"Le Moulin mystique", Kapiteel uit de basilique Ste.-Madeleine te Vézelay. |
![]() |
Preek: "Wie zal te gast zijn in uw tent?
Wie wonen op de bergtop van uw heiligdom?"
(Psalm 15:1).
De tent van God: dat is een beeld voor de beschutting die God
biedt aan hen die bij Hem komen schuilen. De bergtop van uw
heiligdom zou je kunnen opvatten als een verwijzing naar de
tempel - de plaats waar hemel en aarde elkaar ontmoeten. Wie
zal daar wonen? Klaarblijkelijk vraagt de dichter/zanger zich
af wie die gezegenden zijn (of is?).
Nu kun je de vraag op verschillende manieren beantwoorden: ook
een beetje afhankelijk van wat je in die vraag hoort. Je zou
je kunnen voorstellen dat de Farizeeën, uit het verhaal dat
Marcus ons vertelt, zouden zeggen: gezegend zijn zij, die zich
houden aan de tora, het complex van voorschriften zoals dat te
vinden is in de boeken van Mozes. Maar zij zullen de vraag dan
ook verstaan als: wat moet je doen om deze zegen te verdienen.
Niet iedereen verdient het...., toch?, om daar te mogen wonen.
Anderen zouden de vraag wat anders kunnen interpreteren: wie
houdt het vol, om te gast te zijn in uw tent? Om daar te
wónen, dat is: te verblijven? Want dat valt toch niet mee - om
een goede gast te zijn! Want gasten behoren hun plaats te
weten, de codes te kennen en zich als gasten te gedragen.
Doorgaans hebben wij, moderne mensen, de neiging om ons deze
wereld toe te eigenen. Om ons als 'heer en meester' te gaan
gedragen. We zijn geneigd om de verhoudingen volstrekt uit het
oog te verliezen - en met ongepaste vrijpostigheid de regels
van het huis zèlf te gaan bepalen. Is dat niet wat Jezus de
Farizeeën al in feite verwijt als hij zegt: "aan tradities van
mensen houden jullie vast!" Huichelaars: alsof hij willen
zeggen: beseffen jullie dan niet dat je te gast bent op de
bergtop waar het heiligdom ligt? Jullie eren God wel met de
lippen, maar in feite gedragen jullie je als eigenaren van
Zijn tent.
Wat is er dan misgegaan? Ook dat probeert Marcus ons duidelijk
te maken, alleen: de vertalers hebben het ons niet gemakkelijk
gemaakt. Zij vertalen "De geboden van God geven jullie op!"
Maar dat staat er niet! In de grondtekst staat een enkelvoud -
en je zou dus het beste kunnen vertalen: "Jullie geven je
levensopdracht op!" De goddelijke opdracht bij uitstek is:
"God liefhebben"!
Alle ellende hangt samen met het het feit dat het woord
traditie verkeerd wordt gebruikt. Vaak wordt dat woord
gebruikt voor alles wat verouderd is en niet meer van deze
tijd heet te zijn. Net zoals het woord geloven, wanneer dit
verwisseld wordt met het woord geloof. "Geloven" is, zo wordt
dan beweerd, is toch niet meer van deze tijd: maar in feite
bedoelt men dan dat de geloofsinhoud is achterhaald. Alsof het
geloof een soort pakketje is, met een bepaalde inhoud. Zo
wordt - in het verlengde van dit woordgebruik - ook wel
gesproken over geloofsoverdracht: ouders moeten kinderen
vertellen en uitleggen wat het geloof inhoudt. En als dit
leidt tot kerkverlating, dan hebben ouders gefaald en zijn ze
er klaarblijkelijk niet in geslaagd om het goed te doen.
Opvoeders van niks! Maar dat geloof geleefd moet worden, dat
geloven een activiteit is wordt klaarblijkelijk vergeten.
Overigens: dat er zó over het geloof gedacht wordt is niet
verwonderlijk. Door de eeuwen heen heeft de kerk
'geloofsbelijdenissen' geformuleerd en daarmee inderdaad de
suggestie gewekt dat je het geloof in woorden en formules kunt
vatten. Wat geloof jij? Geloof jij nog in Sinterklaas? Maar
het is toch een prachtige traditie! Jezus zou zeggen: wie zo
denkt en het geloof reduceert tot een object met in zekere
inhoud cultiveert iets wat oneigenlijk is. En hetzelfde geldt
voor het woord traditie: traditie is evenmin iets
inhoudelijks. Ook in dit woord is een activiteit begrepen:
doorgeven. Wanneer traditie verarmd wordt tot een pakketje
gaat er iets mis. En daarom zegt Jezus: "Dit volk vereert mij
tevergeefs". Ze verkrachten waar het in wezen om gaat. De
opdracht waar alles om draait is: God liefhebben, met heel je
hart en ziel! Je kunt dit liefhebben niet ongestraft tot een
stelsel van normen en waarden reduceren.
Want: liefde moet worden gewekt en groeien. Zoals ons lichaam
vanaf de geboorte zich moet ontwikkelen, zó moet ook onze
geest openbloeien en zich richten op de zon van ons bestaan.
En dat gaat niet zomaar. Dat is dus ook niet een kwestie van
ethiek of van kennisoverdracht. De liefde tot God krijgt
alleen een kans als een mens oog krijgt voor de verticale
dimensies van onze werkelijkheid. Misschien zijn er dichters
voor nodig, die dichterlijke taal gebruiken om ons daarop te
wijzen en daarvoor ontvankelijk te maken:
Er is iets in de dingen dat ontroert:
het is de schoonheid niet der bloemen,
noch het glanzen van een blad, noch 't roepen
van de roerdomp in de nacht.
Het is daarin, maar ook daarachter en daarboven\en daaronder,
dieper in de grond, die warm en
geurig is als vers gebakken brood.
Het zijn de sappen die onzichtbaar blijven,
diep in de wortels en het hart waarin
het leven roert.
Het zijn de klanken en geluiden die een kind\kan horen als het
zijn oor te luisteren legt
dicht aan de grond.
Het is het trillen van de wingerdrank wanneer
uw hand haar aanraakt, en het beven van de
kever op het blad, dat groeit en zwelt.
Het is het dons der distelbloemen en de pijn der
wonden die uw vlees doorsplijt.
Het zijn de tekenen van Gods aanwezigheid.
Met taal is het wonderlijk gesteld. Toen mijn jongste
kleinkind nog niet kon praten, wees ik hem eens op een poes
die achter een raam op de vensterbank lag te genieten van de
zon. Maar het jochie begreep niet wat ik hem wilde laten zien.
Hij kende het woord 'poes' nog niet. De taal is nodig om
dingen aan te wijzen. Zo helpt de taal ons om thuis te raken
in deze wereld. En zoals de taal van alledag ons moet helpen
om thuis te raken in deze wereld, zo moet ook de geloofstaal
ons helpen om vertrouwd te raken met de de diepste grond van
ons bestaan: het rijk van God.
Niet lang geleden luisterde ik bij toeval naar de radio: een
programma van de KRO onder de titel "Het Klooster in de
zomer". Het ging niet over kloosters - zoals je zou verwachten
- maar over mensen. In dat kader kwam een vrouw aan het woord
die in haar jeugd was mishandeld door haar ouders. Het gesprek
met haar cirkelde rond de vraag, wat dat met haar had gedaan.
Daarop vertelde zij hoe zij, tijdens haar lange wandelingen
door de natuur, in de stille gesprekken met de bomen en de
vogels langzamerhand de dingen anders was gaan zien. Geloven
is: de dingen anders leren zien. Het wandelen had haar
geholpen en inzicht gegeven in haar eigen ervaringen en
patronen. En op deze wijze had ze ook haar rancunes tegen de
mensen die haar zoveel hadden aangedaan achter zich kunnen
laten; een ware bevrijding! Zij had klaarblijkelijk ontdekt
wat het betekent als in de taal van het geloof wordt gesproken
over de Geest, die scheppend is en nieuw maakt, die opsteekt
als de wind en die een ingeschapen richting heeft. Die Geest
heeft haar gemaakt tot een ander mens. En ze voelt het nu als
haar taak om met de door haar ervaringen, kennis en inzichten
ook anderen terzijde te staan bij het verwerken van
jeugdtrauma's.
Traditie is dus niet: een pakketje, dat je kunt doorgeven. Er
bestaat een anecdote over een Joodse jongen die aan de rabbi
vraagt: "Waarom zeggen wij als we bidden altijd: God van
Abraham, God van Isaäc, God van Jacob?" Zou het niet veel
eenvoudiger zijn om te bidden tot de God van Abraham, Isaäc en
Jacob?" En dan antwoordt zijn leraar: "Nee, dat is niet
hetzelfde. Want Abraham vertelt over zijn ervaringen met God
aan zijn zoon Isaäc; maar wat Isaäc op zijn beurt meemaakt met
de God van zijn vader is weer totaal anders dan wat hij van
zijn vader heeft begrepen. En Jacob heeft weer heel andere
ervaringen met die God."
Wie zullen er te gast zijn in uw tent?
Wie wonen op de bergtop van uw heiligdom?
Zij die met elkaar spreken over U, hun ervaringen met uw
liefde, uw sporen in hun bestaan, zoals de dichteres die
schreef
Hij nam aarde
en maakte mijn hand
vijf vingers om te schrijven
een palm met wat lijnen
geheimtaal
dat was het laatste
wat hij van mij maakte
toen vroeg ik de roeping
en hij zei:
noem mij.
(Maria de Groot)
Zou je kunnen zeggen: te gast zijn zij die U noemen
als de bron, waaruit het goede welt?
Marcus 7:1-7
Ook de Farizeeën en enkele van de schriftgeleerden die uit
Jeruzalem waren gekomen, hielden zich in zijn nabijheid op. En
toen ze zagen dat sommige leerlingen brood aten met onreine
handen, dat wil zeggen, met ongewassen handen (de Farizeeën en
alle andere Joden eten namelijk pas als ze hun handen hebben
gewassen, omdat ze zzich aan de traditie van hun voorouders
houden, en als ze van de markt komen eten ze pas als ze zich
helemaal gewassen hebben; en er zijn nog allerlei andere
tradities waaraan ze zich houden, zoals het schoonspoelen van
bekers en kruiken en ketels), toen vroegen de Farzizeeën en de
schriftgeleerden hem: 'Waarom houden uw leerlingen zich niet
aan de tradities van onze voorouders en eten ze hun brood met
onreine handen?'
En hij antwoordde: 'Wat is de profetie van Jesaja toch toepasselijk
op huichelaars zoals jullie! Er staat immers
geschreven: "Dit volk eert mij met de lippen, maar hun hart is
verre van mij; tevergeefs vereren zij mij, want ze onderwijzen
hun eigen leer, voorschriften van mensen." De geboden van God
geven jullie op, maar aan de tradities van mensen houden
jullie vast!"
Psalm 15 (Domine, quis habitat?)
(Een musiceerstuk; van David.)
ENE, wie zal te gast zijn in uw tent,
wie wonen op de bergtop van uw heiligdom?
Wie volmaakt is in wandel,
en rechtvaardig in doen,
een spreker van waarheid
met heel zijn hart.
Nooit had hij lasterpraat op zijn tong,
nooit deed hij zijn metgezel kwaad,
nooit bracht hij smaad
over zijn naaste;
minachting vond in zijn ogen
wie versmading verdient,
en wie de ENE vrezen geeft hij eer;
en zwoer hij zichzelf ten kwade,
ook dan wijzigt hij niets! -
zijn geld gaf hij niet tegen rente,
geschenken tegen een onschuldige
nam hij nooit aan;
een dader van dit alles
wankelt niet, voor eeuwig.
Terug naar het begin van deze pagina
Terug naar de REGISTERS.
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2006.