ZWIJGEN OVER GOD
In de decaloog wordt gezegd dat het vervaardigen van beelden van God niet geoorloofd is.
Het is dan ook consequent om daaruit te concluderen, dat je God ook geen naam moet
geven. Je kunt er het best maar het zwijgen toe doen, en de Godservaringen - als
je die al zou kunnen verwoorden - als een groot geheim met je meedragen. Want: is
niet het mensenleven zelf het overtuigende teken van Gods presentie? Pas achteraf
zullen mensen gaan beseffen wat hun is geschonken in degene die er dan niet meer is.
Daarover lijkt het in het volgende gedicht te gaan:
Onze laatste woorden
liggen kant en klaar te wachten
nog verborgen tussen
ongedachte gedachten.
Alleen met onze laatste adem
kunnen ze uitgesproken worden
vóór het vallen van een stilte
die blijft kleven aan gesloten lippen
lippen die zullen blijven zwijgen over
wat niet is gezegd en verzwegen.
Woorden die gezegd zijn gaan voorbij
waar blijft ons zwijgen.
Wat niet is gezegd zegt zoveel méér
woorden die we hebben bewaard
voor later of voor nooit...