich tot Tomas: 'Leg je vingers hier en kijk naar mijn handen, en leg je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof.' Tomas antwoordde: 'Mijn Heer, mijn God!'. Jezus zei tegen hem: 'Omdat je me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en tóch geloven.'Jezus heeft nog veel meer wonderen gedaan, die niet in dit boek staan, maar deze zijn opgeschreven opdat u gelooft dat Jezus de messias is, de zoon van God, en opdat u door te geloven leeft door zijn naam.

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2005.