"Jozef wordt door een engel gewekt" San Juan de la Pena Kapiteel van een zuil ( 1200) |
![]() |
De lezingen waren:
Preektekst: "ZOEK DE HEER NU HIJ ZICH LAAT VINDEN" (Jesaja 55:6)
Terug naar het begin van deze pagina
Terug naar de REGISTERS.
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2005.
Jesaja 55:6-13
Mattheus 13:1-9/18-23
Eigenlijk een bijzondere uitspraak: een soort aanmoediging,
die wordt onderstreept door de verbinding met de woorden "nu
Hij zich laat vinden". Wie zegt dit? Wat betekent "nu"? Waar
baseert de profeet zich op?
Hoe kan een mens weten, dat HIJ - GOD - zich laat vinden? En
dan nog wel "nu" - onder de gegeven omstandigheden!
In de tradities van vele volkeren zijn het doorgaans oude
mensen, die zulke dingen zeggen. Wijze mensen met veel
levenservaring. Zou dat toevallig zijn? Of zou het zó zijn,
dat een mens zuiverder leert zien, naarmate hij/zij ouder
wordt? Daar valt wel iets voor te zeggen.
---
De levensweg van mensen voert vaak door heel uiteenlopende
landschappen. Zo leert een mens, al gaande, genieten van de
schoonheid van vergezichten, van de betovering van wouden, van
de verkwikking een bron, het geruis van stromend water, van de
geheimen van de stilte, en van de liefde voor het mysterie van
nieuw leven. Maar wie van ver komt heeft ook weet van de
woestijn; van de doodsdreiging, van ziekten en angsten en de
lange eenzame nachten. Wie van verre komt heeft geleerd te
onderscheiden tussen trouw en ontrouw; tussen vriendschap en
opportunisme, tussen jaloezie en medeleven. Een lang leven
doet een mens beseffen dat veel van wat je je ooit in jeugdige
overmoed verbeeldde - dat je het leven naar je hand kon
zetten, dat mensen in het diepst van hun wezen goed zijn,
dat slagen in het realiseren van je plannen zo ongeveer het
allerbelangrijkste is - allemaal niet klopt. De blik wordt
verhelderd en gezuiverd door ervaring.
Je zou kunnen denken: wanneer de blik wordt gezuiverd, dan is
dat een zegen. Maar zó wordt dat door oude mensen lang niet
altijd ervaren: want de nieuwe helderheid doet een mens óók
beseffen: 'ik had sommige dingen in mijn leven anders moeten
doen; en: wat was ik kortzichtig". En met name zulke inzichten
zijn maar moeilijk te aanvaarden. Je zou zoveel over / anders
willen doen; dingen herstellen of herroepen; je zou nog zoveel
willen zeggen. Maar vaak zijn de mensen, tegen wie je het had
willen zeggen, er al lang niet meer.
Tóch zegt Jezus in de bergrede: "Zalig zij, die zuiver leren
zien". Wanneer Jezus het woord "zalig" gebruikt, bedoelt hij
dat het goed is voor mensen. Hoe moeilijk het ons ook valt:
het is goed voor een mens. Aan wie zuiver leren zien stelt
Jezus in het vooruitzicht dat zij God zullen zien. GOD blijft
klaarblijkelijk verborgen voor wie niet zuiver gaan zien. Zou
de Jesajatekst niet in dezelfde richting wijzen? God laat zich
misschien wel vinden: maar daarvoor een lange zoektocht
noodzakelijk. De leerschool van het leven. En de vraag daarbij
is: wat zijn het dan voor een wegen waarlangs God zich laat
vinden?
---
Misschien zijn het wel niet de wegen, die wij aanleggen. Als
wij wegen plannen, maken we een routekaart, storten we
vrachten vol asfalt uit en walsen die plat. Ons wegennet moet
efficient zijn, rechtlijnig, een middel om ergens te komen.
Als het aan ons ligt: géén omwegen!
Maar:
"Mijn plannen zijn niet jullie plannen,
en jullie wegen zijn niet mijn wegen -
spreekt de Heer" - aldus Jesaja.
---
Gods wegen zijn klaarblijkelijk anders. En eigenlijk weten we
dat ook wel. Niet wij maken de weg: de weg dient zich aan.
Wordt ons geschonken. De weg is een samenspel van toeval, lot
en bestemming. Onze levenswegweg valt niet samen met de weg
van ons verlangen. Het leven waar wij van dromen, op hopen en
naar uitzien staat doorgaans op gespannen voet met de
realiteit. En hetzelfde geldt voor de wereld waar wij van
dromen, en voor de mensen die op ons pad komen. Vandaar de
eeuwige klacht over de tegenwoordige tijd! Ooit was het, in
onze beleving althans, anders. Was het wèrkelijk anders? Wat
zijn we ons gaan inbeelden?
De grote crisis, die ons wezen bepaalt, is de crisis ten
gevolge van het feit dat we vroeg of laat (hopelijk!)
ontdekken dat wij niet zelf onze levenweg maken; maar dat we
steeds antwoord geven op wat zich aandient. Dat het onze
levensopdracht is om in de ons gegeven omstandigheden een weg
moeten zoeken die leidt naar zingeving, naar onze bestemming -
in een wereld die alles behalve volmaakt is. Worden, die je
worden moet: dat is steeds voortgaan naar een toekomst die op
voorhand verborgen is. Wanneer een mens blijft steken in het
koesteren van dromen en verlangens zou dat wel eens fataal
kunnen worden. Want: hoe kan een mens ooit de dood aanvaarden,
wanneer hij niet het leven heeft leren aanvaarden?
---
"Zoek de Heer nu HIJ zich laat vinden". De Heer laat zich
vinden, waar mensen bereid zijn om het leven te aanvaarden als
een weg, die gegaan moet worden. Het goddelijke is niet iets
wat de mens construeert; nee: de mens ontwikkelt, al gaande,
in zichzelf het vermogen om het goddelijke steeds scherper
waar te nemen. Dat gaat niet vanzelf. Niet voor niets staan er
in de bijbel zoveel verhalen over 'wonderlijke genezingen',
waardoor blinden ziende worden. En gelijkenissen over zaad,
dat in vruchtbare bodem moet vallen. En over mensen, die ons
daarin zijn voorgegaan. Over Jezus, die het ons heeft
voorgedaan. Het vermogen om het goddelijke te ontdekken hangt
samen met een wijze van in het leven staan, met levens-wijsheid.
Ida Gerhardt dichtte tegen het einde van haar leven:
"Oud worden is het eindelijk vermogen
ver af te zijn van plannen en getallen;
een eindelijke verheldering van ogen
voordat het donker van de nacht gaat vallen.
Het is een opengaan van vergezichten,
een bijna van gehavendheid genezen;
een aan de rand der tijdeloosheid wezen.
Of in de avond gij de zee ziet lichten."
Woorden waaruit tevredenheid spreekt: vrede met het bestaan
zoals het er uiteindelijk, in haar ogen, uitziet. Een bijna
van gehavendheid genezen. Dat kan alleen wanneer we in staat
zijn om barmhartig te worden in onze oordelen; wanneer we in
staat zijn ons te verzoenen met het onvoplmaakte - vanuit een
zeker weten, dat ook God vergeeft en zich verzoent met onze
eigen beperktheid. Is dat in wezen niet wat we elkaar steeds
toewensen als we elkaar de zegen toebidden en zeggen: 'moge
Zijn aanschijn over U lichten'. Dat 'lichten' heeft te maken
met het zuivere licht, waarin elk mens kan worden gezien naar
zijn beste willen, zoals hij of zij had willen zijn.
AMEN.
DE LEZINGEN:
Jesaja 55: 6-13
Zoek de Heer nu Hij zich laat vinden,
roep hem terwijl Hij nabij is.
Laat de goddeloze zijn slechte weg verlaten,
laat de onrechtvaardige zijn snode plannen herzien.
Laat hij terugkeren naar de Heer,
die zich over hem zal ontfermen;
laat hij terugkeren naar onze God,
die hem ruimhartig zal vergeven.
Mijn plannen zijn niet jullie plannen,
en jullie wegen zijn niet mijn wegen - spreekt de Heer.
Want zo hoog als de hemel is boven de aarde,
zo ver gaan mijn wegen jullie wegen te boven,
en mijn plannen jullie plannen.
Matth. 13: 1-9/18-23
Die dag verliet Jezus het huis en ging aan de oever van het
meer zitten. Er kwam een grote mensenmassa om hem heen staan,
en daarom ging hij in een boot zitten, terwijl de menigte op
de oever bleef. Hij sprak hen uitvoerig toe en vertelde
gelijkenissen: 'Iemand ging eens naar zijn land om te zaaien.
Tijdens het zaaien viel een deel van het zaad op de weg, en er
kwamen vogels die het opaten. Een ander deel viel op
rotsachtige grond, waar maar weinig aarde was, en het schoot
meteen op omdat het niet diep in de grond kon doordringen.
Toen de zon opkwam verschroeide het, en omdat het geen wortel
had, droogde het uit. Weer een ander deel viel tussen de
distels, en toen die opschoten verstikten ze het zaaigoed.
Maar er viel ook wat zaad in goede grond, en dat bracht vrucht
voort, deels honderdvoudig, deels zestigvoudig, deels
dertigvoudig. Laat wie oren heeft luisteren.
Hoor en begrijp dan nu de gelijkenis van de zaaier: bij ieder
die het woord van het koninkrijk hoort maar het niet begrijpt,
komt hij die het kwaad zelf is en rooft wat hun in het hart is
gezaaid; bij hen is op de weg gezaaid. Het zaad dat oprotsachtige grond is gezaaid, dat zijn zij die het woord horen
en het meteen met vreugde in zich opnemen. Het schiet echter
geen wortel in hen, oppervlakkig als ze zijn. Worden ze
vanwege het woord beproefd of vervolgd, dan houden ze geen
ogenblik stand. Het zaad dat tussen de distels is gezaaid, dat
zijn zij die het woord horen, maar bij wie de zorg om het
dagelijks bestaan en de verleiding van rijkdom het woord
verstikken, zodat het zonder vrucht blijft. Het zaad dat in
goede grond is gezaaid, dat zij zij die het woord horen en
begrijpen. Zij dragen dan ook rijkelijk vrucht, deels
honderdvoudig, deels zestigvoudig, deels dertigvoudig.