Preek gehouden op zondag, 24 juli 2005, in de dienst van de Remonstrantse Gemeente te Apeldoorn
"Die nacht verscheen de Heer aan Salomo in een droom"
                                                   (1 Koningen 3:5)
San Juan de la Pena
Kapiteel van een zuil (± 1200)

De lezingen waren:
1 Koningen 3: 5 - 12
Mattheüs 13: 44 - 52

PREEK

Misschien hebt U ook wel eens de verzuchting geslaakt: waarom zijn er toch vier evangeliën! Het gaat toch om het leven van Jezus: om wat hij gedaan en gezegd heeft. Waarom kan dat niet in één boek? Wel: dat is een hele oude gedachte. Al in de tweede eeuw zijn er zogenaamde evangelienharmonieën ontstaan - beschrijvingen van het leven van Jezus, op grond van wat men uit verschillende bronnen wist over Jezus.

De oudste beschrijving van het leven van Jezus staat bekend als het "Diatessaron", een naam die dit geschrift later heeft gekregen. De naam "Diatessaron" zou je vrij kunnen vertalen met "vier in één" en suggereert dat dit levensbericht gebaseerd is op de vier evangeliën. Het is gemaakt door Tatianus rond het jaar 170 in Edessa. Het interessante van dit Diatessaron is dat de naam weliswaar suggereert dat het is gebaseerd op de vier evangeliën, maar dat de inhoud laat zien dat Tatianus méér bronnen tot zijn beschikking moet hebben gehad: hij heeft waarschijnlijk ook geschriften gebruikt die in Edessa voorhanden waren en die dus waarschijnlijk afkomstig zijn van de Joods-christelijke gemeenschappen in het stroomgebied van de Eufraat en de Tigris. Dat zijn gemeenschappen, die daar zijn ontstaan na de val van Jeruzalem. Een vergelijking van Tatianus met de evangeliën is daarom nuttig, als het gaat om de vraag wat Jezus nu eigenlijk heeft gezegd.

Zo lazen wij in Mattheüs 13 (47-50) het verhaal over vissers, die een sleepnet uitwerpen, waarmee allerlei soorten vis worden gevangen. Als het net vol is brengen zij het naar de oever, en gaan zij de goede vis in kuipen doen; de slechte vis wordt weggegooid; "zó zal het gaan bij de voltooiïng van deze wereld" - staat er dan. Het verhaal over de vissers wordt zo dus betrokken op de eindtijd.
In het Diatessaron vinden we een andere versie van de zelfde gelijkenis: het gaat daarin niet om vissers, maar om slechts één visser; deze vist niet vanaf een boot met een sleepnet, maar hij vist met een werpnet, vanaf de kant; en na de vangst haalt hij die ene prachtvis eruit, en gooit de rest weg. Woorden over de eindtijd ontbreken.

Volgens de versie van Tatianus is het Jezus dus te doen om de actualiteit: het koninkrijk van God is voorhanden, maar je moet een beetje goochem zijn om ervan te kunnen profiteren - net zoals de koopman die op zoek was naar mooie parels. Volgens Tatianus was het Jezus dus niet te doen om de eindtijd.

De verwijzing naar het eindoordeel zou dus wel eens een toevoeging kunnen zijn van Mattheüs. Wat hem daartoe heeft gebracht: daar zou heel wat over te zeggen zijn, maar dat laat ik nu maar even voor wat het is. Dat Mattheüs overigens ook oog heeft gehad voor het belang van deze gelijkenis voor de actualiteit blijkt uit de slotwoorden: "Zo lijkt iedere schriftgeleerde die leerling in het koninkrijk van de hemel is geworden op een huismeester, die uit zijn voorraadkamer oude en nieuwe dingen tevoorschijn haalt."

Het koninkrijk van God is onder ons - maar verborgen. En je moet een beetje goochem zijn om daar zicht op te krijgen. Hoe doe je dat? Klaarblijkelijk hebben we daar onze voorraadkamers bij nodig: datgene wat, mogelijk onder het stof van jaren, ligt opgeslagen in de kelders van onze ziel. De jonge Salomo verzucht: "Ik ben nog zo jong en ik heb geen ervaring ...: schenk uw dienaar een opmerkzame geest." Is wijsheid een kwestie van levenservaring? Daar is wat voor te zeggen. Maar: als dat al zo is, dan dienen we te besefen dat "oud en wijs worden" niet zomaar vanzelf gaat. De levensweg van mensen voert hen door heel uiteenlopende landschappen. Zo leert een mens, al gaande, genieten van de schoonheid van vergezichten, van de betovering van wouden, van de verkwikking een bron, en het geruis van stromend water; van de geheimen van de stilte, en van de liefde voor het mysterie van nieuw leven. Maar wie van ver komt heeft ook weet van de woestijn; van de doodsdreiging, van ziekten en angsten en de lange eenzame nachten. Wie van verre komt heeft geleerd te onderscheiden tussen trouw en ontrouw; tussen vriendschap en opportunisme, tussen jaloezie en medeleven. Een lang leven doet een mens beseffen dat veel van wat je je ooit in jeugdige overmoed verbeeldde - dat je het leven naar je hand kon zetten, dat mensen in het diepst van hun wezen goed zijn, dat slagen in het realiseren van je plannen zo ongeveer het allerbelangrijkste is - allemaal niet klopt. Door ervaring wordt de blik verhelderd en gezuiverd.

Je zou dan ook kunnen denken: wanneer de blik wordt gezuiverd, dan is dat een zegen. Maar zó wordt dat door oude mensen lang niet altijd ervaren: zuiver leren zien kan ook leiden tot een crisis. Want de nieuwe helderheid doet een mens óók beseffen: "ik had sommige dingen in mijn leven anders moeten doen"; en: "wat was ik kortzichtig". "Ik zou me willen distantiëren van wat ik ooit deed. Maar kan dat wel?"

Met name zulke inzichten zijn maar moeilijk te aanvaarden. Je zou zoveel óver / anders willen doen; dingen herstellen of herroepen; je zou nog zoveel willen zeggen. Maar vaak zijn de mensen, tegen wie je het had willen zeggen, er al lang niet meer. [Zouden het misschien dergelijke gedachten zijn geweest, die Mattheùs deden spreken over de eindtijd en in termen van 'knarsetanden' en 'geween'? Zou hij willen zeggen dat het leven tot een hel kan worden voor wie de werkelijkheid niet in een ander licht kan zien?]

In het begin van het Mattheüs-evangelie lezen we: "Zalig zij, die zuiver leren zien". Het woord 'zalig' betekent zoiets als: 'dat is goed voor een mens'. Dat bergt zegen in zich. Aan wie zuiver leren zien stelt Jezus in het vooruitzicht dat zij God zullen zien. Het mysterie waarvan de bijbel getuigt is, dat het zuiver leren zien op een gehimzinnige wijze gepaard gaat met het ervaren van barmhartigheid, mildheid. Wie zuiver leert zien leert ook scherp zien wat mens-zijn in diepste zin betekent. Een mens mag in zijn leven dingen fout doen, verkeerde keuzen maken - als hij maar zo goochem, zo wijs is om daaruit de goede les te trekken. Wie oude en nieuwe spullen uit zijn voorrraadkamers haalt kan gaan beseffen dat Gods goedheid verwijst naar Gods kijk op mensen: een kijk die barmhartig is, vergevingsgezind, en vervuld van bereidheid om zich te verzoenen met onze beperktheden en tekorten.

Deze goddelijke liefde is niet iets wat de mens construeert. Nee: de mens ontwikkelt, al gaande, in zichzelf het vermogen om het goddelijke steeds scherper waar te nemen. De zegen van de ouderdom is dat een mens leert relativeren, dat een mens milder wordt, dat een mens het leven in een ander licht leert zien. Dat kan tenminste. Dat gaat niet vanzelf. Ik kom ook wel eens oude mensen tegen die gebukt gaan onder schuldgevoelens, die lijden onder een negatief zelfbeeld, en die verteerd worden door angst: omdat ze geen reden zien waarom iemand zich om hen zou bekommeren.

Maar: wie zó lijdt aan het leven ziet iets over het hoofd.
Niet voor niets staan er in de bijbel zoveel verhalen over 'wonderlijke genezingen', waardoor blinden ziende worden. En gelijkenissen over zaad, dat in vruchtbare bodem moet vallen. Over mensen, die ons daarin zijn voorgegaan. Over Jezus, die het ons heeft voorgedaan. Het uiteindelijk vermogen om het goddelijke te ontdekken is de vrucht van ascese, van een lange zoektocht: als zoekende gevonden worden.

Is dat in wezen niet ook wat we elkaar steeds toewensen als we elkaar de zegen toebidden en zeggen: 'moge Zijn aanschijn over U lichten'. Dat 'lichten' heeft te maken met het zuivere licht, waarin elk mens zichzelf en anderen kan herkennen als kind van God.

Ida Gerhardt dichtte tegen het einde van haar leven:

"Oud worden is het eindelijk vermogen
ver af te zijn van plannen en getallen;
een eindelijke verheldering van ogen
voordat het donker van de nacht gaat vallen.

Het is een opengaan van vergezichten,
een bijna van gehavendheid genezen;
een aan de rand der tijdeloosheid wezen.
Of in de avond gij de zee ziet lichten."

Woorden waaruit tevredenheid spreekt: vrede met het bestaan zoals het er uiteindelijk, in haar ogen, uitziet. Een bijna van gehavendheid genezen. Dat kan alleen wanneer we leren om het geheim van het leven, van óns leven te ontsluieren.

"Vraag wat je wilt", zegt God (tegen Salomo), "en ik zal het je geven." De enige goede vraag is klaarblijkelijk de vraag om inzicht.

AMEN.


DE LEZINGEN:

1 Koningen 3: 5 - 12
Die nacht verscheen de Heer hem daar in een droom. "Vraag wat je wilt", zei God, ik zal het je geven." Salomo antwoordde: "U bent uw dienaar, mijn vader, altijd goedgezind geweest, omdat hij u trouw toegewijd was en steeds eerlijk en oprecht was tegenover u. U hebt hem een grote gunst bewezen door hem een zoon te geven die nu op zijn troon zit. U, Heer, mijn God, hebt mij als opvolger van mijn vader David als koning aangesteld. Maar ik ben nog zo jong en ik heb geen ervaring. Ik sta nu voor de taak uw uitverkoren volk te leiden, een volk zo talrijk dat het niet te tellen is. Schenk uw dienaar een opmerkzame geest, zodat ik uw volk kan besturen en onderscheid kan maken tussen goed en kwaad. Want hoe zou ik anders recht kunnen spreken over dit immense volk van u?" Het beviel de Heer dat Salomo juist hierom vroeg, en hij zei tegen hem: "Omdat je hierom vraagt - niet om een lang leven of grote rijkdom of de dood van je vijanden, maar om het vermogen te luisteren en te onderscheiden tussen recht en onrecht - zal ik je wens vervullen. Ik zal je zoveel wijsheid en onderscheidingsvermogen schenken dat je iedereen vóór jou en na jou overtreft.

Mattheüs 13: 44 - 52
Het is met het koninkrijk van de hemel als met een schat die verborgen lag in de akker. Iemand vond hem en verborg hem opnieuw, en in zijn vreugde besloot hij alles te verkopen wat hij had en die akker te kopen.
Ook is het met het koninkrijk als met een koopman die op zoek was naar mooie parels. Toen hij een uitzonderlijk waardevolle parel vond, besloot hij alles te verkopen wat hij had en die te kopen.
Het is met het koninkrijk van de hemel ook als met een sleepnet dat in een meer werd uitgeworpen en waarmee allerlei soorten vis werden gevangen. Toen het net vol was, trok men het op de oever en ging men zitten om de goede vis in kuipen te doen; de slechte vis werd weggegooid. Zo zal het gaan bij de voltooiing van deze wereld:de engelen zullen erop uittrekken en de kwaadwilligen van de rechtvaardigen scheiden, en ze zullen hen in de vuurover werpen, waar ze zullen jammeren en knarsetanden.
Hebben jullie dit alles begrepen?" "Ja", antwoordden ze. Hij zei hun: "Zo lijkt iedere schriftgeleerde die leerling in het koninkrijk van de hemel is geworden op een huismeester die uit zijn voorraadkamer oude en nieuwe dingen tevoorschijn haalt."

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2005.