Ter inleiding een paar kanttekeningen bij de beeldtaal van ikonen.
1. We zien een houten rand. De afbeelding zelf is verdiept. Dat is
waarom men over ikonen wel spreekt als 'vensters op de eeuwigheid.
Wat we zien is dus niet de zintuigelijke werkelijkheid maar een
poging om de verborgenheid, waar taal ontoereikend is, te verbeelden.
In een bekend gebed van de ikoonschilder wordt dit als volgt verwoord:
"Wij danken U dat wij mogen proberen om uit aarde aan Uw goddelijke stroom
licht en lucht te geven. In onze onwetendheid omtrent Uw verschijning
zal het niet meer zijn dan een schamel pogen. Maak ons bewust van Uw genade,
die Gij ons wilt schenken bij het vervaardigen van deze ikoon, die getuigt
van Uw heil". Ook de beeldtaal is dus niet toereikend om het heil te vatten.
Maar de overtuiging is dat zien, 'schouwen' (dat is 'zien' met de ogen van
het hart) meer openbaart dan horen. Wie wil mediteren met ikonen wordt dan
ook uitgenodigd tot dit 'zien met de ogen van het hart'.
2. De Oosters Orthodoxe traditie leert dat ikonen 'leven': daarmee wordt
aangegeven dat er iets van uitgaat naar degene, die hen aanschouwt. Dat
betekent dat elke meditatie in zekere zin een momentopname is; een nieuwe
confrontatie met dezelfde ikoon kan geheel nieuwe ervaringen oproepen. Dat
betekent dat zo'n meditatie niet een uitleg is van de beeldtaal van de
betreffende ikoon. Dat wil overigens niet zeggen, dat er in de afbeeldingen
geen gebruik is gemaakt van symboliek. Maar symbolen zijn gelaagd: dat wil
zeggen dat een symbool doorgaans diverse betekenissen tegelijk kan hebben.
3. Een wezenskenmerk van ikonen is dan ook dat er bij de vervaardiging ervan
gebruik is gemaakt van kleurstoffen, die gewonnen zijn uit de natuur.
Uitzonderingen daarop zijn het goud en het zwart. Het is een ongeschreven
afspraak dat het goud verwijst naar het (hemelse) licht en het zwart naar
het ontbreeken daarvan. Anders gezegd: de duisternis is daar waar God afwezig
is. God is goed; en het kwaad bestaat niet: het kwaad is alleen daar waar het
goede ontbreekt. Je zou kunnen zeggen dat daar de schepping nog niet is begonnen.
Innige verbondenheid: twee hoofden en de handen, die met elkaar zijn verweven.
Zoals een moeder haar kind koestert, zo koestert de geloofsgemeenschap het
mysterie dat haar is toevertrouwd. Het mysterie van een nieuw begin. Is niet
de grond van het evangelie de boodschap dat er altijd weer toekomst is? Een
nieuwe mogelijkheid? Een nieuw begin? Zoals ook het Jezuskind voor velen een
nieuw begin was. En - na al het lijden - er toch weer iets nieuw opbloeide?
Een opgerold stuk perkament vormt het centrum. Wat is de boodschap? Wat heeft
dit kind de wereld gebracht? Pas achteraf, als het leven van een mens is voltooid,
wordt vaak pas duidelijk wat iemand voor je heeft betekend. De overledenen zijn
niet weg: ze leven voort in herinneringen en verhalen. En vaak pas achteraf ga
je de patronen ontdekken; daarvoor is een zekere afstand nodig. Pas in het
licht van de herinneringen word je gewaar wat iemand met je heeft gedaan. Hoe je
werd geraakt, gevormd, verwond.
Wie zeg ik dat hij is, dit goddelijk kind? Koning? Priester? Herder? Leidsman?
Rechter? Bevrijder? 'Zoon des Mensen'? Of ben ik er nog niet uit? Wat ik weet
is dat hij uit mijn leven niet weg te denken is. Steeds weer komt hij terug op
mijn weg met die vraag: wie ben ik volgens jou? Wie ben ik voor jou? Wie kan
ik voor je zijn?
In het goud staan letters gebeiteld: de Godsnaam ('HO OON' = JHWH). Sedert de
smartelijke dood en de verrijzenis heeft de Heilige Geest bewerkstelligd dat
veel mensen Jezus hebben geïdentificeerd met God. Vanuit dat geloof kunnen
ze ook tot Jezus bidden. Voor mij is hij tot dusverre vooral de reisgenoot op
de weg: solidair, nabij, trouw, heilig, voorbeeldig: een exponent van de verborgen
waarheid, grond van het menselijke bestaan.
Reactie? Zend een E-mail
Meer weten over deze website?
Ga terug naar de TITELPAGINA
of naar de INHOUD