De lezingen waren:
1 Thessalonicenzen 5:16-19.24
Psalm 105: 1-7
Marcus 1:29-38
PREEK: "Het goede nieuws?"
Er zijn mensen, die zeggen dat de engelen weer terugkeren. Zij
menen, dat dit komt, omdat de mensheid langzamerhand weer een
zekere openheid ontwikkelt voor zulke verschijningen. Engelen
zijn boden, die aan mensen verschijnen als representant van de
Onzienlijke. Zó wordt er in het OT over engelen gesproken.
Maar zoals u wel weet geven ook profeten (als het tenminste
geen leugenprofeten zijn) door wat God zegt. "Zo spreekt de
HEER...", horen we steeds weer uit de mond van profeten. Hier
en daar vinden we in de bijbel ook nog boden, die iets anders
vertolken: zij worden aangeduid als 'demonen'.
Mensen kunnen "het stemgeluid van de HEER, onze God, en de
aanblik van dit enorme vuur niet langer verdragen; dat
overleven ze niet" zo lazen we vorige week in Deuteronomium 18
- en daarom zendt God profeten, boden naar ons toe waar we
naar moeten luisteren. Wordt tegen deze achtergrond de tekst
van vanochtend begrijpelijk? Is niet ook Jezus, in de ogen van
Marcus, zo'n profetische gestalte?
De nieuwe vertalers hebben er meteen maar "het goede nieuws"
ingevoegd. In het grieks staat er geen enkele aanduiding, die
deze interpretatie rechtvaardigt. Daar wordt alleen een
werkwoord gebruikt dat zoveel betekent als 'berichten
overbrengen'. Over de aard en de inhoud van die berichten
wordt geen woord gezegd. Wat dat aangaat kunnen we ons maar
beter oriënteren op de Statenvertaling - in veel opzichten nog
altijd de meest betrouwbare vertaling. Daar lees ik: "Laat ons
in de bijliggende vlekken gaan, opdat ik ook daar predike;
want daartoe ben ik uitgegaan". Het gaat om epifanie - om hoe
God zich manifesteert.
En de vraag daarbij is steeds, of wij de openheid van geest
bezitten om te onderkennen wat van Godswege is en wat niet.
Alleen wie die openheid bezitten kunnen hier, in deze
werkelijkheid, overleven. Zonder het zicht op Gods goedheid en
barmhartigheid is het hier niet om uit te houden! Dat is in
een notendop de inhoud van de prediking van alle engelen,
profeten en apostelen.
Wie dat goed begrepen heeft is Paulus: vandaar dat hij kan
zeggen: "doof de geest niet uit! Hij die u roept is trouw en
doet zijn belofte gestand."
====
Waaruit bestaat dan die belofte? Wat mogen we verwachten?
Waar loopt ons leven op uit?
Voor jonge mensen is die vraag op een andere wijze aan de orde
dan voor oudere mensen. Voor wie nog jong is en onervaren, is
het leven nog een avontuur. Een reis naar het onbekende terra
incognita: een witte plek op de kaart; een land dat nog
verkend moet worden. Hoe ziet het er daar uit? Wat zijn de
mogelijkheden? Waar liggen mijn kansen? Het
verwachtingspatroon van jonge mensen heeft doorgaans vooral
betrekking op de lengte en de breedte van het leven: de
maatschappelijke betrekkingen, de carrièreperspectieven, het
curriculum. Als je nog jong bent gaat het doorgaans vooral om
wat buiten je, vóór je.
Maar met het ouder worden worden komen ook de verticale
dimensies in zicht: met het vorderen van de jaren groeit de
neiging om de blik juist naar binnen te richten, stil te staan
bij de vraag: wat heeft het leven met mij gedaan? Hoe ben ik
eruit tevoorschijn gekomen? Heb ik nu eigenlijk wel gevonden
waar het wèrkelijk om had moeten gaan? Ben ik geworden wie ik
had moeten worden? Of heb ik iets wezenlijks over het hoofd
gezien; of terzijde laten liggen? Misschien wel juist datgene,
wat ik nodig heb om te kunnen zeggen: ik heb ècht, wèrkelijk
voluit geleefd?
En misschien ontdekken we, terwijl we zo naar binnen kijken,
wel enige onzekerheid of zelfs angst. Want je zou toch mogen
hopen dat je je op grond van je levenservaring wijs, volgroeid
en zou voelen; en dat je - om het in de taal van het geloof te
zeggen - Gods dragende kracht hebt ervaren, die jou vertrouwen
schenkt in de toekomst. Want: is dat niet wat Paulus op het
oog heeft als hij verkondigt: "Hij die u roept is trouw en
doet zijn belofte gestand!"
De diepste pijn van ouder wordende mensen wordt doorgaans niet
veroorzaakt door spijt, over wat zij verkeerd deden. Of door
de ruzies, die er waren en de conflicten met de omgeving. Waar
veel oudere mensen vooral onder gebukt gaan is: een knagende
onzekerheid over de vraag of men wel volgroeid is. In het vage
vermoeden, dat het diepste geheim van onze ziel, van wie wij
zouden kunnen zijn, zich nog steeds niet heeft prijsgegeven.
Doof de Geest niet uit.
Wanneer Paulus dit schrijft denkt hij aan het
scheppingsverhaal. Zoals u weet wordt daarin beschreven hoe
een mens geboetseerd wordt uit het stof en het vocht van de
aarde. En als het beeld gereed is, wordt de adem in zijn
neusgaten geblazen. Zó wordt de mens tot een levend wezen: met
een lichaam en een ziel. En de Geest? - zult u zich afvragen?
Die hoort niet bij het wezen van de mens; de Geest, dat is een
aanduiding van Gods Stem, zoals die door alles heen tot ons
spreekt. Als je die Stem hoort en daarvoor open staat, kun je
gewaar worden wat de wèrkelijkheid is van ons bestaan. Alleen
dan wordt de wens naar een antwoord op onze ultieme vragen
wordt vervuld. Als we de geest doven en niet meer in staat
zijn om ons af te stemmen op de goede golflengte: dan gaat het
ons ontbreken aan spiritualiteit.
Misschien kan een voorbeeld iets verhelderen. Er was eens een
oude vrouw, op hoge leeftijd, die niet veel anders meer kon
dan voor het raam zitten en naar de vogels kijken die daar op
de voederplank kwamen eten. Ze vertelde nu en dan dat ze daar
met zoveel plezier naar keek, omdat er zoveel te zien was.
Toen haar eens gevraagd werd wat ze dan allemaal zag, zei ze:
die vogels - daar herken ik mijzelf in, mijn ziel. Ze komen
uit de verte - van ik weet niet waar; en ze vliegen ook weer
weg - naar ik weet niet waarheen. En steeds denk ik: zo is het
eigenlijk ook met mij. Ik weet nog steeds niet waar mijn leven
vandaan komt, en ik weet ook niet waar het heengaat: maar het
is toch een feest om er te zijn - hier en nu!
Wie zo kan kijken, dooft de geest niet! Maakt ruimte voor de
stem van de stilte, voor het diepste geheim van de eigen ziel.
Misschien moet een mens wel een lang leven achter de rug
hebben om uiteindelijk te ontdekken dat daarin het geheim
schuilt van wat leven eigenlijk is?
Wie jong zijn hebben de neiging om weg te dromen naar een
onbekende toekomst. En wie oud zijn dreigen zich nogal eens te
verliezen in herinneringen, en zich vast te klampen aan wat
verloren ging. Maar wie wèrkelijk hebben leren leven weten:
wij zijn op weg gegaan om getuige te kunnen zijn; want iedere
dag is er epifanie, en spreekt de Stem ons aan vanuit de
verborgenheid. Een vrouw die dit geheim ontdekte, dichtte
eens:
Hart van de stilte
ben Jij,
licht in de ogen
van mensen
en dieren,
adem van planten, licht van mijn licht
licht dat mijn schaduw draagt
ook als ik het niet zie
Jij die in de stilte
zwijgt
fluistert
spreekt
mij brengt bij mijn diepste naam
jij die in de stilte
alle leven omvat
en liefde wil
dat mijn leven
jou mag eerbiedigen
in alles jouw adem mag voelen
vol eerbied mag zijn.
(L. Marijnissen)
Wie zo kan kijken en uit dit geheim leven kan het, dunkt me,
Paulus ook nazeggen: "Hij die mij roept is trouw en doet zijn
belofte gestand: hij heiligt mijn leven en doet mij in vrede
leven".
DE LEZINGEN:
2 Thessalonicenzen 5:16-19
Wees altijd verheugd, bid onophoudelijk, dank God onder alle
omstandigheden, want dat is wat hij van u, die één bent met
Christus Jezus, verlangt. Doof de Geest niet uit!
Psalm 105: 1-7
Verkondigt de Naam van de Heer,
verkondigt zijn grote daden.
Maakt het bekend aan de wereld
dat Hij wonderen doet.
Laat allen die Hem zoeken
van harte vrolijk zijn -
wie zou niet gloriëren
in zijn heilige Naam?
Keert u tot Hem, Hij is machtig,
houdt niet op Hem te zoeken.
Herinnert u zijn belofte,
de tekenen die Hij ons gaf,
zonen van Abraham, zijn knecht,
zonen van Jacob, zijn vriend.
Hij is onze God, Hij alleen,
zijn wijsheid vervult heel de aarde.
(Vertaling: H. Oosterhuis/ M. van der Plas)
Marcus 1: 29-38
Toen ze uit de synagoge kwamen, gingen ze rechtstreeks naar
het huis van Simon en Andreas, samen met Jacobus en Johannes.
Simons schoonmoeder lag met koorts in bed, en ze spraken met
Jezus over haar. Hij ging naar haar toe, pakte haar hand vast
en hielp haar overeind. Toen verliet de koorts haar, en ze
begon voor hen te zorgen.
's Avonds laat, toen de zon al was ondergegaan, brachten de
mensen alle zieken en bezetenen naar hem toe; alle inwoners
van de stad hadden zich bij de deur van het huis verzameld.
Hij genas vele zieken van allerlei kwalen en dreef veel
demonen uit, maar stond ze niet toe om iets te zeggen, want ze
wisten wie hij was.
Vroeg in de ochtend, toen het nog helemaal donker was, stond
hij op, ging naar buiten en liep naar een eenzame plek om daar
te bidden. Maar Simon en de anderen die bij hem waren, gingen
hem vlug achterna, en toen ze hem gevonden hadden zeiden ze
tegen hem: ' Iedereen is naar u op zoek!" Toen zei hij:
"Laten we ergens anders heen gaan, naar de dorpen hier in de
omtrek, zodat ik ook daar het goede nieuws kan brengen.
Daarvoor ben ik immers op weg gegaan."
Terug naar het begin van deze pagina