De lezingen waren:
Psalm 113
Marcus 12: 28-34
De lezingen van vanavond hebben één ding gemeen: in beide
lezingen ligt een opdracht besloten. De psalm begint met de
opdracht om de lof te zingen: wij moeten God loven! In het
gedeelte van Marcus klinkt een andere opdracht: "Luister!" -
wij moeten luisteren. Is er een verband: tussen dit luisteren
en God loven?
Wanneer we de evangelietekst op de voet volgen lijkt het daar
wèl op: het luisteren mondt uit in liefde voor God. De liefde
voor God genereert liefde voor onszelf. En de liefde voor
onszelf doet het besef ontwaken, dat we ook de naaste moeten
liefhebben - net zoals we onszelf liefhebben. Wat is dit voor
een luisteren, waardoor achtereenvolgens de liefde voor God,
voor onszelf en de naaste wordt gewekt? Bestaat er zo'n stille
aandacht, waarin we open worden voor een werkelijkheid die ons
vervult met liefde (voor God, voor onszelf, voor de anderen?)
Zo gaat het vaak wèl met liefde: zelfs aan liefde op het
eerste gezicht gaat iets vooraf: een vluchtige blik; een
verschijning; een indruk; maar hoe dat ook zij: er wordt iets
in beweging gebracht. Net zoals muziek ons kan ontroeren; of
een boek ons kan raken. De filosoof Levinas noemt dit: het
gelaat. Zo spreekt hij over het gelaat van een boek. Sommige
mensen lezen een boek; en als het uit is slaan ze het dicht -
en zeggen zoiets als: ziezo, ik weet wat erin staat. Maar je
kunt een boek ook anders lezen: en constateren dat het je
raakt. Dat is een andere manier van lezen: waarbij je je laat
aanspreken. Dat vraagt om een zekere openheid. Een zekere
gevoeligheid ook.
Het luisteren, waar onze tekst over spreekt, impliceert een
zekere onbevangenheid, een openheid voor het verschijnen van
God in onze werkelijkheid. Kunt u zich daarbij iets
voorstellen?
Er is wel eens gezegd dat we leven in een wereld met twee
culturen: de ene cultuur is die van de wetenschap. De
wetenschap is rationeel. De wetenschap ziet objecten die
onderzocht moeten worden. Zo ontstaan er specialisten. En zo
wordt de werkelijkheid gefragmenteerd. De wetenschap beoogt
eigenlijk maar één ding: de werkelijkheid te beheersen; door
kennis te komen tot een vorm van macht.
Daarnaast is er een andere cultuur. Die is gebaseerd op een
ander weten: het besef dat er zoiets bestaat als ontroering;
een geraakt worden; een verwondering over al die dingen waar
we onmogelijk weet van kunnen hebben, omdat we het geheel niet
kunnen overzien. Dit weten is gebasserd op het besef dat het
de mens past om bescheiden te zijn. Op het besef, dat het
verlangen om tde wereld te beheersen een overschatting is van
onze mogelijkheden. Je zou dit intellect kunnen noemen: een
weten dat verder reikt dan wat rationeel is; een weten dat
berust op vermoedens, op intuïtie.
Waar vandaag de dag vaak onvoldoende oog voor is, is dat de
bijbel bestaat uit een verzameling verhalen die slechts willen
verwijzen, suggereren. Dat is eigen aan een verhaalcultuur.
Verhalen vertellen niet hoe het is: verhalen verwijzen naar
wat niet gezegd kan worden - omdat er geen woorden voor zijn.
Zo is wat in de bijbel staat - strikt gesproken - geen
theologie. Theologie is een wetenschap, die van God een object
maakt. Theologie analyseert het spreken over God. Theologie
bestaat alleen in een cultuur waarin de rationaliteit favoriet
is.
Maar een verhaaltraditie, zoals de Joodse, spreekt vooral
impliciet over God. Men is zich er steeds van bewust geweest,
dat je over het wezen van God maar beter kunt zwijgen. Maar
dat wil nog niet zeggen, dat je God niet kunt ervaren; en dat
je bij die ervaringen geen verhalen kunt vertellen. Aan al ons
spreken gaat ervaring vooraf: woorden komen altijd pas
achteraf. En voor religieuze ervaringen zijn woorden altijd
ontoereikend.
"Luister": dat woord luisteren roept de lezer op tot
oplettendheid. Het bijzondere van veel bijbelverhalen, dat er
vaak iets aan vooraf gaat wat wezenlijk is zonder dat dit met
zoveel woorden wordt uitgelegd.
Wie bijvoorbeeld het boek Samuël opslaat krijgt aanvankelijk
niets te horen over Samuël. Het gaat er over Elkana en Hanna.
Pas na verloop van tijd blijkt dat die twee wonderlijkerwijze
nog een kind krijgen - Samuël. Maar klaarblijkelijk is die
voorgeschiedenis nodig om te kunnen begrijpen hoe het kwam dat
Samuël werd wie hij werd. Maar hoe dat precies zit verneem je
niet.
Het verhaal over Jezus begint met een vertelling over
Johannes, die in de Jordaan mensen doopte. Hij was de
voorloper van Jezus, en zei dan ook: ik ben het niet. Pas die
na mij komt, die is het... Klaarblijkelijk wordt het leven en
sterven van Jezus verhelderd door wat eraan vooraf ging. Maar
hoe precies: dat wordt open gelaten.
Het boek Genesis - het verhaal van de schepping - begint met
de woorden: "In het begin schiep God de hemel en de aarde..."
Maar dat was natuurlijk niet het begin van de wereld: dat
begrijpt iedereen. Het was hooguit waar de verteller met zijn
verhaal begint. In de Joodse verhaalcultuur was dit een
vanzelfsprekendheid: vandaar dat Joodse commentatoren zich
eindeloos gedachten hebben gemaakt over de vraag wat God deed
vóórdat Hij de wereld schiep. Zo staat in een commentaar bij
een psalm die over de schepping gaat, dat tweeduizend jaar
vóór de schepping zeven dingen werden geschapen: zoals de
goddelijke troon, met daarnaast ter linkerzijde het paradijs
en ter rechter zijde de hel, en tegenover de troon het Hemelse
Heiligdom met de edelsteen waarop de naam van de Messias is
gegraveerd. En zó nog een aantal zaken. Zo wil de Joodse
verhaaltraditie steeds maar weer aandacht vragen voor de bron,
de oorsprong, het geheim. Zó zetten die verhalen aan tot
denken; zó verwijzen ze naar de bron: hoe kan het dat de
geschiedenis liep zoals die liep? Luisteren is dus vooral:
bedacht zijn op wat het verhaal niet vertelt.
Zou het dan niet ook, als het gaat om te komen tot
verheldering van ons eigen levensverhaal, nodig zijn om open
te worden voor wat we niet kunnen uitleggen? Omdat we er niet
bij kunnen?
Hoe kan het dat we voortdurend veranderen, terwijl we tóch
blijven bestaan? Bezit de mens eigenlijk wel een kern, een
'ik', een zèlf? Of zijn we, als je daar goed over nadenkt,
helemaal niet zo'n éénheid? Misschien zijn wij wel geen
individuën (dat woord betekent letterlijk dat we on-gedeeld
zijn); misschien zijn we wel dividuën: in tegenspraak met
onszelf, verdeeld, onberekenbaar; misschien worden we op één
of andere manier een tijdlang bijeen gehouden totdat we uiteen
vallen. Wie of wat houdt ons bijeen? Wat houdt ons in leven?
Wie zulke vragen op zich laat inwerken komt al snel tot het
besef, dat er heel veel is dat we onmogelijk kunnen weten.
Zou het zo kunnen zijn, dat onze rationaliteit de goden heeft
verjaagd? Dat we niet meer in staat zijn om zó onbevangen naar
de werkelijkheid te kijken dat we daarin sporen van God
herkennen? Zijn we zó rationeel ingesteld, dat we ons
verbeelden dat het onze levensopdracht is om deze wereld
beheersbaar te maken?
"Jullie moeten luisteren!" Het luisteren waar het hier om gaat
vraagt om een zekere onbevangenheid; bescheidenheid; een
openheid voor het ondoorgrondelijke mysterie - dat liefde wekt
bij wie daarvoor openstaan: liefde voor God - voor het leven -
voor alle leven.
Wie dat heeft ontdekt en daaruit leeft hoort Jezus zeggen: "Je
bent heel verstandig. Je bent niet ver van het koninkrijk van
God".
AMEN.
DE LEZINGEN:
Psalm 113
1 Halleluja!
Loof, dienaars van de HEER,
loof de naam van de HEER.
2 De naam van de HEER zij geprezen
van nu tot in eeuwigheid.
3 Van waar de zon opkomt tot waar zij ondergaat,
zij geloofd de naam van de HEER.
4 Verheven boven alle volken is de HEER,
verheven boven de hemel zijn luister.
5 Wie is gelijk aan de HEER, onze God,
die hoog daar boven zijn woning heeft,
6 die zijn oog richt naar beneden,
wie in de hemel en op de aarde?
7 Hij verheft uit het stof wie berooid is,
uit het vuil tilt hij op wie alles ontbeert.
8 Hij laat hem wonen bij hooggeplaatsten,
bij de hoogsten van zijn volk.
9 De onvruchtbare vrouw laat hij wonen in het huis,
een vrolijke moeder van kinderen.
Halleluja!
Marcus 12:28-34
28 Een van de schriftgeleerden die naar hen geluisterd had
terwijl ze discussieerden, en gemerkt had dat hij hun correct
had geantwoord, kwam dichterbij en vroeg: 'Wat is van alle
geboden het belangrijkste gebod?' 29 Jezus antwoordde: 'Het
voornaamste is: "Luister, Israël! De Heer, onze God, is de
enige Heer; 30 heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en
met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw
kracht." 31 Het op een na belangrijkste is dit: "Heb uw naaste
lief als uzelf." Er zijn geen geboden belangrijker dan deze.'
32 De schriftgeleerde zei tegen hem: 'Inderdaad, meester, wat
u zegt is waar: hij alleen is God en er is geen andere God dan
hij, 33 en hem liefhebben met heel ons hart en met heel ons
inzicht en met heel onze kracht, en onze naaste liefhebben als
onszelf betekent veel meer dan alle brandoffers en andere
offers.' 34 Jezus vond dat hij verstandig had geantwoord en
zei tegen hem: 'U bent niet ver van het koninkrijk van God.'
En niemand durfde hem nog een vraag te stellen.
Terug naar het begin van deze pagina