"De engel van den laatsten troost", H.N. Werkman, 1943.

Preek gehouden tijdens de dienst van de Remonstrantse Gemeente Lochem op de ochtend van Pasen, op zondag 8 april 2012.

[Voor de overdenking, gehouden tijdens de avondmaalsviering in Lochem op Witte Donderdag: klik hier]


De lezingen waren:
Psalm 110:1
Johannes 20: 1-8
Johannes 20: 11-18
Kolossenzen 3: 1-4

"Uw leven ligt met Christus verborgen in God"
                                                (Kolossenzen 3:3)
Gemeente,

Het is wat ongewoon om op de zondag van Pasen te preken over een tekst uit de brief aan de bewoners van Kolosse. Maar misschien toch ook weer niet zo vreemd: deze brief aan de Kolossenzen is naar alle waarschijnlijkheid namelijk een stuk ouder dan het oudste evangelie. En in elk geval is deze brief een paar decennia eerder geschreven dan het Johannesevangelie. Reden genoeg, dunkt me, om eens te kijken naar het Paasgeloof waarvan in deze brief sprake is.

Opmerkelijk is dat in deze brief gesproken wordt over opwekking, en niet over opstanding. Dit in tegenstelling tot wat wij zojuist zongen, en ook in tegenstelling tot wat we lazen in het Johannesevangelie. "Ze hadden" - zo lazen we - "uit de schrift nog niet begrepen dat Jezus uit de dood moest opstaan". Jezus is, volgens de Kolossenzenbrief, niet opgestaan: hij is opgewekt. Het gaat dus - volgens de schrijver van de brief - om een daad van God! Om een kracht "van boven".

Opvallend is ook, dat het opgewekt worden van Jezus onmiddellijk gekoppeld wordt aan de wijze waarop gelovigen, en ook wij dus, in het leven zouden moeten staan: "Richt u op wat boven is". Wat zou dat betekenen? Dat we bedacht moeten zijn op dingen, die met ons gebeuren zonder dat we daar zelf invloed op hebben? Dat we bedacht moeten zijn op transcendente krachten?

Het lijden en sterven van Jezus moet voor de mensen die hem volgden - leerlingen, vrienden en verwanten - iets onverteerbaars zijn geweest. Iets waaraan men geen plaats kon geven. Ik waag de stelling dat alles, wat we over Jezus weten voortkomt uit het proces van rouwverwerking. Alles wat er over Jezus is geschreven zou nooit zijn opgeschreven wanneer er destijds in Jeruzalem niet zoveel verslagenheid zou zijn ontstaan rond zijn dood. Tegelijkertijd mogen we vermoeden, dat er nooit zoveel zou zijn opgeschreven als Jezus tijdens zijn leven niet zulke betekenisvolle dingen had gezegd.

Het lijkt wel of alles wat Jezus in zijn leven heeft gezegd en gedaan pas achteraf is doorgedrongen en doordacht. Heel wat mensen raakten maar niet uitgedacht over al de gebeurtenissen die zich destijds - eerst in Galilea en daarna in Judea en rond en in Jeruzalem hebben voltrokken.

Wat de briefschrijvers en de evangelisten opschreven is dan ook geen geschiedenis in de eigenlijke betekenis: zij proberen om de gestalte van Jezus een plaats te geven in hun leven. En om helder te krijgen wat hij - achteraf gezien - voor hen betekent.

"Wie zeggen de mensen dat dat ik ben? En jij?" Zulke woorden van Jezus kwamen weer boven en vroegen een antwoord. Wie is hij geweest? Wie is hij ook nu nog voor mij? Wat maakt zijn leven en sterven duidelijk over God - de God die hij 'Abba', vadertje, noemde?

Zijn dat niet ook de vragen die ons tot op de dag van vandaag bezig houden? In het paasverhaal, zoals Johannes het vertelt, vinden we de sporen van dit denkproces terug. Zo bijvoorbeeld in de vragen van de engelen aan Maria - "Wie zoek je?" en "Waarom huil je?".

En ook in de brief aan de bewoners van Kolosse draait alles in wezen om het mysterie rond Jezus: om zijn verborgenheid; om zijn "verborgen zijn in God", zoals de schrijver het zo trefzeker noemt. Wat zou daarmee bedoeld kunnen zijn?

Wanneer zich in een mensenleven ingrijpende gebeurtenissen plaatsvinden, dan moeten die worden verwerkt: daarvoor is tijd nodig en ruimte; daarvoor is het nodig dat die gebeurtenissen een plaats krijgen. Zo proberen wij dingen te verwerken: door ze te benoemen en ze daarmee een plaats te geven. Bijvoorbeeld: als onrecht ons treft, of een ziekte; of de breuk in een relatie. Alleen als we in staat zijn om zulke dingen een plaats te geven in ons levensverhaal, kunnen we verder en zulke zaken achter ons laten.

Maar er zijn dingen, die zo ingrijpend zijn dat we die niet kunnen verwerken: omdat ze te ingrijpend zijn. Zo wordt er wel eens gezegd: 'gedeelde smart is halve smart'; maar er is ook smart die niet te delen is. Die gedragen moet worden in eenzaamheid - terwijl het eigenlijk ondragelijk is. Maar het wonderlijke is nu dat de mens daar soms toch bovenuitgetild wordt.

En wat zegt nu de schrijver van de Kolossenzenbrief: vertrouw op God. Het is de hand van God die soms ineens ruimte maakt. Soms ervaren mensen dat wel eens in het gebed. Als ze zich terugtrekken in hun cel. Dan kan het soms gebeuren dat er een ander zicht ontstaat op het grotere geheel. In de taal van het geloof wordt wel gesproken over openbaring, of over verlichting. Men spreekt in dit verband ook wel over het levensgeheim: het mysterie dat ons draagt door de tijd.

Volgens de evangelist Johannes heeft Jezus ooit gezegd dat hij na zijn dood terug zal keren. Klaarblijkelijk zijn er destijds mensen geweest die ervaren hebben dat Jezus dan wel was gekruisigd, maar dat daarmee nog lang niet alles was voltooid. Dat zijn dood het einde niet was. Is dat het ook waaraan de schrijver van de brief aan de Kolossenzen denkt als hij schrijft over 'opgewekt worden'? Hebben mensen daarin wellicht de hand van God herkend?

De heiligen op Russische ikonen staan dikwijls afgebeeld met een boekrol in de hand. De gedachte is, dat die boekrol het geestelijk testament is van de heilige: daarin staat wat bestaan betekent. Zo'n rol is altijd dichtgebonden en verzegeld: omdat de betekenis voor de persoon in kwestie verborgen is. Pas als het zegel wordt verbroken wordt duidelijk wat er geschreven staat.

Voor de Oosters ortodoxe kerk is het Nieuwe Testament - het woord testament wijst daar al op - de rol waarin beschreven staat wat het leven, het lijden en het sterven van Jezus heeft betekend voor hen die achterbleven: zijn geestelijk testament. Zelf heeft hij waarschijnlijk nooit beseft wat zijn leven en sterven teweeg zou brengen.

Ook ons leven ligt met Christus verborgen in God. Zou de schrijver van de brief aan de bewoners van Kolosse daarmee niet verwijzen naar de mogelijkheid, dat het niet alleen de grote ingrijpende gebeurtenissen in ons leven zijn waaraan we geen plaats kunnen geven, maar dat dit ook geldt voor heel ons bestaan? . Wie zich wel eens afvraagt: "Zou ik er niet net zo goed niet geweest kunnen zijn? Wat is eigenlijk de betekenis van mijn bestaan?" moet weten dat je zelf op die vragen nooit een antwoord kunt geven.

"Streef naar wat boven is; richt u op wat boven is: uw leven ligt verborgen; u zult met hem in luister verschijnen." Het zijn woorden waaruit een diep vertrouwen spreekt in een toekomst die verder reikt dan wij kunnen overzien. Misschien wel hetzelfde vertrouwen dat spreekt uit de laatste woorden van Jezus: "Vader, in uw handen beveel ik mijn geest".

Iemand zal zeggen: het zijn wel woorden uit een ver verleden, waarin men zich de werkelijkheid heel anders voorstelde dan dat wij dat vandaag de dag doen. Tóch blijft de vraag of het levensgevoel dat eruit spreekt voor ons van betekenis kan zijn.

Wij hebben misschien moeite met de woorden "wat boven is". Omdat ons wereldbeeld niet meer bestaat uit een gebouw van drie etages. Sedert Copernicus heeft bewezen dat de aarde een bol is kregen we moeite met 'de onderwereld' en 'de hel'. Met de ontwikkeling van de ruimtevaart krijgen we moeite met 'de hemel' als plaats daarboven. Maar dat alles neemt niet weg dat we allemaal ervaring hebben met verborgenheid, met mysterieuze dragende krachten, met richtinggevende gebeurtenissen, waarvan we vaak pas achteraf gaan onderkennen wat die met ons hebben gebdaan.

Het lijden gaat voorbij. En kan soms plaats maken voor nieuwe betekenissen. We zeggen dan: op Goede Vrijdag volgt Pasen. En dat is wat we vandaag vieren: de overwinning van het licht op de duisternis. Durven we daarop vertrouwen? Daaruit te leven? Dan kunnen we misschien ook volmondig de opwekkende uitnodiging aanvaarden van de dichteres, die ooit schreef:

Sta met mij in de tuin van heden
vang het licht zolang het is
roep het donker niet, het komt
vanzelf. Spreek niet van verleden,

leg op de toekomst geen beslag.
Zie deze dag als aanvang,
belofte voor wellicht een nieuw
begin. Ontwaar de glans en kom

mij daarin nader, geef dit moment
tot in de kleinste ruimte zin.


                                                (Marijke van Hooff)
AMEN.


DE LEZINGEN:
Psalm 110:1
'Tijding van de ENE aan mijn heer:
zet je aan mijn rechterhand,
tot ik je vijanden heb gezet als een bank onder je voeten!'

* Johannes 20: 1-8
Vroeg op de eerste dag van de week, toen het nog donker was, kwam Maria uit Magdala bij het graf. Ze zag dat de steen van de opening van het graf was weggehaald. Ze liep snel terug naar Simon Petrus en de andere leerling van wie Jezus veel hield, en zei: 'Ze hebben de Heer uit het graf weggehaald en we weten niet waar ze hem nu neergelegd hebben.' Petrus en de andere leerling gingen op weg naar het graf. Ze liepen beiden snel, maar de andere leerling rende vooruit, sneller dan Petrus, en kwam als eerste bij het graf. Hij boog zich voorover en zag de linnen doeken liggen, maar hij ging niet naar binnen. Even later kwam Simon Petrus en hij ging het graf wèl in. Ook hij zag de linnen doeken, en hij zag dat de linnen doek die het gezicht van Jezus bedekt had niet bij de andere doeken lag, maar apart, opgerold, op een andere plek. Toen ging ook de andere leerling, die het eerst bij het graf gekomen was, het graf in. Hij zag het en geloofde.

* Johannes 20: 11-18
Maria stond nog bij het graf en huilde. Huilend boog ze zich naar het graf, en daar zag ze twee engelen in witte kleren zitten, één bij het hoofdeind en één bij het voeteneind van de plek waar Jezus had gelegen. 'Waarom huil je?' vroegen ze haar. Ze zei: 'Ze hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet waar ze hem naartoe gebracht hebben.' Na deze woorden keek ze om en zag ze Jezus staan, maar ze wist niet dat het Jezus was. 'Waarom huil je?' vroeg Jezus. 'Wie zoek je?' Maria dacht dat het de tuinman was en zei: 'Als u hem hebt weggehaald, vertel me dan waar u hem hebt neergelegd, dan kan ik hem meenemen.' Jezus zei tegen haar: 'Maria'. Ze draaide zich om en zei: 'Rabboeni!' (Dat betekent 'meester'.) 'Houd me niet vast,' zei Jezus. 'Ik ben nog niet opgestegen naar de Vader. Ga naar mijn broeders en zusters en zeg tegen hen, dat ik opstijg naar mijn Vader, die ook jullie Vader is, naar mijn God, die ook jullie God is.' Maria uit Magdala ging naar de leerlingen en zei tegen hen: 'Ik heb de Heer gezien!' En ze vertelde alles wat hij tegen haar gezegd had.

Kolossenzen 3: 1-4
Als u nu met Christus uit de dood bent opgewekt, streef dan naar wat boven is, waar Christus zit aan de rechterhand van God. Richt u op wat boven is, niet op wat op aarde is. U bent immers gestorven, en uw leven ligt met Christus verborgen in God. Wanneer Christus verschijnt, ons leven, dan zult ook u met hem in luister verschijnen.

Terug naar het begin van deze pagina


Terug naar de REGISTERS.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2012.