"Le Moulin mystique",
Kapiteel uit de basilique Ste.-Madeleine
te Vézelay.
Preek gehouden tijdens de kerkdienst van de Vrijzinnig Protestantse Gemeente in Apeldoorn op zondag, 6 augustus 2006.
De lezingen waren:
Marcus 7:1-7
Psalm 15

Preek: "Wie zal te gast zijn in uw tent?
             Wie wonen op de bergtop van uw heiligdom?"
                                                (Psalm 15:1).

De tent van God: dat is een beeld voor de beschutting die God biedt aan hen die bij Hem komen schuilen. De bergtop van uw heiligdom zou je kunnen opvatten als een verwijzing naar de tempel - de plaats waar hemel en aarde elkaar ontmoeten. Wie zal daar wonen? Klaarblijkelijk vraagt de dichter/zanger zich af wie die gezegenden zijn (of is?).

Nu kun je de vraag op verschillende manieren beantwoorden: ook een beetje afhankelijk van wat je in die vraag hoort. Je zou je kunnen voorstellen dat de Farizeeën, uit het verhaal dat Marcus ons vertelt, zouden zeggen: gezegend zijn zij, die zich houden aan de tora, het complex van voorschriften zoals dat te vinden is in de boeken van Mozes. Maar zij zullen de vraag dan ook verstaan als: wat moet je doen om deze zegen te verdienen. Niet iedereen verdient het...., toch?, om daar te mogen wonen.

Anderen zouden de vraag wat anders kunnen interpreteren: wie houdt het vol, om te gast te zijn in uw tent? Om daar te wónen, dat is: te verblijven? Want dat valt toch niet mee - om een goede gast te zijn! Want gasten behoren hun plaats te weten, de codes te kennen en zich als gasten te gedragen. Doorgaans hebben wij, moderne mensen, de neiging om ons deze wereld toe te eigenen. Om ons als 'heer en meester' te gaan gedragen. We zijn geneigd om de verhoudingen volstrekt uit het oog te verliezen - en met ongepaste vrijpostigheid de regels van het huis zèlf te gaan bepalen. Is dat niet wat Jezus de Farizeeën al in feite verwijt als hij zegt: "aan tradities van mensen houden jullie vast!" Huichelaars: alsof hij willen zeggen: beseffen jullie dan niet dat je te gast bent op de bergtop waar het heiligdom ligt? Jullie eren God wel met de lippen, maar in feite gedragen jullie je als eigenaren van Zijn tent.

Wat is er dan misgegaan? Ook dat probeert Marcus ons duidelijk te maken, alleen: de vertalers hebben het ons niet gemakkelijk gemaakt. Zij vertalen "De geboden van God geven jullie op!" Maar dat staat er niet! In de grondtekst staat een enkelvoud - en je zou dus het beste kunnen vertalen: "Jullie geven je levensopdracht op!" De goddelijke opdracht bij uitstek is: "God liefhebben"!

Alle ellende hangt samen met het het feit dat het woord traditie verkeerd wordt gebruikt. Vaak wordt dat woord gebruikt voor alles wat verouderd is en niet meer van deze tijd heet te zijn. Net zoals het woord geloven, wanneer dit verwisseld wordt met het woord geloof. "Geloven" is, zo wordt dan beweerd, is toch niet meer van deze tijd: maar in feite bedoelt men dan dat de geloofsinhoud is achterhaald. Alsof het geloof een soort pakketje is, met een bepaalde inhoud. Zo wordt - in het verlengde van dit woordgebruik - ook wel gesproken over geloofsoverdracht: ouders moeten kinderen vertellen en uitleggen wat het geloof inhoudt. En als dit leidt tot kerkverlating, dan hebben ouders gefaald en zijn ze er klaarblijkelijk niet in geslaagd om het goed te doen. Opvoeders van niks! Maar dat geloof geleefd moet worden, dat geloven een activiteit is wordt klaarblijkelijk vergeten.

Overigens: dat er zó over het geloof gedacht wordt is niet verwonderlijk. Door de eeuwen heen heeft de kerk 'geloofsbelijdenissen' geformuleerd en daarmee inderdaad de suggestie gewekt dat je het geloof in woorden en formules kunt vatten. Wat geloof jij? Geloof jij nog in Sinterklaas? Maar het is toch een prachtige traditie! Jezus zou zeggen: wie zo denkt en het geloof reduceert tot een object met in zekere inhoud cultiveert iets wat oneigenlijk is. En hetzelfde geldt voor het woord traditie: traditie is evenmin iets inhoudelijks. Ook in dit woord is een activiteit begrepen: doorgeven. Wanneer traditie verarmd wordt tot een pakketje gaat er iets mis. En daarom zegt Jezus: "Dit volk vereert mij tevergeefs". Ze verkrachten waar het in wezen om gaat. De opdracht waar alles om draait is: God liefhebben, met heel je hart en ziel! Je kunt dit liefhebben niet ongestraft tot een stelsel van normen en waarden reduceren.

Want: liefde moet worden gewekt en groeien. Zoals ons lichaam vanaf de geboorte zich moet ontwikkelen, zó moet ook onze geest openbloeien en zich richten op de zon van ons bestaan. En dat gaat niet zomaar. Dat is dus ook niet een kwestie van ethiek of van kennisoverdracht. De liefde tot God krijgt alleen een kans als een mens oog krijgt voor de verticale dimensies van onze werkelijkheid. Misschien zijn er dichters voor nodig, die dichterlijke taal gebruiken om ons daarop te wijzen en daarvoor ontvankelijk te maken:

Er is iets in de dingen dat ontroert:
het is de schoonheid niet der bloemen,
noch het glanzen van een blad, noch 't roepen
van de roerdomp in de nacht.
Het is daarin, maar ook daarachter en daarboven\en daaronder, dieper in de grond, die warm en
geurig is als vers gebakken brood.

Het zijn de sappen die onzichtbaar blijven,
diep in de wortels en het hart waarin
het leven roert.
Het zijn de klanken en geluiden die een kind\kan horen als het zijn oor te luisteren legt
dicht aan de grond.
Het is het trillen van de wingerdrank wanneer
uw hand haar aanraakt, en het beven van de
kever op het blad, dat groeit en zwelt.
Het is het dons der distelbloemen en de pijn der
wonden die uw vlees doorsplijt.
Het zijn de tekenen van Gods aanwezigheid.

Met taal is het wonderlijk gesteld. Toen mijn jongste kleinkind nog niet kon praten, wees ik hem eens op een poes die achter een raam op de vensterbank lag te genieten van de zon. Maar het jochie begreep niet wat ik hem wilde laten zien. Hij kende het woord 'poes' nog niet. De taal is nodig om dingen aan te wijzen. Zo helpt de taal ons om thuis te raken in deze wereld. En zoals de taal van alledag ons moet helpen om thuis te raken in deze wereld, zo moet ook de geloofstaal ons helpen om vertrouwd te raken met de de diepste grond van ons bestaan: het rijk van God.

Niet lang geleden luisterde ik bij toeval naar de radio: een programma van de KRO onder de titel "Het Klooster in de zomer". Het ging niet over kloosters - zoals je zou verwachten - maar over mensen. In dat kader kwam een vrouw aan het woord die in haar jeugd was mishandeld door haar ouders. Het gesprek met haar cirkelde rond de vraag, wat dat met haar had gedaan. Daarop vertelde zij hoe zij, tijdens haar lange wandelingen door de natuur, in de stille gesprekken met de bomen en de vogels langzamerhand de dingen anders was gaan zien. Geloven is: de dingen anders leren zien. Het wandelen had haar geholpen en inzicht gegeven in haar eigen ervaringen en patronen. En op deze wijze had ze ook haar rancunes tegen de mensen die haar zoveel hadden aangedaan achter zich kunnen laten; een ware bevrijding! Zij had klaarblijkelijk ontdekt wat het betekent als in de taal van het geloof wordt gesproken over de Geest, die scheppend is en nieuw maakt, die opsteekt als de wind en die een ingeschapen richting heeft. Die Geest heeft haar gemaakt tot een ander mens. En ze voelt het nu als haar taak om met de door haar ervaringen, kennis en inzichten ook anderen terzijde te staan bij het verwerken van jeugdtrauma's.

Traditie is dus niet: een pakketje, dat je kunt doorgeven. Er bestaat een anecdote over een Joodse jongen die aan de rabbi vraagt: "Waarom zeggen wij als we bidden altijd: God van Abraham, God van Isaäc, God van Jacob?" Zou het niet veel eenvoudiger zijn om te bidden tot de God van Abraham, Isaäc en Jacob?" En dan antwoordt zijn leraar: "Nee, dat is niet hetzelfde. Want Abraham vertelt over zijn ervaringen met God aan zijn zoon Isaäc; maar wat Isaäc op zijn beurt meemaakt met de God van zijn vader is weer totaal anders dan wat hij van zijn vader heeft begrepen. En Jacob heeft weer heel andere ervaringen met die God."

Wie zullen er te gast zijn in uw tent?
Wie wonen op de bergtop van uw heiligdom?
Zij die met elkaar spreken over U, hun ervaringen met uw liefde, uw sporen in hun bestaan, zoals de dichteres die schreef

Hij nam aarde
en maakte mijn hand
vijf vingers om te schrijven
een palm met wat lijnen
geheimtaal
dat was het laatste
wat hij van mij maakte
toen vroeg ik de roeping
en hij zei:
noem mij.

(Maria de Groot)

Zou je kunnen zeggen: te gast zijn zij die U noemen als de bron, waaruit het goede welt?

DE LEZINGEN:

Marcus 7:1-7

Ook de Farizeeën en enkele van de schriftgeleerden die uit Jeruzalem waren gekomen, hielden zich in zijn nabijheid op. En toen ze zagen dat sommige leerlingen brood aten met onreine handen, dat wil zeggen, met ongewassen handen (de Farizeeën en alle andere Joden eten namelijk pas als ze hun handen hebben gewassen, omdat ze zzich aan de traditie van hun voorouders houden, en als ze van de markt komen eten ze pas als ze zich helemaal gewassen hebben; en er zijn nog allerlei andere tradities waaraan ze zich houden, zoals het schoonspoelen van bekers en kruiken en ketels), toen vroegen de Farzizeeën en de schriftgeleerden hem: 'Waarom houden uw leerlingen zich niet aan de tradities van onze voorouders en eten ze hun brood met onreine handen?'
En hij antwoordde: 'Wat is de profetie van Jesaja toch toepasselijk op huichelaars zoals jullie! Er staat immers geschreven: "Dit volk eert mij met de lippen, maar hun hart is verre van mij; tevergeefs vereren zij mij, want ze onderwijzen hun eigen leer, voorschriften van mensen." De geboden van God geven jullie op, maar aan de tradities van mensen houden jullie vast!"

Psalm 15 (Domine, quis habitat?)

(Een musiceerstuk; van David.)

ENE, wie zal te gast zijn in uw tent,
wie wonen op de bergtop van uw heiligdom?

Wie volmaakt is in wandel,
en rechtvaardig in doen,
een spreker van waarheid
met heel zijn hart.

Nooit had hij lasterpraat op zijn tong,
nooit deed hij zijn metgezel kwaad,
nooit bracht hij smaad
over zijn naaste;

minachting vond in zijn ogen
wie versmading verdient,
en wie de ENE vrezen geeft hij eer;
en zwoer hij zichzelf ten kwade,
ook dan wijzigt hij niets! -

zijn geld gaf hij niet tegen rente,
geschenken tegen een onschuldige
nam hij nooit aan;
een dader van dit alles
wankelt niet, voor eeuwig.

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2006.