Abdij van Santo Domingo de Silos De leerlingen uit Emmaüs Bas-reliëf, XIIde eeuw |
![]() |
De lezingen waren:
I Petrus 2:1-8
Johannes 21: 1-14
Het was de derde keer dat Jezus aan zijn leerlingen verscheen. De eerste keer,
dat Jezus verscheen, was op de avond van Paaszondag (op de avond van die eerste
dag van de week). De leerlingen waren toen bij elkaar gekomen in dezelfde kamer
waarin zij met Jezus het afscheidsmaal hadden gebruikt. Daar verschijnt Jezus:
hij groet de leerlingen ('Vrede zij u'), blaast zijn adem over hen uit, en geeft
hen als opdracht om de wereld in te gaan. Het lijkt wel de afsluiting van een
kerkdienst, in omgekeerde volgorde. Eerst de zegen, dan de uitzending. Eén
leerling, Tomas, was er niet bij: hij heeft dat gemist.
Speciaal voor hem verschijnt Jezus de tweede keer. Tomas kan niet geloven als
hij niet zelf de Heer heeft zien verschijnen. Hij is sceptisch - evenals
misschien velen van ons toch wat sceptisch waren, toen we met Pasen voor de
zoveelste keer die grote woorden hoorden die bij Pasen horen: bevrijding,
verlossing, verzoening en overwinning op de dood. Tomas zegt het met zoveel
woorden: ik zal het niet geloven zolang ik niet zelf de vinger in de wond,
mijn hand in de zij van Jezus zal hebben gelegd. Nou ja, u kent het verhaal
wel..., en misschien is daar vorige week op 'beloken Pasen' wel over gepreekt.
Vandaag gaat het over de derde verschijning van Jezus. In dit verhaal gaat het
over vissen: in het evangelie van Johannes is dat voor het eerst, dat het woord
vissen valt. Zou het niet verwijzen naar de opdracht die Jezus aan zijn
leerlingen heeft gegeven om vissers van mensen te worden? Je zou dan ook
kunnen zeggen: het gaat om de tijd van de kerk: hoe verschijnt Jezus in ons
leven?
Het is een uiterst wonderlijk verhaal, wat nu volgt. Deze derde keer vindt
plaats bij het Meer van Tiberias. Wat er wordt verteld roept nogal wat vragen
op en staat vol ongerijmdheden. Het viel me op dat de makers van de nieuwe
vertaling een aantal 'moeilijkheden' weg vertaald hebben. Maar er blijven
nog altijd voldoende vragen over. Waarom verschijnt Jezus in de vroege ochtend:
vissen vang je doorgaans 's nachts, als het nog donker is, en niet als de zon
al op is. Waarom staat er van de leerlingen dat ze 200 el van het land af waren?
Heeft dat getal iets te betekenen? En hoe zit het met de 153 vissen die ze hadden
gevangen: zou iemand die geteld hebben? Hoe komt Jezus ineens aan de vis, die al
op het vuur ligt: net daarvoor vraagt hij nog aan de leerlingen of ze soms iets
bij het brood hebben - toespijs? Hoe kan het, dat de leerlingen niet zeker weten
of die man daar aan de oever nu Jezus is of niet? Ze vragen er maar niet naar,
maar ze vermoeden dat hij het is. Wat te denken van zijn opdracht: om het net
opnieuw uit te werpen, maar dan anders? En van de ervaring dat je dan wèl een
rijke vangst hebt? Het zijn vragen die voortkomen uit een nuchtere benadering
van het verhaal - en misschien zijn dat dus wel de verkeerde vragen.
Wat ons hier wordt verteld heeft méér weg van een droom. Dromen hebben
betrekking op een werkelijkheid die veel ongrijpbaarder is dan de werkelijkheid
van alledag - die we met onze zintuigen waarnemen. Dromen hebben betrekking op
de wijze waarop we ons bestaan beleven, ervaren. Het Duits kent hiervoor het
woord 'Gestalt': een woord dat verwijst naar de wijze waarop de werkelijkheid
zich aan ons verschijnt. Het is immers wel duidelijk, dat de taal van Johannes
mythische taal is.
Het moge toch duidelijk zijn dat in dit verhaal het water een beeld is van ons
onzekere bestaan met zijn onpeilbare diepten en zijn gevaarlijke momenten; en
dat de nacht het oerbeeld van de wereld die in duisternis verzonken is; in
Johannes 13, waarin het laatste avondmaal wordt beschreven, wordt verteld over
de voetwassing en het op handen zijnde verraad; als Judas vertrekt staat er:
'en het was nacht'. Het schip zou kunnen verwijzen naar de kerk, en de
schepelingen naar mensen die hun roeping aanvaarden en bereid zijn om Petrus
te volgen, wanneer hij besluit om te gaan vissen. De opsomming van namen is
onvolledig, zodat we daar onze eigen namen aan kunnen toevoegen. Hoe dat ook
zij, ook hier klinkt de vraag, tot elk van ons gericht: heb je wat gevangen?
Heb je iets meegebracht uit heel die donkere nacht waarin je hebt gevist? Of
sta je met lege handen? Heb je enige leeftocht? Toespijs? Iets wat het brood
beter kan doen smaken?
Het is de vraag of wij in onze cultuur, waarin alleen feiten tellen, nog wel
in staat zijn om zulke taal echt te verstaan. Of we ons erdoor kunnen laten
aanspreken. We zijn zo rationeel dat we al snel de verkeerde vragen stellen.
Petrus zegt: 'Ik ga vissen.' 'Wij gaan met je mee,' zeggen de anderen.
Misschien karakteriseert dat wel, hoe velen van ons bij de kerk gekomen zijn:
door onze opvoeding. Of in het voetspoor van anderen: we zijn gaan meedoen. En
misschien is er wel iets anders nodig, om een net vol vis te vangen: oog krijgen
voor de betekenis van Jezus voor ons. "Kinderen", staat er: zo spreekt Jezus
zijn leerlingen aan. In de nieuwe vertaling is dat woord weggelaten (v. 5).
Mij is niet duidelijk waarom men dat heeft gedaan. Misschien wel omdat het,
rationeel gesproken, totaal niet past in het geheel. Maar: waar een mens zó
wordt aangesproken, kan hij zich onmogelijk groter voor doen dan hij is. We
worden als het ware uitgenodigd om onze onschuld te hervinden, en weer door
kinderogen te kijken, onbevangen. Om weer argeloos te worden. In het verhaal
is Petrus naakt: de vertalers hebben ervan gemaakt: "hij schort zijn hemd op,
verder had hij niets aan". Ik denk niet dat het daarom gaat: hij was naakt,
en wil zich bedekken - zoals Adam ooit in het paradijs. We verschijnen niet
graag naakt voor God. Maar bij God heeft het geen zin om zich te bedekken;
een mens hoeft zich niet te schamen. "Kinderen" - hebben jullie iets te eten?
Er klinkt iets beschermends door in die woorden: alsof gezegd wil zijn dat de
zaak niet hopeloos is, ook al zouden we dat zelf zo ervaren. Misschien zouden
we op dit moment in een kring moeten gaan zitten, om elkaar te bevragen wat het
leven ons gebracht heeft aan zaken waarop we vertrouwen. En waar we onze hoop
op vestigen.
In het scheppingsverhaal lezen we dat God de wereld in zes dagen heeft gemaakt.
Voor het decor gebruikte hij vijf dagen: en hij zag dat het goed was. Toen werd
de mens geschapen, naar Gods beeld: en Hij zag dat het zeer goed was. Toen
rustte God, op de zevende dag. Was de schepping toen af? Er bestaat een oude
kerkelijke traditie, die zegt dat er nog een achtste scheppingsdag is: waar
het de mens nog aan ontbreekt is GODS GEEST. Daarover ging het bij die eerste
verschijning: op de eerste dag van de week, 's avonds, verscheen Jezus aan hen
en blies over hen. De achtste scheppingsdag. Het tweede verschijningsverhaal
gaat over de dialectiek van het geloof: je kunt niet in opwekking geloven, als
je de littekens niet zèlf hebt aangeraakt; je kunt niet over leven spreken, als
je niet de dood in de ogen hebt gekeken; je kunt niet over vergeving spreken,
als je geen weet hebt van schuld; je kunt niet over verzoening spreken, als je
niet zelf hebt ervaren wat het is, om verguisd te worden. Het verhaal over Tomas
kan ons behoeden voor de euforie, die rond Pasen kan ontstaan. Het derde
verschijningsverhaal gaat het over de vangst. Wat levert 'Pasen' ons op? Leeft
Jezus voor ons besef? Hoe is hij in je leven aanwezig? En hoe herkennen we hem?
Om hem te kunnen herkennen moet je vertrouwd zijn met de verhalen. Ik heb wel
eens iemand horen zeggen: 'Het is toch niet verwonderlijk, dat Maria zo zelden
aan Remonstranten verschijnt! Dat kan alleen als je vertrouwd bent met de
tradities omtrent Maria.' Hetzelfde geldt voor Jezus: om hem te kunnen herkennen,
moet je je leven lang met hem bezig zijn en steeds opnieuw de verhalen lezen en
bevragen. Alleen wie leven met de verhalen rond Jezus kunnen hem (nu en dan)
ontwaren en hem herkennen als reisgenoot, als een verschijning, als het
evenbeeld van God. Sommige mensen herkennen hem buiten zichzelf, als beeld
van God in andere mensen. Zo hoorde ik dezer dagen iemand over de paus zeggen:
'Dit was een heilig mens, omdat hij heeft geleefd zoals hij heeft gesproken'.
En een ander: "Dit was een mens die, geïnspireerd door het lijden van Christus, in staat was zijn
eigen lijden waardig te dragen, tot aan de dood". Voor hen is klaarblijkelijk
iets goddelijks zichtbaar geworden in deze paus. Anderen menen er in zichzelf
iets van te herkennen in 'de nieuwe Adam', de 'nieuwe mens', die als een
mogelijkheid diep in onszelf verborgen is. Paulus zegt over zijn eigen
optreden dat "Niet hijzelf, Paulus, maar dat Christus in hem werkt". In deze
richting moet de dichter gedacht hebben die biddend schrijft: "Delf op mijn
aangezicht.."
Augustinus spreekt over nog een derde mogelijkheid. Hij zegt: "Wie zoekt, zal
gevonden worden". Hem gaan de ogen open door het ervaren van de goddelijke liefde
en barmhartigheid. Wie gevonden wordt en in zijn leven Gods barmhartige liefde
ervaart, herkent misschien niet onmiddellijk dat dit van Godswege is. Is dit nu
Gods hand? Wie dit wel herkent zal uiteindelijk misschien ook kunnen instemmen
met de woorden van de dichteres die schreef:
Hart van de stilte ben jij,
licht in de ogen van mensen
en dieren, adem van planten,
licht van mijn licht
licht dat mijn schaduw draagt,
ook als ik het niet zie
jij die in de stilte, zwijgt, fluistert ,spreekt,
mij brengt bij mijn diepste naam
jij die in de stilte alle leven omvat
en liefde wil
dat mijn leven jou mag eerbiedigen
in alles jouw adem mag voelen,
vol eerbied mag zijn.
I Petrus 2:1-8
Ontdoe u dus van alles wat slecht is, van alle bedrog en
huichelarij, alle afgunst en kwaadsprekerij, en verlang als
pasgeboren zuigelingen naar de zuivere melk van het woord,
opdat u daardoor groeit en uw redding bereikt. U hebt toch
ondervonden hoe goed de Heer is? Voeg u bij hem, bij de
levende steen die door de mensen werd afgekeurd maar door God
werd uitgekozen om zijn kostbaarheid, en laat u ook zelf als
levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijke
tempel. Vorm een heilige priesterschap om geestelijke offers
te brengen die God, dank zij Jezus Christus, welgevallig zijn.
In de Schrift staat immers: 'In Sion leg ik een hoeksteen die
ik heb uitgekozen om zijn kostbaarheid; wie daarop vertrouwt,
komt niet bedrogen uit.' Kostbaar is hij voor u die erop
vertrouwen. Voor wie er niet op vertrouwen geldt echter: 'De
steen die de bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden.' En:
'Het is een steen waarover men struikelt, een rotsblok waaraan
men zich stoot.' Zij struikelen omdat ze Gods woord niet
gehoorzamen, daartoe zijn ze bestemd.
Johannes 21:1-14
Hierna verscheen Jezus weer aan de leerlingen, nu bij het Meer
van Tiberias. Dat gebeurde als volgt. Bij het meer waren Simon
Petrus en Tomas (dat betekent tweeling), Natanaël uit Kana in
Galilea, de zonen van Zebedeùs en nog twee andere leerlingen.
Petrus zei: 'Ik ga vissen.' 'Wij gaan met je mee,' zeiden de
anderen. Ze stapten in de boot, maar de hele nacht vingen ze
niets. Toen het al ochtend werd, stond Jezus op de oever, al
wisten de leerlingen niet dat het Jezus was. Hij riep: 'Hebben
jullie soms iets te eten?' 'Nee', antwoordden ze. "Gooi het
net aan stuurboord uit' riep Jezus, 'dan lukt het wel'. Ze
wierpen het net uit en er zat zoveel vis in dat ze het niet
omhoog konden trekken. De leerling van wie Jezus hield zei
tegen Petrus: 'Het is de Heer!' Zodra Simon Petrus dat hoorde,
schortte hij zijn bovenkleed op - meer had hij niet aan - en
sprong in het water. De andere leerlingen kwamen met de boot
en sleepten het net vol vis achter zich aan. Ze waren niet ver
van de oever, ongeveer tweehonderd el. Toen ze aan land kwamen
zagen ze een vuurtje met vis erop en brood. Jezus zei: 'Breng
ook wat van de vis die jullie net gevangen hebben.' Simon
Petrus ging weer aan boord en trok het net aan land. Het zat
vol grote vissen, welgeteld honderddrieënvijftig, en toch
scheurde het net niet. Jezus zei tegen hen: 'Kom, eet iets.'
Geen van de leerlingen durfde hem te vragen wie hij was, want
ze begrepen dat het de Heer was. Jezus nam het brood en gaf
hun ervan, en hij gaf hun ook vis. Dit was al de derde keer
dat Jezus aan zijn leerlingen verscheen nadat hij uit de dood
was opgestaan.
Terug naar het begin van deze pagina
Terug naar de REGISTERS.
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2005.