De natuur als vindplaats van God
Er bestaat een meningsverschil over de vraag of God zich laat vinden in de natuur:
sommigen houden het erop dat de natuur Gods schepping is, en dat hij daarin niet
te vinden is. Anderen zien in het ondoorgrondelijke van de natuur nu juist het bewijs
dat God alom tegenwoordig is, en dus ook aanwezig in de natuur. In het volgende gedicht
wordt gesuggereerd dat er van God een kracht uitgaat die via de natuur op ons inwerkt:
Er is iets in de dingen dat ontroert:
het is de schoonheid niet der bloemen,
noch het glanzen van een blad, noch 't roepen
van de roerdomp in de nacht.
Het is daarin, maar ook daarachter en daarboven
en daaronder, dieper in de grond, die warm en
geurig is als vers gebakken brood.
Het zijn de sappen die onzichtbaar blijven,
diep in de wortels en het hart waarin
het leven roert.
Het zijn de klanken en geluiden die een kind
kan horen als het zijn oor te luisteren legt
dicht aan de grond.
Het is het trillen van de wingerdrank wanneer
uw hand haar aanraakt, en het beven van de
kever op het blad, dat groeit en zwelt.
Het is het dons der distelbloemen en de pijn der
wonden die uw vlees doorsplijt.
Het zijn de tekenen van Gods aanwezigheid.