"Boekrol in de hand van de profeet Elia,"
detail van een ikoon,
foto: Kerkwinkel Pneumatikoon

HET LEVENSGEHEIM

Wie wil weten hoe de werkelijkheid in elkaar zit gaat al snel te rade bij de wetenschap. Die wijst ons de wegen waarlangs we kunnen vaststellen, hoe de wereld in elkaar zit. De wegen waarlangs we tot antwoorden komen op onze vragen noemt men 'methoden'. Het methodisch leren kennen van de werkelijkheid begint met analyse: want het is practisch om het grote geheel eerst in delen uiteen te leggen. Want op de verschillende onderdelen dienen vervolgens ook specifieke onderzoeksmethoden toegepast te worden die gericht zijn op het vinden van antwoorden op juist die vragen die het betreffende werkveld oproept. Elk domein vraagt om een eigen benadering. De werkterreinen grenzen weliswaar aan elkaar of kunnen elkaar soms overlappen; maar toch. "De verschillende kennisdomeinen liggen als Russische matroesjkapoppetjes in elkaar genesteld, elk met eigen wetten en begrippen. Een bioloog hoeft maar weinig te weten van zwarte gaten, een socioloog kan zonder de Wet van Archimedes en de deeltjesfysica houdt zich ver van de psychologie" (Robert Dijkgraaf, NRC 31-08-2013). Om de werkelijkheid te leren kennen wordt gebruikt gemaakt van tellen en meten: wat kwantificeerbaar is levert verifiëerbare kennis op; en alleen zulke kennis is objectief. Het is dan ook kennis die ons in staat stelt om wetmatigheden te ontdekken en samenhangen te verklaren. Kenmerkend voor dit methode-geleide onderzoek is, dat het altijd gericht is op de mogelijkheid om de werkelijkheid beheersbaar te maken; met name sedert de verlichting is alle hoop erop gevestigd, dat de aldus verworven kennis ons in staat staat zal stellen om de werkelijkheid naar onze hand te zetten, onheil te voorspellen en door preventie rampen te voorkomen of althans beheersbaar te maken. [Of dat ook zo is, is nog maar de vraag: de praktijk laat dikwijls zien, dat er veel energie gestoken wordt in het opstellen van protocollen die erop gericht zijn om onheil te voorkomen terwijl die niet zelden een averechtse uitwerking hebben of zelfs de bron zijn van ellende, die nooit zou zijn opgetreden wanneer men terughoudender was geweest bij het maken van beleid (zie hiervoor: Paul Frissen, 'De Fatale staat').] De wetenschap maakt ontegenzeggelijk grote vorderingen. En daar zijn we natuurlijk allemaal ook heel blij mee: want dat maakt het leven er in veel opzichten een stuk aangenamer op.

De hierboven geschetste gedachtegang is kenmerkend voor de huidige cultuur. Velen geloven onomstotelijk in krachten en wetmatigheden als de oorzaak en verklaring van alles wat er gebeurt. Wonderen bestaan niet: hooguit nog verschijnselen, waar de wetenschap nog geen verklaring voor heeft; maar dat is een kwestie van tijd.

Toch moet er - behalve de kennis die de wetenschap oplevert - ook nog andere kennis zijn. Want de kennis van de wetenschap is volledig gebaseerd op de zintuigelijke waarnemingen en denkvermogen. Vroeger was het heel gewoon om respect te hebben voor wat plechtstatig heette: de 'kennisse des harten'. Daarmee werd een vorm van kennis aangeduid, die gebaseerd is op een zekere ontvankelijkheid van de mens voor signalen, die niet zo gemakkelijk 'te vatten' zijn: vormen van 'geraakt zijn'; gewaarwordingen. Dit laatste is een daarom zo'n passend woord, omdat daarin ook de notie 'waar' besloten ligt. Het betreft hier 'waarheid' van een andere orde dan die van de wetenschap, onbetwijfelbare waarheid waarover niet valt te discussiëren en die ook niet te onderbouwen is. Als een jongen tegen zijn meisje bekent dat hij zielsveel van haar houdt, dasn behoeft dit geen argumentatie. Zijn mond zou dan ook openvallen van verbazing, als het meisje zou antwoorden: 'O ja? Leg eens uit!' Plato's filosofie onderscheidt de waarneembare wereld, die op zichzelf genomen geen enkele waarde heeft, van de (hogere) wereld van de 'ideëen'. Volgens zijn leer beschikken de mensen over een zekere herinnering aan wat het predikaat 'waar', 'goed', 'schoon' en 'rechtvaardig' inhoudt. Het zijn kwaliteiten, die nauwelijks te definiëren zijn. In de dialogen, die Socrates met de mensen uit zijn omgeving voert, is het doel dan ook steeds om die weggezakte herinnering door het stellen van de juiste vragen weer aan de oppervlakte te laten komen. De gesprekstechniek, die hij daarvoor gebruikt is wel is aangeduid als de maieutikè technè - Grieks voor de vaardigheid van een vroedvrouw, die anderen helpt om het kind te baren. Terwijl vandaag de dag de wetenschap wordt gezien als de motor voor vooruitgang meende men destijds, dat het menselijk geluk vooral gebaat was bij levenswijsheid. Terwijl vandaag de dag 'preventie' het toverwoord lijkt te zijn, ging men er destijds vanuit dat de mens zichzelf en zijn eigen mogelijkheden niet moest overschatten: 'hybris' was vragen om ellende. Vandaag de dag willen veel mensen graag heel oud worden, maar weigeren de consequenties daarvan te accepteren, en klagen dan ook steen en been wanneer artsen moeten vaststellen dat de persoon in kwestie 'uitbehandeld' is. Men verwacht feitelijk het onmogelijke en de arts moet niet zelden stevig in zijn schoenen staan om te voorkomen dat een patient overbehandeld wordt.

Kant heeft ons doen beseffen, dat de 'werkelijkheid' die we met behulp van wetenschappelijke methoden ontdekken niet identiek hoeft te zijn met de werkelijkheid 'an sich': omdat alle wetenschap berust op waarnemingen en dus afhankelijk is van onze (beperkte) zintuigen mogen we veronderstellen dat de werkelijkheid groter, ruimer, meer is dan we ooit zullen kunnen vaststellen. Wat de grond is van schoonheid, van leven, van ruimte en tijd, en nog zoveel meer zullen we nooit weten. Dat is de reden waarom men wel spreekt van metafysica: het 'niets', dat we onmogelijk kunnen 'vatten'.

In het verleden heeft dit geleid tot de opvatting, dat de werkelijkheid een dualistisch karakter heeft: stof en geest, materie en ziel. Geprojecteerd op de mens heeft dit geleid tot de opvatting dat de mens bestaat uit een (stoffelijk) lichaam en een (onstoffelijke) ziel. Tot op de dag van vandaag vormt deze opvatting de basis voor veel voorstellingen die betrekking hebben op de vraag of er nog 'iets' is na de dood.

De moderne psycholoog ziet het lichaam niet meer als de kerker waar de ziel in gevangen zit, maar zegt: 'Mijn ziel, dat ben ik zèlf!' Hij vat de mens op als een eenheid. De gelovige heeft de neiging om daar ook God bij te betrekken: in de taal van het geloof heet het dat God immanent en transcendent is. Elk mensenleven heeft deel aan het geheel, en daarvan gaat niets niets verloren: 'de naam is geschreven in de palm van Gods hand'. Ikoonschilders hebben dit verbeeld in de opgerolde en verzegelde papyrusrol of het gesloten boek dat veel heiligen in hun hand houden; het verwijst naar het levensgeheim van de heilige, dat bewaard wordt bij God. Men meent dan ook niet zelden te weten, dat de waarheid omtrent het eigen bestaan niet afhangt van de wijze waarop mensen zich de persoon in kwestie herinneren. Immers: wat weten we van elkaar? Die waarheid wordt bewaard van eeuwigheid tot eeuwigheid. Een mooie gedachte: "Das Schöne ist ohne warum!"




Naar de volgende pagina.

Reactie? Zend een E-mail

Meer weten over deze website?
Ga terug naar de TITELPAGINA
of naar de INHOUD


© "KERKWNKEL PNEUMATIKOON" 2013