De engel van de laatste troost
H. Werkman

Preek gehouden op de vijfde zondag van Epifanie, 5 februari 2006, te Hengelo (Twente)
De lezingen waren:
1 Thessalonicenzen 5:16-19.24
Psalm 105: 1-7
Marcus 1:29-38



PREEK: "Het goede nieuws?"
Er zijn mensen, die zeggen dat de engelen weer terugkeren. Zij menen, dat dit komt, omdat de mensheid langzamerhand weer een zekere openheid ontwikkelt voor zulke verschijningen. Engelen zijn boden, die aan mensen verschijnen als representant van de Onzienlijke. Zó wordt er in het OT over engelen gesproken. Maar zoals u wel weet geven ook profeten (als het tenminste geen leugenprofeten zijn) door wat God zegt. "Zo spreekt de HEER...", horen we steeds weer uit de mond van profeten. Hier en daar vinden we in de bijbel ook nog boden, die iets anders vertolken: zij worden aangeduid als 'demonen'.

Mensen kunnen "het stemgeluid van de HEER, onze God, en de aanblik van dit enorme vuur niet langer verdragen; dat overleven ze niet" zo lazen we vorige week in Deuteronomium 18 - en daarom zendt God profeten, boden naar ons toe waar we naar moeten luisteren. Wordt tegen deze achtergrond de tekst van vanochtend begrijpelijk? Is niet ook Jezus, in de ogen van Marcus, zo'n profetische gestalte?

De nieuwe vertalers hebben er meteen maar "het goede nieuws" ingevoegd. In het grieks staat er geen enkele aanduiding, die deze interpretatie rechtvaardigt. Daar wordt alleen een werkwoord gebruikt dat zoveel betekent als 'berichten overbrengen'. Over de aard en de inhoud van die berichten wordt geen woord gezegd. Wat dat aangaat kunnen we ons maar beter oriënteren op de Statenvertaling - in veel opzichten nog altijd de meest betrouwbare vertaling. Daar lees ik: "Laat ons in de bijliggende vlekken gaan, opdat ik ook daar predike; want daartoe ben ik uitgegaan". Het gaat om epifanie - om hoe God zich manifesteert.

En de vraag daarbij is steeds, of wij de openheid van geest bezitten om te onderkennen wat van Godswege is en wat niet. Alleen wie die openheid bezitten kunnen hier, in deze werkelijkheid, overleven. Zonder het zicht op Gods goedheid en barmhartigheid is het hier niet om uit te houden! Dat is in een notendop de inhoud van de prediking van alle engelen, profeten en apostelen.

Wie dat goed begrepen heeft is Paulus: vandaar dat hij kan zeggen: "doof de geest niet uit! Hij die u roept is trouw en doet zijn belofte gestand."

====

Waaruit bestaat dan die belofte? Wat mogen we verwachten?
Waar loopt ons leven op uit?

Voor jonge mensen is die vraag op een andere wijze aan de orde dan voor oudere mensen. Voor wie nog jong is en onervaren, is het leven nog een avontuur. Een reis naar het onbekende terra incognita: een witte plek op de kaart; een land dat nog verkend moet worden. Hoe ziet het er daar uit? Wat zijn de mogelijkheden? Waar liggen mijn kansen? Het verwachtingspatroon van jonge mensen heeft doorgaans vooral betrekking op de lengte en de breedte van het leven: de maatschappelijke betrekkingen, de carrièreperspectieven, het curriculum. Als je nog jong bent gaat het doorgaans vooral om wat buiten je, vóór je.

Maar met het ouder worden worden komen ook de verticale dimensies in zicht: met het vorderen van de jaren groeit de neiging om de blik juist naar binnen te richten, stil te staan bij de vraag: wat heeft het leven met mij gedaan? Hoe ben ik eruit tevoorschijn gekomen? Heb ik nu eigenlijk wel gevonden waar het wèrkelijk om had moeten gaan? Ben ik geworden wie ik had moeten worden? Of heb ik iets wezenlijks over het hoofd gezien; of terzijde laten liggen? Misschien wel juist datgene, wat ik nodig heb om te kunnen zeggen: ik heb ècht, wèrkelijk voluit geleefd?

En misschien ontdekken we, terwijl we zo naar binnen kijken, wel enige onzekerheid of zelfs angst. Want je zou toch mogen hopen dat je je op grond van je levenservaring wijs, volgroeid en zou voelen; en dat je - om het in de taal van het geloof te zeggen - Gods dragende kracht hebt ervaren, die jou vertrouwen schenkt in de toekomst. Want: is dat niet wat Paulus op het oog heeft als hij verkondigt: "Hij die u roept is trouw en doet zijn belofte gestand!"

De diepste pijn van ouder wordende mensen wordt doorgaans niet veroorzaakt door spijt, over wat zij verkeerd deden. Of door de ruzies, die er waren en de conflicten met de omgeving. Waar veel oudere mensen vooral onder gebukt gaan is: een knagende onzekerheid over de vraag of men wel volgroeid is. In het vage vermoeden, dat het diepste geheim van onze ziel, van wie wij zouden kunnen zijn, zich nog steeds niet heeft prijsgegeven.

Doof de Geest niet uit.

Wanneer Paulus dit schrijft denkt hij aan het scheppingsverhaal. Zoals u weet wordt daarin beschreven hoe een mens geboetseerd wordt uit het stof en het vocht van de aarde. En als het beeld gereed is, wordt de adem in zijn neusgaten geblazen. Zó wordt de mens tot een levend wezen: met een lichaam en een ziel. En de Geest? - zult u zich afvragen?

Die hoort niet bij het wezen van de mens; de Geest, dat is een aanduiding van Gods Stem, zoals die door alles heen tot ons spreekt. Als je die Stem hoort en daarvoor open staat, kun je gewaar worden wat de wèrkelijkheid is van ons bestaan. Alleen dan wordt de wens naar een antwoord op onze ultieme vragen wordt vervuld. Als we de geest doven en niet meer in staat zijn om ons af te stemmen op de goede golflengte: dan gaat het ons ontbreken aan spiritualiteit.

Misschien kan een voorbeeld iets verhelderen. Er was eens een oude vrouw, op hoge leeftijd, die niet veel anders meer kon dan voor het raam zitten en naar de vogels kijken die daar op de voederplank kwamen eten. Ze vertelde nu en dan dat ze daar met zoveel plezier naar keek, omdat er zoveel te zien was. Toen haar eens gevraagd werd wat ze dan allemaal zag, zei ze: die vogels - daar herken ik mijzelf in, mijn ziel. Ze komen uit de verte - van ik weet niet waar; en ze vliegen ook weer weg - naar ik weet niet waarheen. En steeds denk ik: zo is het eigenlijk ook met mij. Ik weet nog steeds niet waar mijn leven vandaan komt, en ik weet ook niet waar het heengaat: maar het is toch een feest om er te zijn - hier en nu!

Wie zo kan kijken, dooft de geest niet! Maakt ruimte voor de stem van de stilte, voor het diepste geheim van de eigen ziel. Misschien moet een mens wel een lang leven achter de rug hebben om uiteindelijk te ontdekken dat daarin het geheim schuilt van wat leven eigenlijk is?

Wie jong zijn hebben de neiging om weg te dromen naar een onbekende toekomst. En wie oud zijn dreigen zich nogal eens te verliezen in herinneringen, en zich vast te klampen aan wat verloren ging. Maar wie wèrkelijk hebben leren leven weten:
wij zijn op weg gegaan om getuige te kunnen zijn; want iedere dag is er epifanie, en spreekt de Stem ons aan vanuit de verborgenheid. Een vrouw die dit geheim ontdekte, dichtte eens:

Hart van de stilte
ben Jij,
licht in de ogen
van mensen
en dieren,
adem van planten, licht van mijn licht
licht dat mijn schaduw draagt
ook als ik het niet zie

Jij die in de stilte
zwijgt
fluistert
spreekt
mij brengt bij mijn diepste naam
jij die in de stilte
alle leven omvat
en liefde wil

dat mijn leven
jou mag eerbiedigen
in alles jouw adem mag voelen
vol eerbied mag zijn.

(L. Marijnissen)

Wie zo kan kijken en uit dit geheim leven kan het, dunkt me, Paulus ook nazeggen: "Hij die mij roept is trouw en doet zijn belofte gestand: hij heiligt mijn leven en doet mij in vrede leven".


DE LEZINGEN:

2 Thessalonicenzen 5:16-19

Wees altijd verheugd, bid onophoudelijk, dank God onder alle omstandigheden, want dat is wat hij van u, die één bent met Christus Jezus, verlangt. Doof de Geest niet uit!

Psalm 105: 1-7

Verkondigt de Naam van de Heer,
verkondigt zijn grote daden.
Maakt het bekend aan de wereld
dat Hij wonderen doet.
Laat allen die Hem zoeken
van harte vrolijk zijn -
wie zou niet gloriëren
in zijn heilige Naam?
Keert u tot Hem, Hij is machtig,
houdt niet op Hem te zoeken.
Herinnert u zijn belofte,
de tekenen die Hij ons gaf,
zonen van Abraham, zijn knecht,
zonen van Jacob, zijn vriend.
Hij is onze God, Hij alleen,
zijn wijsheid vervult heel de aarde.

(Vertaling: H. Oosterhuis/ M. van der Plas)

Marcus 1: 29-38

Toen ze uit de synagoge kwamen, gingen ze rechtstreeks naar het huis van Simon en Andreas, samen met Jacobus en Johannes. Simons schoonmoeder lag met koorts in bed, en ze spraken met Jezus over haar. Hij ging naar haar toe, pakte haar hand vast en hielp haar overeind. Toen verliet de koorts haar, en ze begon voor hen te zorgen.
's Avonds laat, toen de zon al was ondergegaan, brachten de mensen alle zieken en bezetenen naar hem toe; alle inwoners van de stad hadden zich bij de deur van het huis verzameld. Hij genas vele zieken van allerlei kwalen en dreef veel demonen uit, maar stond ze niet toe om iets te zeggen, want ze wisten wie hij was.
Vroeg in de ochtend, toen het nog helemaal donker was, stond hij op, ging naar buiten en liep naar een eenzame plek om daar te bidden. Maar Simon en de anderen die bij hem waren, gingen hem vlug achterna, en toen ze hem gevonden hadden zeiden ze tegen hem: ' Iedereen is naar u op zoek!" Toen zei hij:
"Laten we ergens anders heen gaan, naar de dorpen hier in de omtrek, zodat ik ook daar het goede nieuws kan brengen. Daarvoor ben ik immers op weg gegaan."

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2006.