vastgebonden ezeltje

Preek gehouden tijdens de dienst van de Remonstrantse Gemeente Zwolle op Palmpasen - 9 april 2006.
De lezingen waren:
Filippenzen 2: 5-11
Marcus 11: 1-11

Gemeente,

Het grootste deel van het evangelie van Marcus beschrijft gebeurtenissen in Galilea: de streek waar Jezus vandaan komt. Pas in hoofdstuk 10 wordt vermeld, dat Jezus op weg gaat naar Judea. Het verhaal van vandaag vormt het slot van een reisverslag. Het is een wonderlijk verhaal - dit verhaal over de aankomst bij Jeruzalem: de details doen vermoeden dat we hier te maken hebben met een heel oud, authentiek verhaal: het getuigenis van mensen die er zèlf bij waren toen Jezus Jeruzalem naderde. Zó gedetailleerd en levendig wordt het verteld:
* ze komen uit Jericho
* en ze naderen Jeruzalem
* via Betfage en Betanië
* dorpjes, tegen de Olijfberg aan
* dan richt Jezus zich tot twee van zijn leerlingen en zegt dat ze naar het dorp moeten gaan dat "tegenover u ligt" (NB.: niet tegenover ons!). Je ziet het voor je: als je daar bent dan zien jullie tegenover je, tegen de olijfberg aan, Betphage en Betanië: daar moeten jullie heen.
* meteen als jullie daar aankomen zullen jullie een veulen zien; jullie hoeven het dorp niet in te gaan. Nee: het dier staat buiten, aan de weg, op de splitsing: vastgebonden bij een deur.
* en het gebeurt: precies zoals Jezus het hen heeft gezegd.

Met ezels is er wat aan de hand. Ezels zijn bijzondere dieren. Volgens oude Joodse tradities mogen ezels niet geofferd worden; en ze worden dus ook niet gegeten. Alle eerstgeborenen van het vee moeten, volgens de Mozaïsche wet geofferd worden, maar voor ezels geldt dat niet. In plaats daarvan moet een ander plaatsvervangend offer worden gebracht: het eerstgeboren ezelsveulen moet dus 'gelost', zoals dat heet, vrijgekocht.

Je kunt je afvragen of het verhaal een gelijkenis is: een metafoor. Waarom ineens een ezeltje, als voertuig? Wat heeft dit te betekenen? Waarom staat er dat het vastgebonden is, en dat het moet worden losgemaakt? En wat te denken van de woorden: "De HEER heeft het nodig?" Wie is daarmee bedoeld, met "de HEER"? Is daarmee Jezus bedoeld? Of is het ezeltje een verwijzing naar Jezus?

Het lijkt raadzaam om niet te snel conclusies te trekken. Het verhaal, zoals Marcus het ons vertelt lijkt aan de ene kant historisch te zijn, en te berusten op herinneringen van mensen die er zèlf bij waren; maar tegelijkertijd is het een soort flash-back, een herinnering die achteraf een geladen betekenis krijgt.

Als wij op ons leven terugblikken en ons afvragen hoe het verlopen is, wat wij hebben gedaan en meegemaakt, en wat daar mogelijk de zin van was, dan zullen we vermoedelijk ook ontdekken dat er bepaalde momenten waren in onze ontwikkeling die cruciaal waren. Momenten, waarop het aankwam - hoewel we dat destijds, toen het gebeurde, nog niet zo beseften. De herinnering verdicht zich rond zulke momenten. Zoiets lijkt hier ook het geval te zijn: de détails met betrekking tot het ezeltje waren aanvankelijk misschien betrekkelijk onbeduidend. Maar achteraf lijken ze een bijzondere betekenis te krijgen.

* Het ezelsveulen staat daar, - precies zoals Jezus het hen heeft gezegd - vastgebonden, aan een deur. De twee leerlingen maken het los. En er zijn mensen die daar commentaar op geven: mag dat zomaar?

In het oude Israël had de koning, omdat hij koning was, het recht om eigendommen te 'naasten'. "Uw beste slaven en slavinnen en uw sterkste arbeidskrachten zal hij u afnemen om ze voor zichzelf te laten werken, en ook uw ezels", lezen we in 1 Samuël 8:16. De koning mocht dat omdat eigendom eigenlijk niet bestaat: de schepping is ons slechts in leen gegeven. Ook wijzèlf zijn "van de HEER". Dat geldt voor het ezeltje; maar zou dat niet ook voor ons gelden?

In de brief aan de bewoners van Philippi roept Paulus hen op om zich te ontledigen / de gestalte van een dienstknecht aan te nemen. Is dat niet: leven uit het besef, dat we 'genaast' kunnen worden als de heilsgeschiedenis daarom vraagt? Uit dat besef te leven: dat is niet gemakkelijk. Want we staan vastgebonden, gehecht, verankerd, gezekerd. Doorgaans staan we er niet bij stil, dat we een zekere 'dienstplicht' hebben. Zo zijn wij doorgaans vergeten dat onze kerkdiensten oorspronkelijk een vorm van die dienstplicht zijn. En dat bidden niet alleen een vragen, het indienen van een lijstje van verlangens is. In ons hele denken en doen worden we vaak vooral bepaald door onze eigen plannen, wensen en gedachten. Mystici leren ons dat het spreken met zwijgen begint en eindigt. Dat vraagt om een losmaken, een loslaten van wat vooraan zit. Dat vraagt om ontlediging. Wie of wat zal ons losmaken, en in staat stellen om belangeloos datgene te doen waarvoor de HEER ons nodig heeft?

* Het Paasmysterie, waarop we ons voorbereiden, gaat over het wonder van deze bevrijding en verlossing: zaken, waartoe een mens niet zelf in staat is. Wij kunnen niet onszelf bevrijden. Wij zijn niet in staat om onszelf los te maken. Pasen is daarom misschien wel zo'n moeilijk feest: een feest, dat je niet zomaar op bevel kunt vieren. Pasen is veeleer een ervaring, die je ten deel kan vallen: op de levensweg, de lijdensweg die jij moet gaan; als het noodlot je treft; of als diep leed je velt. Die weg is altijd een eenzame weg, je eigen weg. Een mens moet het dan hebben van liefde, goddelijke liefde: dat is misschien wel iets heel anders, dan wat wij doorgaans onder liefde verstaan. Goddelijke liefde is de liefde waardoor een mens zichzelf verliest, herschapen wordt, opnieuw geboren wordt, een ander mens wordt. Het wonderlijke is, dat God soms mensen nodig heeft of een geloofsgemeenschap als voertuig voor die liefde, die ons kan bevrijden van alle willen en wensen en die ons verlost van angst; die ons instaat stelt om elk verzet op te geven en onbevangen mens te zijn zoals we zijn gedacht. Niet mijn wil, maar uw wil...

Wie daarvan iets ervaart kan het misschien Jacqueline van der Waals ooit nazeggen, die ooit schreef:

Nu ligt mijn leven als een stille plas,
een vlak, blauw water op een grote hei,
dat rustig opziet uit een lijst van gras
en riet: een hemelspiegel klaar en blij.

Mijn willen en mijn wensen stierf in mij,
en wat bevreesd, en wat onrustig was,
ging met mijn laatste diepe smart voorbij,
waarvan ik kalm en oud genas.

Mijn ziel ligt als het vlakke water stil,
dat zelf niets zijn en niets bereiken wil,
maar, wat het ziet, eenvoudig wedergeven.

Ook ik wil niets in eigen ogen zijn,
maar als een hemelspiegel klaar en rein,
den wil van God vervullen in mijn leven.

AMEN.

DE LEZINGEN:

Filippenzen 2:5-11
Laat die gezindheid in u zijn die ook in Christus Jezus was, - die bestaande in de gestalte van God het niet als geroofd goed heeft beschouwd gelijk te zijn aan God, maar zichzelf heeft ontledigd door de gestalte van een dienstknecht aan te nemen, gelijk geworden aan mensen en in houding een mens gebleken; hij heeft zichzelf vernederd, gehoorzaam geworden tot in de dood, de dood aan een kruis. Daarom heeft God hem verhoogd en hem genadig de naam verleend die is boven alle naam, opdat in de naam van Jezus alle knie zich zal buigen van hemelingen, aardbewoners en onderaardsen, en alle tong zal belijden: Jezus Christus is de Heer!, tot glorie van God de Vader.

Lezing uit Marcus 11:1-11

En, wanneer ze Jeruzalem naderen, bij Betfage en Betanië aan de Olijfberg, zendt hij twee van zijn leerlingen uit en zegt tot hen: gaat heen naar het dorp dat tegenover u ligt en meteen als ge daar aankomt zult ge er een (ezels)veulen vinden, vastgebonden, waarop nog niemand van mensen ooit gezeten heeft; maakt het los en brengt het hier; en als iemand tot u zegt: waarom doet ge dat?, zegt dan: de HEER heeft het nodig en zendt het meteen weer hierheen! Ze gaan weg en vinden een (ezels)veulen gebonden bij de deur buiten op de tweesprong, en ze maken het los. Ook hebben sommigen die daar stonden tot hen gezegd: wat doet ge daar - het veulen losmaken?, maar zij zeiden tot hen zoals Jezus had gezegd,- en toen lieten ze hen begaan. Ze brengen het veulen bij Jezus, en werpen hun klederen eroverheen; dan gaat hij erop zitten.Velen spreiden hun klederen uit op de weg, anderen groene takken die ze van de akkers kappen. En die aanvoerden en die volgden hebben geschreeuwd: hosanna!- gezegend hij die komt in de naam van de Heer (Ps. 118:25-26); gezegend het koninkrijk dat komt, van onze vader David; hosanna in den hoge! Zo komt hij tot Jeruzalem, tot het heiligdom.

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2006.