" "Het bruidspaar onder de baldakijn",
H.N. Werkman (1882 - 1945),
Sjabloon op papier.
PREEK GEHOUDEN TIJDENS DE DIENST VAN DE REMONSTRANTSE GEMEENTE TE APELDOORN,
OP ZONDAG 8 OKTOBER 2006.
De lezingen waren:
Maleachi 2:10-16
Markus 10:1-16

Eén van de motieven, die in de bijbel met enige regelmaat terugkeert is het motief van het verbond tussen God en mensen. Een verbond dat vaak wordt vergeleken met een huwelijk, dat wordt gezien als het verbond dat de bruidegom sluit met zijn bruid. Tegen de achtergrond van deze beeldspraak wordt van Juda gezegd dat het dit verbond schendt. Juda - zoveel mag duidelijk zijn - is dan een verwijzing naar een collectief. Juda maakt zich schuldig aan overspel: omdat zij zich laat verleiden om achter ándere goden aan te gaan en die te eren en te dienen. Waarschijnlijk wordt hiermee gezinspeeld op het terugvallen op wat je een archaïsme zou kunnen noemen: de terugval op een vruchtbaarheidscultus.

Vandaag de dag weerspiegelt zich die verleiding in de vraag of god ervaarbaar is in de natuur. In de schoonheid. In de ontroering. In de overweldigende en indrukwekkende kosmos. Is het 'godservaring' als je - lopend langs het strand ineens wordt overweldigd door een besef van nietigheid?

Neen! zegt Karl Barth. Dat is pure afgoderij! Luistert u maar. In zijn beroemde commentaar op de brief van Paulus aan de Romeinen vraagt Barth zich - bij het woord "Heilsbotschaft Gottes" (Rom. 1:1) - af waaruit deze heilsboodschap bestaat en zijn antwoord is: "Nicht Erlebnisse, Erfahrungen und Empfindungen". Bij de heilsboodschap gaat het, volgens hem, om wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord. Het heil wordt ons aangezegd: onze eigen waarnemingen - van welke aard die ook zijn - zijn slechts bijkomstigheden. Volgens Barth is het karakteristiek voor de afgoden, dat zij worden afgeleid uit onze ervaringen. Wie trouw wil zijn aan God, is louter aangewezen op het geloof in de heilsboodschap.

Hiermee stemt hij in met de oud-testamentische profeten. Wat we zoëven in het boek van Maleachi lazen is, dat de grondslag van ons leven zou moeten zijn: trouw aan het gegeven dat wij schepsel zijn. We hebben niet onszelf gemaakt. We zijn geschapen. We hebben allen een hemelse Vader. En van ons wordt verwacht dat dit uitgangspunt onze grondhouding bepaalt. Het ware geloof bestaat uit het respecteren van de juiste verhoudingen: wij moeten onze plaats kennen. Bij Maleachi is het geloof in de schepping bijna een dogma - een waarheid waaraan niet getornd kan worden.

====
In de flyer van de Remonstrantse Gemeente Apeldoorn lees ik: " De Remonstranten kennen geen dogma's". Onlangs is er, van de hand van Tjaard Barnard, een dissertatie verschenen waarin uitvoerig gesproken wordt over de geloofsopvattingen van de Remonstranten en de ontwikkelingen deaaromtrent in de afgelopen anderhalve eeuw. Barnard stelt vast dat de geschiedenis van de Remonstranten laat zien dat vrijzinnige en gematigd ortodoxe periodes elkaar afwisselen. Tegenwoordig geven velen van ons te kennen te behoren tot een niet-dogmatische geloofsgemeenschap.

Wat je je daarbij kunt afvragen is: hoe verhoudt dit zich nu tot wat we lazen over trouw en ontrouw in het geloof? Bestaat er iets waar we - als geloofsgemeenschap - trouw in willen zijn? Of is ons geloof zó geïndividualiseerd dat God een projectie is geworden van... , ja van wat eigenlijk? Van onze persoonlijke behoeften? Die variëren naarmate de omstandigheden zich wijzigen? De vraag die dit oproept is dan vervolgens ook: hoe geloofwaardig is ons geloof dan nog? Is het gek, wanneer we moeten vaststellen, dat de kerk leegloopt als er nauwelijks meer iets is waar we samen trouw aan willen blijven?

Maar je zou ook kunnen wijzen op de onlangs gepubliceerde en vastgestelde geloofsbelijdenis: blijkt daaruit niet, dat er een zekere onrust is - ongerustheid omdat we in onze afkeer van dogma's mogelijk te ver zijn doorgeschoten?

====

Een kernvraag hierbij is: hoe verhoudt zich onze ervaring tot onze kennis van God? Barth zegt: als we het van onze ervaring moeten hebben - dat leidt tot niets. Maar er zijn ook andere theologen - die zeggen: hoe zouden we God anders op het spoor moeten komen, als God niet op één of andere manier ervaarbaar zou zijn? Als er zoiets bestaat als openbaring, dan moet een mens toch ook beschikken over antennes om de signalen van Godswege op te vangen, en die te duiden? Het is toch niet zonder betekenis, wanneer we lezen dat Jezus de stilte zoekt om in contact te komen met God? Dat mystici spreken over bronnen en vindplaatsen van God? Waar gaat het over - als er gesproken wordt over 'God zoeken', 'bidden', 'de zorgen voor je eigen spiritualiteit', enz.?

====
Dit zijn vragen, die in onze tijd misschien wel actueler zijn dan ooit. Juist omdat we leven in een wereld waarin God niet meer vanzelfsprekend is. In een samenleving waarin Godsgeloof vaak verworden is tot een soort vrijetijdsbesteding. Een onderdeeltje van onze cultuur. De een besteedt zijn tijd maar het liefst aan sport, de ander aan museumbezoek en de schouwburg, en een derde groep vindt het boeiend om met religie bezig te zijn. Godsdienst? Religie? Afgodendienst? Zijn wij nog in staat om te spreken in termen van 'trouw' en 'ontrouw', als het gaat om wat je misschien wel 'onze eerste liefde' zou kunnen noemen? Het geloof zoals dat aan ons is toevertrouwd? Om het te bewaren en door te geven?

====

"Wie niet als een kind openstaat voor het koninkrijk van God, zal er zeker niet binnengaan." Betekenen zulke woorden nog iets voor ons?
"Speel niet met je leven en gedraag je niet langer trouweloos." - roept Maleachi ons toe. Trouw waaraan?

De kerk heeft deze woorden ook verbonden aan de huwelijksmoraal: "trouwen doe je maar één keer"; "het huwelijk is een sacrament"; "als je werkelijk je leven wilt wijden aan God kun je maar beter niet trouwen"; "bruid van Christus worden". Die kwesties laat ik vanochtend rusten, omdat ze secundair zijn - afgeleid van de vraag naar trouw en ontrouw in de relatie tussen God en mens, mens en God.

====
Is God ervaarbaar? Misschien is het wel net als in de liefde: wanneer iemand tegen jou zegt "Ik houd van jou!", dan komt het eropaan of jij gelóóft, durft te geloven wat die ander tegen je zegt. Dat is een waagstuk. De liefde, die iemand jou toedraagt, kun je van buitenaf niet zien. Je kunt daar ook geen garanties voor vragen. Alleen wie durft te geloven dat de ander het méént, kan ervaringen opdoen die de waarheid van deze liefde bevestigen.

Het mysterie van het geloof is paradoxaal: want wat we geloven is - objectief / rationeel gesproken - nergens op gebaseerd; maar tegelijkertijd leert de ervaring dat de werkelijkheid verandert voor wie geloven in God. Zó kun je léren te leven: net als een zwemmer in het water - zonder houvast - vertrouwd kan raken met de mogelijkheid die het water klaarblijkelijk biedt: om een dragende kracht te zijn voor wie zich beweegt."

Misschien heeft Karl Barth gelijk, als hij stelt dat de mens God niet kan ervaren met zijn zintuigen, zoals wij andere zaken van de werkelijkheid kunnen ervaren. Maar misschien heeft hij tegelijkertijd ongelijk: omdat God weldegelijk ervaarbaar is voor wie de sprong waagt om zich toe te vertrouwen aan de goddelijke voorzienigheid, barmhartigheid, liefde en genade. Dan wordt geloven een grondhouding, gebouwd op een zekere onbevangenheid. Hoe dit alles ook zij: het laatste en het diepste kan niet gezegd worden, kan alleen worden aangeduid. De Verborgen omgang dat is het laatste en het diepste.

De Heer onze God, die wij kennen door Jezus Christus,
zijn trouwe dienstknecht, laat niet varen wat zijn hand - ook aan elk van ons begon. Durven wij leven uit dit mysterie?
AMEN

DE LEZINGEN:

Maleachi 2:10-16

10 Hebben wij niet allemaal dezelfde vader, heeft niet een en dezelfde God ons geschapen? Waarom behandelen wij elkaar dan zo trouweloos en schenden wij het verbond dat hij met onze voorouders sloot? 11 Juda heeft trouweloos gehandeld, en in Israël en Jeruzalem heeft men zich gruwelijk misdragen. Juda heeft ontwijd wat de HEER heilig is en wat hij liefheeft; Juda is getrouwd met een vrouw die een vreemde god vereert. 12 Moge de HEER iedereen uit het volk van Jakob stoten die iemand beschermt die zoiets doet, iedereen die het voor zo iemand opneemt of voor hem offert aan de HEER van de hemelse machten. 13 En verder: jullie storten hete tranen op het altaar van de HEER, jullie jammeren en kreunen omdat hij niet naar je offers omziet en ze niet uit jullie handen aanvaardt. 14 En jullie vragen je af: Waarom toch? Omdat je de vrouw met wie je je leven deelde trouweloos behandeld hebt, de vrouw met wie je in je jeugd een verbintenis bent aangegaan, waarvan de HEER getuige is geweest. 15 Wie ook maar een beetje verstand heeft doet zoiets niet, want iedereen wil toch een nageslacht dat door God gewild is? Speel niet met je leven en behandel de vrouw van je jeugd niet trouweloos. 16 Want de HEER, de God van Israël, zegt dat hij het verafschuwt wanneer een man zijn vrouw wegstuurt. Wie zoiets doet besmeurt zichzelf met onrecht ü zegt de HEER van de hemelse machten. Speel niet met je leven en gedraag je niet langer trouweloos.

Markus 10:1-16

1 Hij vertrok uit Kafarnaùm naar Judea en het gebied aan de overkant van de Jordaan, en de mensen verzamelden zich weer in groten getale om hem heen; hij onderwees hen zoals hij gewoon was te doen. 2 Er kwamen ook Farizeeën op hem af. Ze vroegen hem of een man zijn vrouw mag verstoten. Zo wilden ze hem op de proef stellen. 3 Hij vroeg hun: 'Hoe luidt het voorschrift van Mozes?' 4 Ze zeiden: 'Mozes heeft de man toegestaan een scheidingsbrief te schrijven en haar te verstoten.' 5 Jezus zei tegen hen: 'Hij heeft dat voor u opgeschreven omdat u zo harteloos en koppig bent. 6 Maar al bij het begin van de schepping heeft God de mens mannelijk en vrouwelijk gemaakt; 7 daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, 8 en die twee zullen één worden, ze zijn dan niet langer twee, maar één. 9 Wat God heeft verbonden, mag een mens niet scheiden.' 10 In huis stelden de leerlingen hem hier weer vragen over. 11 Hij zei tegen hen: 'Wie zijn vrouw verstoot en met een ander trouwt, pleegt overspel; 12 en als zij haar man verstoot en met een ander trouwt, pleegt zij overspel.' 13 De mensen probeerden kinderen bij hem te brengen om ze door hem te laten aanraken, maar de leerlingen berispten hen. 14 Toen Jezus dat zag, wond hij zich erover op en zei tegen hen: 'Laat de kinderen bij me komen, houd ze niet tegen, want het koninkrijk van God behoort toe aan wie is zoals zij. 15 Ik verzeker jullie: wie niet als een kind openstaat voor het koninkrijk van God, zal er zeker niet binnengaan.' 16 Hij nam de kinderen in zijn armen en zegende hen door hun de handen op te leggen.

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2006.