'De stroom', foto: Kerkwinkel. |
SPROOKJES
Sprookjes zijn "in". Dat komt niet in de laatste plaats door wat er
in het begin van deze eeuw over geschreven is vanuit de psychologie:
door Freud, maar vooral ook door Jung. Men ontdekte het sprookje als
de spiegel van de menselijke ziel. Jung ging hierin het verst: door
te spreken over 'archetypen', als de wortels van ons bewustzijn. Deze
archetypen zijn volgens Jung structuren, die ten grondslag liggen aan
onze voorstellingen; en volgens Jung zijn deze structuren erfelijk. Op
deze wijze verklaart hij dat heel oude belevingswijzen voortleven en
worden doorgegeven in mythen en sprookjes. Sprookjes zijn volgens hem
dan ook de spiegel van een collectief onderbewustzijn.
In het spoor van deze psychologen is er veel boeiends gezegd, maar of
het ook allemaal waar is blijft nog even onduidelijk:
(ul>
Marcel Möhring heeft ooit een schitterend boek geschreven ('In Babylon'),
waarin de hoofdpersoon een sprookjesverteller is. Deze laat in het verhaal
zijn oom (Oom Herman) zijn nieuwste boek zien. Dat boek begint als volgt
(p.74):
Als we Marcel Möhring mogen geloven - en waarom niet? - zijn sprookjes de
expressie van wat in ons leven onduidelijk is: wat ook ontgaat aan elk
wetenschappelijk onderzoek. Simpele dingen zoals: wat bepaalt dat de
geschiedenis is gelopen, zoals hij is gelopen? Wat maakt dat mijn leven
er zo uitziet, als het eruit ziet? Wat verbindt het verleden met de toekomst?
Dat zijn vragen, die geen enkele wetenschapper kan beantwoorden.
Het sprookje, speelt zich doorgaans af tussen "Er was eens.." en "Ze
leefden nog lang en gelukkig..."; en hoewel het de bedoeling lijkt dat
de lezer of luisteraar zich laat leiden door de gebeurtenissen die door
die eerste en laatste zin worden opgeroepen, zijn het juist deze twee
zinnen die het raadsel omsluiten. "Er was eens..." en "Ze leefden nog
lang en gelukkig..." omvat hoe wij de wereld ervaren: als een gebeurtenis,
als een eeuwig 'nu' dat een mistig verleden verbindt met een duistere
toekomst. Daartussenin wordt een verhaal verteld, dat bol staat van
onduidelijkheden. We zijn er juist voldoende bij om er getuige van
te zijn: maar tegelijkertijd snappen we vaak maar bitter weinig van
'gebeuren' nu eigenlijk is. Op een of andere manier heeft het te
maken met veranderen en het stromen van de tijd.
Naar de volgende pagina.
Reactie? Zend een E-mail
"Das Märchen hat keinen anderen Zweck als zu unterhalten; es ist frei
dichtend." Sprookjes zijn volgens hem dus het product van verhalenvertellers.
"Kei was verliefd op de molenaarsdochter, en de molenaarsdochter op hem,
maar op een dag verdween Kei's liefde. Hij staarde naar zijn jonge vrouw,
maar haar haar was als hooi haar ogen als grauwe kiezels en haar huid als
ongewassen linnen. Kei wist dat het niet zo was, maar zo zag hij het.
Daarop ontstaat een leerzame woordenwisseling:
Oom Herman: Wat is dat voor een onzin? In één regel zijn ze
verliefd en verloren. Waar is de ontwikkeling?
De sprookjesschrijver: Waarom moet ik uitleggen waarom de
liefde verdwijnt tussen man en vrouw. Daar gaat de halve wereldliteratuur
al over. Ik houd mij met andere verschijnselen bezig.
Oom Herman:Welke verschijnselen?
De sprookjesschrijver:De onduidelijke.
Oom Herman:Welke onduidelijke?
De sprookjesschrijver:Dat weet ik niet: ze zijn onduidelijk.
Commentaar:Oom Herman hield niet van het onduidelijke. Hij had zijn leven gestreefd
naar het verhelderen van dingen, die buitengewoon wazig waren, en in het
kielzog daarvan beschouwde hij elke vorm van kunst, zelfs zo'n onbenullige
vorm als de mijne, als een ideale methode om tot inzicht te komen. Dat inzicht
moest er dan niet op neerkomen, dat de dingen onduidelijk zijn. Maar dat zijn ze.
Ga terug naar de TITELPAGINA
of naar de INHOUD
© "Kerkwinkel Pneumatikoon" 2013